De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenote. Als men werkelijk voor de keus staat om iets aan een woningnood te doen of een overbodige parkeergelegenheid te creëren, dan lijkt mij die keus niet moeilijk. Een en ander nog afgezien van de economische bezwaren. Op het ogenblik zit het ge bied al met een boekwaarde van drie miljoen en dat lijkt mij voor een parkeergarage erg hoog. De rioleringsnormen zijn te hoog, zoals ook de heer Schaafsma al heeft gezegd. Ik sluit mij aan bij zijn opmerkingen in dezen. Niet alleen kost ons het voldoen aan deze normen meer geld, maar ook zullen de sleuven dieper en vooral breder moeten worden. Onze hele binnenstad wordt, ook met lagere normen, al helemaal overhoop gehaald. Met hogere normen zal dit alleen maar erger worden. Ook om die reden is het gewenst om daarop niet in te gaan. In de vergadering van de Commissie voor de ruimtelijke ordening zijn enkele punten aangedragen die later door de wethouder als "foutjes" zijn aangeduid die te wijten zouden zijn aan de grote haast die is betracht. Men vraagt zich wel af hoe de lezer van het rapport kan weten of iets nu een "foutje", een "grapje" of "bewust beleid" is. Ik noem een voorbeeld. Op kaart 05 wordt aan het stadhuis een cul turele functie gegeven, terwijl Hippo wel in de tekst wordt genoemd maar niet op de kaart staat. In het licht van de besprekingen die wij bij agendapunt 3 hebben gevoerd, kan men zich afvragen of dit zomaar een foutje is. In ieder geval vind ik dit een foutje dat met een erratum bij dit rapport moet worden hersteld. Ik heb mijn twijfels aan de fasering op bladzijde 7 van de raadsbrief al uitgesproken. Behalve de contingentering is er ook nog de coördinatie tussen de ministeries die veel te wensen overlaat. Als dat zo blijft, dan wordt meteen de fasering om zeep geholpen. Wat dat betreft kunnen wij echter niet veel anders doen dan er slechts het beste van hopen. Mevrouw De Jong: Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor deze uitvoerige nota. De nota vertaalt op heldere wijze de eerder genomen beslissingen. Zoals hier al eerder is opgemerkt, komt de woonfunctie er erg bekaaid af. Ik ben ook van mening dat de Amelandsstraat eerder een woonfunc tie toekomt, hoewel ik het accent wat anders leg. Om een binnenstad leefbaar te maken - wij willen immers ook dat de binnenstad haar woonfunctie terugkrijgt - ben ik van mening dat de binnenstad zo veel mogelijk verkeersluw moet worden. In ieder geval moet er geen doorgaand autoverkeer zijn. Om dat te bereiken is er naar mijn mening beslist wel parkeergelegenheid nodig, die ik veeleer gereali seerd zou willen zien op het oude Frigas-terrein nabij het Hoeksterpad dan in de Amelandsstraat. Voor deze straat dus een woonfunctie. Ik vind dat het parkeren in de binnenstad zelf ruim is bemeten. Ik wil duidelijk een scheiding aan brengen tussen parkeerruimte in de binnenstad en parkeerruimte ten behoeve van de binnenstadbewoners. Zeker als ik een en ander afmeet aan de gedachte speelruimte. Wij willen de binnenstad een woonfunc tie geven en dan is ook speelruimte hier heel nauw bij betrokken. Ik vind de speelruimte wel erg schril afsteken bij de enorm ruim bemeten parkeerplaatsen. Met betrekking tot het terrein van het huis van bewaring ben ik van mening dat wij van de oor spronkelijke plannen moeten blijven uitgaan. Terecht gaat u ervan uit dat het doorgaand verkeer moet worden geweerd, maar ik ben met de heer Van der Wal van mening dat tevens betere voorzieningen voor het langzaam verkeer moeten worden getroffen. Dat mis ik toch wel enigszins in het rapport. De heer Rijpma (weth.): De ISR-problematiek valt in tweeën uiteen, namelijk de aanwijzing en de uitvoering. Er zijn telkens twee besluiten nodig. Deze besluiten kunnen wel in één keer worden genomen, maar dat is bij de binnenstad niet het geval. Ik meen dan ook dat er vrij veel opmerkingen zijn gemaakt die beter op 23 juni kunnen worden gemaakt, want op die datum krijgt u in deze raad de uitvoeringsplannen voor het oostelijke stadsgebied. Het stuk dat nu in uw bezit is, geeft in grote lijnen de beslissingen die in het verleden zijn genomen weer. Ik geloof niet dat het nu de plaats en de tijd is om wijzigingen voor te stellen in besluiten die de raad in het verleden heeft genomen. Ik noem een voorbeeld. Als u wilt dat de "P" van de Amelandsstraat verdwijnt, dan zult u dat niet nu moeten vaststellen maar bij de vaststelling van het bestemmingsplan c.q. het uitvoeringsplan van dit gebied. Wij hebben hier uitvoerig gediscussieerd over het ontwerp-bestemmingsplan Bonifatiuskerk/ Turfmarkt en over het ontwerp-bestemmingsplan Blokhuisplein. Deze plannen komen na die discussie in deze raad expliciet weer aan de orde. Daarin zitten alle uïtwerkingsvoorstelien. Daarom stel ik voor om bij die gelegenheid te discussiëren over eventuele functieveranderingen waarvan men meent dat zij nog moeten worden aangebracht. Dat geldt uiteraard voor meer gebieden in de binnenstad. Op dit moment wil ik dus niet ingaan op opmerkingen die betrekking hebben op wijziging van verschillen de dingen; het gaat over de aanwijzing van het binnenstadsgebied. Alleen wanneer er duidelijk ver keerde zaken in het rapport staan, die afwijken van de beslissingen die in het verleden zijn genomen, zou ik graag willen dat men mij daarop attent maakt en dat aanbeveelt voor het maken van een erratum. 23 Wij hebben gekozen voor het aanwijzen van Schil-Oost en de binnenstad, beide als totaliteit. Of de minister onze aanbeveling volgt, weet ik niet, maar ik znu daarop niet willen vooruitlopen. Ik wil er veeleer op aandringen dat wij met de minister een afspraak kunnen maken dat de gehele bin nenstad wordt aangewezen. Dat betekent namelijk ook dat wij met grote klem kunnen vragen om vol gende plannen tot uitvoeringsgebied te verklaren. Dan hebben wij op de minister een claim. Ik zou op dit ogenblik dus geen afstand willen doen van die claim voor het totale binnenstadsgebied, zoals wij ook geen afstand hebben gedaan van de claim op het totale stadsvernieuwingsgebied Schil-Oost. Of de minister ons daarin volgt, is vers twee, dat zullen wij uit zijn beslissingen moeten concluderen. Ik zal vervolgens op de prioriteit ten opzichte van andere gebieden ingaan. Wij zijn met de twee gebieden in Schil-Oost, die wij graag ook als uitvoeringsgebied bestempeld willen zien, zover dat in de tweede helft van augustus informatie-avonden en hoorzittingen voor de bevolking zullen worden ge houden. Dit betekent dus dat wij in de eindfase zitten van het beoordelingsplan van die wijken. Ik heb op grond van deze stand van zaken meer dan goede hoop op een afwerking van deze gebieden bin nen dit kalenderjaar. Ik dacht dat het zinvol was om de minister opnieuw te drukken op het aanwijzen van deze gebieden als uitvoeringsgebied, samen met het uitvoeringsgebied in het oostelijk deel van de binnenstad. Ik dacht niet dat het goed was om op dit moment een keuze te maken. Zowel in de bin nenstad is het nodig om tot stadsvernieuwing over te gaan als in de oude woonwijken. Beide gebieden kennen klemmende aspecten en naar mijn mening moeten wij met klem bij de minister trachten te be vorderen dat er geen keuze gemaakt behoeft te worden. Het basis-rioleringsplan is aan de orde gesteld. Wij hebben geprobeerd bij gedeputeerde staten wat wij konden om voor de binnenstad tot ruimere normen te komen. Dat is niet gelukt. Ik zou nu wil len afraden om eraan te tornen. Wij moeten accepteren dat het aantal overstorten in de binnenstad niet meer mag bedragen dan tien. Als wij op dit moment wel aan de normen gaan tornen, dan zetten wij zelf onze uitvoeringsbesluiten op zacht vuur en geven wij des te meer aanleiding dat wordt gezegd: de problemen in de binnenstad zijn nog niet "uitgegeten" en dus is er nog alle reden om een en ander nog eens aan te zien enzovoorts. Wij moeten ervan uitgaan dat de beslissing van GS niet meer is terug te draaien. De nota Stadsvernieuwing is even aangehaald. Daarbij zijn ook de andere gebieden in de stad, zoals Hollanderwijk en Borniabuurt, genoemd. Voor deze gebieden is een aanwijzing tot ISR-gebied naar mijn mening niet een zinvolle zaak. Wij hebben met name in Huizum-Bornia op grote schaal aan gemeld voor de 80%-regeling en op basis daarvan ook uitkeringen gekregen. Dit betekent dat wij het saldo, dat zowel in de Borniabuurt als in de Hollanderwijk overblijft, ten laste van de gemeente zullen moeten brengen. Ik moet er bij zeggen dat wij in de exploitatie-opzetten wel hebben gerekend op bij dragen van het rijk in de straatvernieuwingsplannen, in de rioleringsplannen. Wij zullen dus wel een beroep bij de minister moeten doen op de oude regelingen. Daarvan is in de exploitatie-opzet duide lijk uitgegaan. Datzelfde geldt ook voor het gebied Rondom de Grote Kerk. Dit gebied zal kunnen worden aangemeld, maar dat is weinig zinvol, want wij hebben in dit gebied al 80%-regelingen ge kregen. Als wij dus ergens iets kunnen dragen ten laste van het Stadsvernieuwingsfonds, dan is het in die gebieden. Die keuze hebben wij al gemaakt toen wij over Schil-Oost en de binnenstad spraken als gebieden waar tot aanwijzing en uitvoering moest worden overgegaan. Verder is er gesproken over het beschermd stadsgezicht. Na de vergadering van de Commissie voor de ruimtelijke ordening is er een brief van de provincie Friesland binnengekomen, die luidt: "Hierbij doen wij u een kaart toekomen van een gedeelte van de gemeente Leeuwarden, waarop met een stip pellijn de begrenzing is aangegeven van het gebied dat naar het oordeel van de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk voor bescherming als beschermd stadsgezicht in aanmer king komt. Voorts doen wij u hierbij eveneens een beschrijvende toelichting toekomen van de Rijks dienst van de Monumentenzorg, waarin de redenen zijn vervat voor de aanwijzing van het op de kaart aangegeven gebied, alsmede de algemene toelichting op de aanwijzing van stads- en dorpsgezichten. Wij zullen het op prijs stellen van u te vernemen wat het advies van de raad uwer gemeente is. Dit advies zien wij gaarne voor 15 juli tegemoet." Na een gesprek met de provincie is die datum van 15 juli veranderd in 1 september 1980. Dat is dus de raadsvergadering waarop is afgesproken dat alle on derwerpen weer volop aan de orde zullen komen. Vervolgens enkele kleinere punten, allereerst de functie van wonen en parkeren. Ik dacht dat met name de functie wonen maar ook de functie parkeren bij de deelbestemmingsplannen nadrukkelijk aan de orde kunnen komen. Wat het parkeren als algemeen beleid betreft is toegezegd dat in de tweede helft van het jaar een evaluatie zal plaatsvinden van de beslissingen ten aanzien van het parkeren in Leeuwarden en dat daaruit eventuele nieuwe beleidslijnen, gewijzigde beleidslijnen, zullen worden getrokken en daartoe op een passend moment voorstellen aan de raad zullen worden gedaan. Dit zal niet later worden gedaan dan strikt nodig is, mede in verband met de personele bezetting die daarvoor vrij gemaakt kan worden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 12