Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van dinsdag, 24 juni 1980. RAADSVERGADERING van dinsdag, 24 juni 1980. (Vervolg van de vergadering van 23 juni 1980) 38 De heer Rijpma (weth.)Enkele opmerkingen. Zij, die constateren dat het raadsvoorstel om tot uitbesteding over te gaan voortkomt uit het capaciteitsprobleem, hebben het bij het rechte eind. Ik dacht niet dat dit verdere toelichting behoefde. Wij kennen alle taken waarvoor de dienst staat. De dienst vervult die taken met ambitie, toewijding en deskundigheid. De dienst speelt duidelijk in op de zware problematiek die de stadsvernieuwing met zich meebrengt. De dienst speelt duidelijk in op de problematiek die het aanwijzen tot beschermd stadsgezicht met zich meebrengt. De bestemmingsplan nen, die binnenkort ter visie zullen komen, spelen al bij voorbaat op die ontwikkeling in. De taken, die de dienst daarnaast heeft, zijn nog vele en naar ik dacht ook interessante. Hier wordt ter wille van een snel functioneren van de aanwijzing van de toekomstige bouwlocatie een externe weg geko zen. Dat is niet gebeurd, omdat wij dat graag wilden, maar het is gebeurd na afweging van de feiten. Eén misverstand zou ik willen wegnemen, voordat het gezegde van de heer Van der Wal verder om zich heen grijpt. In het voorstel en ook in de overeenkomst, die straks zal worden gesloten, staat heel nadrukkelijk dat dit geldt voor het globale bestemmingsplan, dat zo mogelijk in het midden van het volgend jaar ter visie moet liggen. Over de invulling van het globale bestemmingsplan bera den wij ons te zijner tijd nader. Het is voor de dienst zeker mogelijk om in te spelen op een globaal bestemmingsplan en dat straks ook met creativiteit in te vullen, afhankelijk van de omstandigheden zo als die zich in de toekomst zullen voordoen. Het gaat daarbij om zich steeds wijzigende omstandighe den, dat merken wij ook aan het bestemmingsplan Camminghaburen. Ook daar is het zo dat wat een keer is vastgesteld, in de loop der tijden met virtuositeit aangepast moet worden. Dat kan en dat zal onze dienst in de toekomst ook doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer P.D, van der Wal en mevrouw J. van der Werf wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. De Voorzitter schorst, om 24.00 uur, de vergadering tot 24 juni 1980, 19.30 uur. Aanwezig 34 leden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, J. de Jong (tot de pauze), C.J.M. Otsen, G. Visscher-Bouwer, M.A.D. Waalkens, J. van der Werf, T. Wieiinga-Graansma, A. Willemsma de Jong en J.E.M.T. Zondag-Demes en de heren J. de Beer, T.A. Boelens (tot de pauze), J. ten Brug(weth.), G. Buising, J.R. Bijkersma, drs. G.J. van den Eist (vanaf 20.15 uur), G.F. Eijgelaar (weth.), ir. C.G.H. Geerts, H. ten Hoeve, H. Jansma, J.F. Janssen, C. de Jong, J. Knol (vanaf 21.00 uur), H. Meijerhof, W. Miedema, dr. W.A. de Pree (weth.), A. Pronk, ir. C.L. Rijpma (weth.), J. Schaafsma (vanaf 20.15 uur)J. Schagen, N. Sterk, P.J. Sijbesma, L. Visser, G. de Vries (weth.) en P.D. van der Wal (tot de pauze). Afwezig: mevrouw H.J. de Haan-Laagland en de heren D.E. Heere en mr. H.S. Pruiksma. Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Secretaris: de heer mr. W.J.G. Reumer. Voorts zijn aanwezig: de heren G.J.P. van den Berg, hoofd van de afdeling Sociale Zaken en Wel- zijnsaangelegenheden, H. Flinterman, hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisves ting, mr. W.L. van Harinxma thoe Slooten, hoofd van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken, mr. L.P.A. van Kats, loco-secretaris, H.A. Lassche, plv. hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (tot de pauze), en drs. H. Sikkema, hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie. De Voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom op deze vergadering, die een vervolg is van de raadsvergadering van gisteren. Ik weet niet met welk enthousiasme men aan deze vergadering begint, maar er ligt nog een flink pak papier voor ons. Wij moeten wel zien dat wij er vanavond uitkomen en ik hoop dat dit binnen redelijke tijd zal kunnen. Gisteravond zijn wij wat punt 3 van de agenda be treft niet verder gekomen dan de eerste instantie van de raad. Dat was overigens niet de schuld van de raad, maar dat lag aan mij. Wij hebben daardoor overigens wel een heleboel andere punten kun nen behandelen. Ik stel dit punt, het rapport van de Commissie inzake het functioneren van de gemeen teraad en de positie van de raadsleden, de evaluatienota Inspraak stadsvernieuwing en het rapport Eva luatie projectorganisatie, opnieuw aan de orde, waarbij ik het antwoord van het college op de opmer kingen vanuit de raad zal verwoorden. Punt 3 (vervolg) De Voorzitter: Ik wil beginnen met op te merken dat wij met grote belangstelling - ik zeg dit niet als zomaar een vriendelijkheid - de algemene filosofieën hebben aangehoord die gisteren van uw zijde met betrekking tot deze problematiek, die toch van wezenlijk belang is voor de gang van zaken, ter tafel is gebracht. Wij hebben een poging gedaan de in eerste instantie gemaakte opmerkingen zodanig te ordenen dat mijn reactie op datgene wat de raad naar voren heeft gebracht een zo logisch mogelijk geheel kan vormen. Ik zal daarbij niet de volgorde van de sprekers in acht nemen, maar zo veel mogelijk de volg orde van de hoofdstukken die in het rapport zijn aangegeven. Ik zal allereerst ingaan op de positie van de gemeenteraad. Ik meen te mogen concluderen dat de raad in het algemeen instemming heeft betuigd met het in het rapport van de commissie vervatte histo risch overzicht van de ontwikkeling van de positie van de gemeenteraad en met de centrale doelstel ling van het rapport, dat het primaat van de raad dient te worden hersteld. De heer Geerts en mevrouw Van der Werf hebben er mijns inziens terecht op gewezen dat met na-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 20