hebben hierop betrekking. Ik wil deze hoofdstukken echter eerst even terzijde leggen en zal nader ingaan op het tweede gedeelte, dat gaat over het bestuursprimaat Het rapport Een goede raad beveelt aan om het beleid erop te rich ten dat de monistische structuur van het gemeentebestuur wordt hersteld en het bestuursprimaat bij de gemeenteraad wordt teruggebrachtDaarbij wordt onder andere naar voren gebracht dat de politieke bruikbaarheid van het gemeentelijk beleidsplan verhoogd zou kunnen worden. Voor ik hierop inga, wil ik eerst iets zeggen over de positie van de gemeenteraad. De positie van de gemeenteraad is ten aanzien van het besturen van de gemeente formeel in elke gemeente dezelfde. De reële bestuurstaak wordt natuurlijk omvangrijker en gevarieerder naarmate de omvang van de gemeente groter wordt. Het bestuurlijk antwoord op toe nemende complexiteit is tot nu toe meestal een steeds verder doorgevoer de bureaucratisering geweest. Een neveneffect hiervan is weer dat de beleidsvoorbereiding sterk vertechniseert en dat het besluitvormings proces ondoorzichtig wordt. Hierdoor verliezen de bestuurders hun greep op de beslissingen, terwijl de gemeentelijke beslissingsruimte toch al steeds verder wordt ingeperkt door allerlei centralistische tendenzen en een steeds grotere financiële afhankelijkheid van de centrale over heid. Bovendien fungeert het ambtenarencorps vaak als een neutraliseren de buffer tussen bestuurders en bestuurden. Het gedepolitiseerde karakter van het bestuur ondermijnt de mogelijkheden tot echt inhoudelijke demo cratische controle op het gevoerde beleid en verkleint de beïnvloedings kansen voor de burgers op het te voeren beleid. Het democratische prin cipe wordt teruggebracht tot de mogelijkheid om eenmaal in de vier jaar een stem uit te brengen. Vooral na de afschaffing van de opkomstplicht is duidelijk gebleken dat veel burgers zelfs deze mogelijkheid ongebruikt laten. De politieke partijen kunnen de burgers vaak al niet meer active ren en mobiliseren tot die vorm van participatie die de minste inspanning en betrokkenheid vereist, namelijk het stemmen. In dat verband wil ik iets zeggen over het politiseren en welke waar de men daaraan kan hechten, juist ook met betrekking tot de politieke bruikbaarheid van het gemeentelijk beleidsplan. Ik weet dat er binnen de PvdA een studie heeft plaatsgevonden, waarbij "politisering" en "program colleges" trefwoorden waren. Een zekere mate van politisering van het gemeentelijk en provinciaal bestuur was inderdaad geen luxe, maar ook hier is het betere de vijand van het goede. Politisering mag geen doel op zichzelf zijn, want dan kan het partijbelang - bij voorbeeld het stre ven naar polarisatie - gemakkelijk in strijd komen met het algemeen belang De marge tussen politisering en een verpolitiekt bestuur is akelig smal. Bovendien heeft de gemeenteraad een andere positie dan het parlement. De gang van zaken bij het formeren van meerderheidscolleges, onder andere in 1974» en de toestanden die daarna zijn opgetreden in enkele gepolitiseerde gemeenteraden - Amsterdam en Leiden - kunnen beter worden aangemerkt als verzieking dan als verdieping van de gemeentelijke demo cratie. (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: En de hele Teluwe dan?) Daarmee is het instituut van programcollegesiets waarvoor het CDA zich ook heeft uitgesproken, echter niet veroordeeld. Een ander punt dat binnen de PvdA speelt, is het zogenaamde terug- roepingsrechtDit is naar mijn idee een twijfelachtig sluitstuk van het socialistische streven naar vergroting van de gemeentelijke democra tie en naar meer zeggenschap van de plaatselijke kiezer over het gemeen tebeleid. De kiezer komt immers niet te pas aan de terugroepingsprocedure Het partijkader maakt voor de kiezers uit of hun vertegenwoordiger zijn zetel op moet geven. Dit noemen wij een dubieuze vorm van democratie, nog afgezien van de publiekrechtelijke vraag of een terugroepingsrecht er daadwerkelijk toe kan leiden dat een volksvertegenwoordiger zijn zetel moet opgeven. In dit verband heb ik nog een vraag over de status van de fractie assistent. Op bladzijde 9 wordt deze persoon ook aangehaald. Op de rijks begroting en op een aantal begrotingen van gemeenten wordt inderdaad geld uitgetrokken om een fractie-assistent aan te stellen. Wetenschappelijke instituten van partijen ontvangen subsidies van het rijk, omdat het hun taak is de burgers te begeleiden op de weg naar een ontwikkeld staats burgerschap, zonder hetwelk democratie een farce is. Verder rijst de vraag of en in welke mate politieke partijen, die het democratisch bestel dragen, zouden kunnen worden gesubsidieerd. Een vraag, die in eerste in stantie niet direct valt te beantwoorden. Er moet wel wat voor de burger overblijven, want hij is het die de op een na beste bestuursvorm in stand houdt. Daarvoor moet hij iets en zelfs veel over hebben, niet alleen in geld. Hoe stelt men zich overigens de status van zo'n fractie-assistent voor? Moet hij fulltime functioneren? Gaat de gemeente hiervoor gelden uittrekken? Ik denk hierbij aan enkele moeilijke situaties die zich dan kunnen voordoen. Het kan zo zijn dat de fractie-assistent aan de ene kant ambtelijk werk kan verrichten wanneer het om een parttime baan gaat. Aan de andere kant kan hij politiek werk doen. Wat gebeurt er, wanneer een fractie-assistent verdwijnt en bij voorbeeld voorgoed in dienst van een gemeente komt? Het lijkt mij dat dit de verhouding met ambtenaren kan verzieken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 5