24
De heer De Jong: Punt 10 van deze raadsbrief gaat over het verbeteren van de verkeersveiligheid
op het Zuiderplein door het aanbrengen van een aantal markeringen en geleiders. Ook vanuit onze
fractie is aandacht gevraagd voor het Zuiderplein. Wij weten dat het bureau Dwars, Heederik en Ver-
hey een onderzoek instelt. Wij weten ook dat men ermee bezig is de moeilijke situatie op het Zuider
plein voor het fietsverkeer te verlichten, denk aan de brug Blokhuisplein-Zuiderplein. Deze brug
heeft reeds voorrang, maar onze fractie wil ervoor pleiten om de aanleg van deze brug met nog meer
voorrang te doen plaatsvinden, opdat het Zuiderplein veel eerder wordt aangepast. (De heer Ten Brug
(weth.): De brug had er gisteren moeten liggen, wilt u zeggen.) Wij wilden gewoon als fractie bena
drukken dat wij het erg nuttig vinden als die brug er zo spoedig mogelijk kan komen. De brug had er,
vandaag gezegd, misschien gisteren al wel moeten liggen.
De heer Van der Wal: Wij gaan akkoord met deze voorlopige selectie van knelpunten uit een groot
aantal andere knelpunten. In dat verband wil ik nog noemen de toestand op de Pieter Stuyvesantweg
en de spoorwegovergang in die buurt. Wij kunnen niet alles tegelijk. Ik ben het eens met de sugges
tie van de heer Janssen om jaarlijks enkele knelpunten aan te pakken. Dat houdt dan wel in dat de
financiering van het aanpakken van de knelpunten geregeld moet zijn. Het lijkt mij een goed idee
om bij het volgende beleidsplan te overwegen of daarvoor niet een apart fonds kan worden ingesteld.
Zoals ik ook in de commissie heb gezegd, wil ik de aandacht vestigen op een voor het fietsverkeer
irritant puntje, namelijk de afrit van de Beursbrug naar de Weaze. Deze afrit moet worden vervroegd.
De realisatie hiervan kost niet zo veel. Een fietser, die naar de Weaze wil, moet nu nog steeds af
stappen. Als dat ook even kan worden meegenomen, zijn wij helemaal tevreden.
De heer Rijpma (weth.): Ik heb nogmaals kennis genomen van de cri de coeur van de heer De
Jong. (De heer De Jong: Ik zei het namens de fractie.) Ook dat heb ik waargenomen. De suggestie
van sommigen om jaarlijks een miljoen beschikbaar te stellen in het beleidsplan ten behoeve van de
verbetering van knelpunten voor het fietsverkeer, zal ik graag bij de gelegenheid die mij dan zeker
wordt geboden bepleiten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 12 (bijlage no. 208).
De heer Geerts: Bij dit agendapunt wordt een krediet gevraagd om de verbouwing van de Prins
Frederikkazerne voor te bereiden. Er wordt, met andere woorden, een krediet gevraagd om een pro
gram van eisen op te stellen. Een dergelijk program lijkt ons toch erg samenhangen met de vraag wel
ke diensten in dat gebouw zullen worden gehuisvest. Voor zover wij weten is daarover echter niets
bekend. Is het dan wel mogelijk om zo'n program van eisen op te stellen, terwijl essentiële zaken
als de vraag welke diensten er gehuisvest worden - deze diensten zullen toch hun eigen specifieke
wensen hebben - nog niet bekend zijn?
De heer Van der Wal: Wij willen dezelfde vraag stellen. Een andere vraag is deze. In de verga
dering van de Commissie voor openbare werken en de Commissie voor de financiën heb ik wat kriti
sche geluiden laten horen over dit voorbereidingskrediet van maar liefst een half miljoen gulden. In
het gemeenteapparaat worden renovatiebedragen genoemd die variëren van twintig tot dertig miljoen.
Ik heb alweer een hogere prijs horen noemen. Dit houdt in dat aan jaarlijkse kapitaal lasten voor de
huisvesting van twee diensten een drie tot drieënhalf miljoen per jaar aan extra huisvestingslasten
zal moeten worden gespendeerd. Ik vind dit zulke grote bedragen dat die zeker in het beleidsplan
moeten worden bekeken. Vooruitlopend daarop is mijn fractie voorlopig niet bereid om nu al voor
de "ruilverkaveling van de gemeentelijke diensten", om het zo maar even te noemen, een half mil
joen voor dit project uit te trekken. Op grond van deze overweging zal mijn fractie op dit moment
tegen dit voorbereidingskrediet stemmen.
Mevrouw De Jong: Het is nog niet bekend welke gemeentelijke diensten in de kazerne zullen wor
den gehuisvest. Er wordt een voorbereidingskrediet van een half miljoen gevraagd. Bij de behandeling
van de plannen voor Camminghaburen heb ik de wethouder horen zeggen dat er soberheid moet wor
den betracht. Uit de raadsbrief kan ik niet opmaken of het college van plan is al bij voorbaat aan het
bouwteam de mededeling te doen dat er een bepaalde soberheid moet worden betracht, dat er een be
paald plafond is in de te besteden kosten. Ik heb geen idee waaraan het college denkt bij deze ver
bouwing, ik weet alleen dat het een zeer omvangrijke operatie is. Ik zou graag een bepaalde raming
willen horen. Denkt het college aan een plafond in de kosten en hoe hoog is dat plafond?
De Voorzitter: Voordat wethouder Rijpma het woord krijgt over het voorbereidingskrediet zelf, wil
ik even de financiële consequenties behandelen. Wij zitten voor een groot dilemma, zoals u ook aan
deze raadsbrief heeft kunnen zien. Wij beseffen dat het college moet komen met een beeld, niet al
leen van de kazerne, maar ook van de wijzigingen die de komende jaren moeten plaatshebben in de
huisvesting van de secretarie en de diensten. Een aantal zaken is als een klit met elkaar verbonden.
Wij hebben een werkgroep die reeds met deze kwestie is begonnen. Het is geen sinecure om er uit te
komen
U vindt in de raadsbrief dat wij bij het eerstvolgende beleidsplan komen met een duidelijk inzicht
van wat wij ons voorstellen dat er met de verschillende diensten in de komende jaren moet gebeuren
alsmede met de financiële consequenties. Wij zullen er dan ook voor zorgen dat dit wordt ingepast in
een sluitend beleidsplan. Als dat niet het geval zal zijn, dan zullen wij u enkele alternatieven voor
leggen waaruit moet worden gekozen, om toch weer met een sluitend beleidsplan te komen. Wij be
seffen dat wij niet verder kunnen springen dan de polsstok lang is. Welke verschuivingen op grond
daarvan moeten plaatshebben, weten wij op dit ogenblik ook nog niet. Het enige dat ons duidelijk
het geval lijkt te zijn, is dat in ieder geval de kazerne moet worden gebruikt voor huisvesting van de
DSO. De beslissing daartoe heeft de raad ook al genomen. De huisvesting van de DSO in de kazerne
moet dan nog worden aangevuld met iets anders, waarbij onze eerste gedachten uitgaan naar de GSD
- dat is niet nieuw voor de raad -, maar waarover de raad heeft gezegd geen uitspraak te willen doen.
Wij zijn ook niet van plan om zodanige voorbereidingen te treffen dat de raad daarmee klem wordt gezet.
Wij hopen dus dat de raad straks een beslissing kan nemen over de huisvesting in de kazerne van de DSO,
plus "x", aannemende dat wij de totaliteit van de huisvesting van de diensten kunnen inpassen in het
beleidsplan. Dit is het beeld en ik zou graag willen dat u in dat kader dit voorbereidingskrediet be
schikbaar stelt.
Geachte leden van de raad, wij kunnen ons niet permitteren om te stoppen, wij moeten wel door
werken, er moet iets gebeuren. Als u het voorbereidingskrediet niet wilt verstrekken, dan betekent
dit meteen dat wij moeten stoppen en geen streep verder komen. Dit ter toelichting.
De heer Rijpma (weth.): Het is strikt noodzakelijk dat het gebouw op al zijn plussen en minnen
wordt geïnventariseerd. Hoewel op dit moment al wel vaststaat dat de Dienst Stadsontwikkeling plus
de GSD in de kazerne kunnen worden gehuisvest, is het heel goed mogelijk om naast de Dienst Stads
ontwikkeling een andere dienst erin te huisvesten. Fundamenteel is dat het gebouw geschikt wordt ge
maakt als kantoorgebouw, dat er voldoende licht is, dat een en ander voldoende geluiddempend wordt,
dat het gebouw voldoende warmte-isolerend is en dat er aan het monument voldoende zorg wordt besteed.
Als dat alles is bekeken, dan komen soberheid en doelmatigheid het eerst om de hoek kijken.
Mevrouw De Jong: Punt 2 van het besluit, behorende bij dit raadsvoorstel, luidt: "(besluit) gelet
op de aard van het gebouw deze verbouwing onderhands aan te besteden." Ik vind dit een vooruitlo
pen op een besluit dat nog moet vallen. De wethouder was voorzichtiger in zijn formuleringen dan
de formulering in de raadsbrief is.
De heer Rijpma (weth.): De beslissing tot onderhands aanbesteden is heel duidelijk met de Com
missie voor openbare werken doorgepraat. Een onderzoek, zonder dat daarbij deskundigen uit de bouw
wereld zijn betrokken, is irreëel. Als deze deskundigen erbij worden betrokken, dan ligt het voor de
hand dat deze deskundigen de eerste keuze krijgen. Dat betekent dat de raad in principe moet instem
men met een onderhandse aanbesteding. Er staat natuurlijk een afstandsbepaling in de overeenkomst.
Als wij dus met belanghebbende niet tot overeenstemming kunnen komen, dan staat het ons alsnog vrij
om een andere wijze van aanbesteding te volgen.
Mevrouw De Jong: Ik wens evenals de fractie van PAL geacht te worden tegen het gehele besluit
te hebben gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer
P.D. van der Wal, mevrouw J. van der Werf en mevrouw J. de Jong wensen te worden geacht tegen
te hebben gestemd.
Punt 13 (bijlage no. 204).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.