groot is, een voorlopige opvoering van het percentage kleine woningen in de nieuwbouw van Cam-
minghaburen wettigt. Wij lopen daarmee geen risico. Of dit percentage in de toekomst nog meer zal
moeten worden opgevoerd, daarvoor hebben wij veel concreter cijfers nodig.
De heer Rijpma (weth.): De kwestie van de bezitswoningen is wat weggezakt tussen allerlei be
slommeringen. Wij hebben een paar weken geleden met de Raad voor de Volkshuisvesting afgesproken
dat wij de zaak weer boven tafel zullen halen en dat wij op korte termijn een visie daarop zullen ge-
\/on
De Voorzitter: Ik constateer dat wij de discussie kunnen afsluiten. De heer Van der Wal en me
vrouw Van der Werf hebben een motie ingediend, waarin na de gebruikelijke inleiding staat dat de
verdeling van het aantal te bouwen woningen in het zuidelijk plandeel van Camminghaburen over de
financieringssectoren woningwet-, premie- en vrije sector vastgesteld moet worden op 40%, 40% en
20%. Ik breng allereerst deze motie in stemming.
De motie van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf wordt verworpen met 32 tegen 2
stemmen
De Voorzitter: Naar aanleiding van de gevoerde discussie en het gestelde in de laatste alinea van
het ontwerp-besluit stel ik voor dat in de nota, die een onlosmakelijk geheel vormt met het ontwerp
besluit, wordt opgenomen dat de deelgebieden VIII, IX en XI in eerste instantie worden uitgevoerd
en deelgebied X in aansluiting daarop. Deze correctie zal in de nota worden aangebracht en is daar
mee een onderdeel geworden van het besluit dat de raad neemt. Met inachtneming van deze correc
tie breng ik het voorstel van b. en w. in stemming.
De heer Van der Wal: Mijn fractie wenst geacht te worden tegen punt 2 van het besluit, de ge
wijzigde werkwijze, tegen de verdeling over de financieringssectoren (bladzijde 20 van de nota) en
tegen de eenzijdige inrichting van deelplan XI waar het de waterbuurt betreft gestemd te hebben.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter aangevulde voorstel van
b. en w. met aantekening dat de heer P. D. van der Wal en mevrouw J. van der Werf wensen te worden
geacht tegen punt 2 van het besluit te hebben gestemd en eveneens tegen de door de heer Van der Wal
genoemde onderdelen van de Nota zuidelijk plandeel Camminghaburen.
De Voorzitter: Overigens kan ik de raad meedelen dat wij natuurlijk ons uiterste best zullen doen
om een aansluiting te krijgen wat de Spoorwegen betreft tussen Camminghaburen en Hemrik. Dit hoeft
niet in het besluit te worden opgenomen, maar die toezegging hebt u stellig.
Verder stel ik voor met de behandeling van punt 9, de Nota inzake het welstandstoezicht, te
wachten tot na de pauze. Ik stel derhalve aan de orde punt 10, preadvies omtrent het verzoek van
bewoners van de Van Cronenburchstraat e.o. om invoering van een aantal maatregelen in verband
met de verkeers- en parkeerproblematiek in deze buurt.
Punt 10 (bijlage no. 199).
De heer Van der Wal: Over het algemeen zijn wij het eens met het antwoord van het college op
de suggesties, genoemd onder a en b, van de bewoners van de Van Cronenburchstraat e.o. In ant
woord op de suggestie c staat echter: "Het invoeren van een snelheidsbeperking, in welke straat dan
ook, stuit eveneens op juridische bezwaren, omdat dit wettelijk slechts mogelijk is in de vorm van
een tijdelijke maatregel. Men kan echter ook wel op een andere manier dan met borden de snelheid
van het verkeer in een straat beperken. Dit kan zelfs gebeuren door tijdelijke maatregelen, door bij
voorbeeld de straat zo in te richten dat het verkeer enigszins zig-zag moet rijden. Daarmee wordt de
snelheid ook beperkt. Deze oplossing zal waarschijnlijk niet op juridische bezwaren stuiten. Ik wil
ervoor pleiten om een dergelijke mogelijkheid nader te bekijken en eventueel snel in te voeren.
Mevrouw De Jong: Ik sluit mij bij de woorden van de heer Van der Wal aan.
15
De heer Rijpma (weth.): Een en ander loopt vooruit op de problematiek die in de gehele wijk aan
wezig is. Naar mijn mening moeten wij de herinrichting van de straten doen plaatsvinden op het mo
ment dat de raad het voorstel tot herinrichting van het totale gebied voor zich heeft en mogelijkerwijs
aanvaardt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21 .20 uur, de vergadering.
Punt 9 (bijlage no. 159).
£>e Voorzitter: Dit punt, de Nota inzake het welstandstoezicht, is in de vorige raadsvergadering
aangehouden
Mevrouw Visscher—Bouwer: De Nota inzake het welstandstoezicht beoogt het ombouwen van het
huidige welstandstoezicht tot welstandszorg. De nota gaat in op vele aspecten en heeft mijns inziens de
intentie om inderdaad het thans bestaande welstandstoezicht op verschillende punten te verbreden.
Hiermee wil men meer naar buiten treden, zodat het beeld van het welstandstoezicht naar de burger
toe verbetert.
Een belangrijk aspect is ook de onafhankelijkheid van het welstandstoezicht. Dit aspect hangt
onder andere samen met de samenstelling van deze commissie. De kring waaruit men deskundigen kan
betrekken is niet zo groot. Wij betreuren het dan ook dat niet een poging is ondernomen het welstands
toezicht op een grotere, namelijk provinciale of regionale, schaal op te zetten. Het college stelt nu
dat het Oversticht en de nieuwe provinciale opzet van Friesland voor Leeuwarden niet gewenst is,
niet passend is voor Leeuwarden. Naar mijn mening had Leeuwarden bij wel toetreden echter een bij
drage kunnen leveren voor het tot stand brengen van een provinciale of regionale opzet waarin deze
gemeente zich wel had kunnen vinden. Als gemeente Leeuwarden zijn wij ook voor regionalisatie.
Waarom is thans dan zelfs geen poging ondernomen? Onzes inziens was hier een kans geweest voor
een mogelijk grotere onafhankelijkheid van de deskundigen.
In dit verband schrijft het college over de autonome taak van de gemeente. Echter, niet het feit
hoe een commissie is samengesteld en waar zij zetelt bepaalt de autonomie van de gemeente, maar
het vragen van advies en daarna de vrijheid om het advies al of niet op te volgen, laat de autonomie
bij de gemeente.
Ik zal nu ingaan op enkele punten van de raadsbrief. In sub a, welstand en stedebouw, stelt het
college, in antwoord op diverse reacties over het tijdstip van inschakeling van de commissie, dat het
niet pas in het stadium van overleg van artikel 8 met plannen komt maar ook eerder, namelijk in het
stadium van tot stand gekomen rapporten en structuurmodellen. Ik begrijp echter uit reacties van de
commissie zelf, van de BNA en van de directeur Stedebouw dat men vindt dat er plannen om advies
worden voorgelegd op een moment dat moeilijk nog een wezenlijke inbreng kan worden geleverd.
Mijn fractie pleit er dan ook nadrukkelijk voor aan de gestelde wens van het eerder inschakelen van
de commissie tegemoet te komen.
Vervolgens sub b, de subcommissies. Op bladzijde 27 van de nota, punt f, wordt ingegaan op de
organisatie van deze commissies. Ook met betrekking tot deze commissies bestaan verschillende me
ningen. Het college stelt voor dergelijke commissies mogelijk te doen zijn middels de verordening,
maar dat nu nog niet te doen. De verordening moet dus volgens het college zodanig worden gemaakt
dat subcommissies ingesteld kunnen worden. Ons lijkt het instellen van subcommissies zinvol als het
om studie gaat. Mijn fractie vindt echter wel dat de eindbeslissing moet worden genomen in de vol
tallige commissie. Dit om de multifunctionaliteit te waarborgen en om een onzes inziens zuiverder ad
vies te kunnen uitbrengen. Wij willen uitdrukkelijk in de verordening opgenomen zien dat de beslui
ten in de voltallige commissie worden genomen.
In de samenvatting op bladzijde 27 van de nota schrijft het college: "De nieuw te vormen commis
sie welstandszorg te verdelen in subcommissies, in die zin dat het gehele welstandsbeleid een taak
blijft van deze nieuwe commissie, maar het feitelijke werk wordt verricht in de uit deze commissies
in te stellen subcommissies." Ik kan hieruit niet opmaken waar in de visie van het college het be
sluit valt. Als het besluit in de voltallige commissie valt, nadat de subcommissies studie hebben ver
richt, dan gaan wij met het gestelde akkoord. Als echter wordt bedoeld dat ook de subcommissies be
sluiten nemen - ik heb het dan over belangrijke zaken en niet over detail-kwesties -, dan gaan wij