Zyo me de economische sector in sterke mate buiten de invloedssfeer van de gemeentelijke overheid ligt. De gemeente kan op dat terrein inderdaad slechts voorwaarden scheppend en dan ook alleen nog maar aanvullend werken, bij voorbeeld door het beschikbaar stellen van voldoende terreinen met een econo mische bestemming; overigens wel een belangrijke taak. Naar mijn mening valt decentralisatie op eco nomisch gebied overigens niet te verwachten. Ik mag in dat verband wijzen op het recentelijk uitge brachte rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over de plaats en toekomst van de Nederlandse industrie, waarin het zwaartepunt van een sturend beleid duidelijk bij de rijks overheid wordt gelegd: wel versterking van de positie van de overheid met betrekking tot het econo misch gebeuren, doch niet van de locale overheid. Een directe regulering van het economisch gebeuren door de locale overheid zou overigens gemak kelijk leiden tot scheef groeiende verhoudingen. Het is niet reëel om te verwachten dat wij een ont wikkeling in die richting te zien zullen krijgen. Zelfs de nationale overheden worden in toenemende mate in hun beVnvloedingsmogelijkheden beperkt, als gevolg van internationale regelingen, verdragen, technologische ontwikkelingen, milieu-problematieken en dergelijke. Vervolgens wil ik graag een aantal opmerkingen maken over de filosofie van mevrouw Van der Werf met betrekking tot het overdragen van beslissingsbevoegdheden aan buurten, wijken en dorpen. Zij meent dat daarmee aan de democratisering van het bestuur waarlijk gestalte zal worden gegeven. Dat beeld lijkt voor betrokkenen ideaal, maar men zal zich steeds moeten afvragen hoe in een derge lijke structuur diverse belangen voldoende op elkaar kunnen worden afgestemd en tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Een groot aantal problemen kan nu eenmaal in de huidige samenleving niet slechts per wijk, buurt of dorp worden overzien. Afweging zal in breder verband - en dat is in de gemeente raad - plaats moeten hebben. Een en ander nog afgezien van de juridische onmogelijkheden in ons hui dige bestel het budgetrecht te delegeren aan commissies, raden of dergelijke. Voor een democratisch functioneren van dit soort wijkraden en dergelijke zou het bovendien noodzakelijk zijn verkiezingen te houden. Dit is naar mijn mening de enige mogelijkheid om recht te doen aan de eis van representa tieve vertegenwoordiging. Deze ontwikkeling zou voorts afbreuk doen aan het wezenlijk inhoud geven aan de bestuurskracht van gemeenteraden, een wens die door andere sprekers is onderschreven en mijns inziens terecht is on derschreven. Het lijkt mij dan ook weinig reëel om het door mevrouw Van der Werf geschetste beeld na te streven. Deze conclusie houdt niet in dat daarom het bevorderen van inspraak en participatie ook maar achterwege zou moeten worden gelaten; daarover mag geen enkel misverstand bestaan. Inspraak en participatie zijn ook naar de mening van het college onmisbare middelen voor de verbetering van de kwaliteit en de democratisering van het openbaar bestuur. Ik kan mij daarbij vinden in de woorden van de heer Geerts, die erop heeft gewezen dat deze zaken aanvullend dienen te werken op de parle mentaire democratie en dat men niet uit het oog mag verliezen dat de diverse deelnemers aan of be langhebbenden bij het bestuursproces opereren vanuit verschillende verantwoordelijkheden. Voordat ik overga tot de behandeling van de volgende hoofdstukken van het rapport, zou ik nog één algemeen punt aan de orde willen stellen, te weten de status van de toekomstige Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, over de instelling waarvan alle sprekers het wel eens zijn. Vrij alge meen is de wens naar voren gebracht deze commissie in te stellen als een raadsadviescommissie. Zo wel in de Commissie Een goede raad als in de informatieve raadsvergadering is uitvoerig over dit vraag stuk gesproken. Ik zal om die reden hierop niet weer uitgebreid ingaan. Ik heb tijdens de informatie ve vergadering gesteld dat het zijn van een commissie van advies en bijstand het meest past in de tota le systematiek van de raden en commissies, die wij erg consequent hebben opgebouwd. Ik heb ook ge zegd dat er duidelijk een ineenvloeiing is van deze twee soorten commissies; dit is eveneens in de Com missie Een goede raad aan de orde geweest. Als de raad meent - ik heb althans die indruk gekregen - dat het meer vanuit politieke en/of psychologische overwegingen van belang is om er een raadsadvies commissie van te maken, dan kan daartegen niet veel bezwaar zijn. Het is u allen bekend dat in bei de gevallen de raad de commissie instelt en dat in beide gevallen raadsleden zitting hebben in de com missie. Overigens heeft de heer Geerts terecht gezegd dat althans op dit ogenblik een wezenlijk ver schil is dat de raadsadviescommissies in principe openbaar vergaderen en alleen dan besloten vergade ren wanneer bepaalde onderwerpen daartoe aanleiding geven of wanneer wij nog zitten in de wisselwer king tussen college en raad. De commissies van advies en bijstand vergaderen daarentegen op dit ogen blik nog besloten; overigens is dit laatste een onderwerp dat in de toekomst stellig weer aan de orde zal komen. Ik zal vervolgens enkele woorden zeggen over het instrumentarium voor het herstel van het bestuurs- primaat van de gemeenteraad. Allereerst iets over de beleidsplanning, een onderwerp dat ook in de in formatieve raadsvergadering reeds uitvoerig aan de orde is geweest. Diverse sprekers hebben stil geste m 3 Ij! bij de beleidsplanning en dan niet alleen bij het nut daarvan, maar ook bij de problemen die deze met zich meebrengt. Met name het niet consequente karakter van het beleid op rijksniveau is als een knel punt naar voren gebracht. Wij kunnen de stelling van de heren Geerts en Heere onderschrijven dat de planning niet zodanig gedetailleerd mag worden dat zij tot een te strak keurslijf wordt. Wij moeten slagvaardig kunnen blijven inspelen op onverwachte ontwikkelingen. Daarvan zal nog veel sprake zijn, waarschijnlijk meer dan ons dierbaar is. Anderzijds hebben wij als college nog onlangs ervaren dat be leidsplanning en een systematische prioriteitstelling belangrijke hulpmiddelen zijn om ook gedurende in financieel opzicht moeilijke tijden op een verantwoorde wijze beslissingen te nemen. De heer Schaafsma - helaas nog niet aanwezig - heeft de term "verhoging van de (politieke) bruik baarheid van het beleidsplan" geïnterpreteerd als een politiek voorkleuren van het beleidsplan door het college. Naar mijn mening is dit niet de bedoeling van de betreffende passage in het rapport. In het <ader van het beleidsplan dienen de politieke keuzen door de raad te worden gemaakt. Onze interpreta tie van de verhoging van de politieke bruikbaarheid van het beleidsplan is dat duidelijker dan tot nu toe het geval was die punten worden aangegeven waar de raad politieke keuzen moet of kan doen. Overi gens meen ik te mogen concluderen dat de in het rapport van de Commissie Een goede raad neergeleg de visie met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de beleidsplanning in het algemeen door u wordt.gedeeld en derhalve voorlopig vooral het accent wordt gelegd op verbetering van het huidige beleidsplan en het opstellen van beleidsnota's voor deelgebieden. Vervolgens een enkel woord over de informatie aan de raad. De heer Geerts heeft aangedrongen op een duidelijker verslaglegging met betrekking tot de vergaderingen van b. en w. Daarover is ook een reeks van vragen gesteld in de informatieve raadsvergadering. Ik heb daarop toen gereageerd. Uit netgeen gisteravond is gezegd, heb ik de indruk gekregen dat verschillende sprekers het bijzonder op prijs zouden stellen dat de verslagen van het college, die reeds een aantal jaren voor u ter inzage wor den gelegd en inderdaad vrij summier zijn, zodanig door stukken worden ondersteund dat degenen, die deze verslagen raadplegen, er op een gemakkelijker wijze dan tot dusverre - om het eenvoudig te zeg gen - wijs uit kunnen worden. Een en ander moet niet te veel als een soort puzzel overkomen. Ik heb dat erg goed begrepen en ik doe graag de toezegging aan de raad dat wij een heel ernstige poging zul len doen om ook op korte termijn - ik bedoel dan direct na de zomervakantie - daarin verbetering te brengen. Het is wel duidelijk wat de raad verlangt. Wij zullen dit wel kunnen realiseren - ik heb de ndruk dat wij daarin zullen slagen - zonder dat dit voor het ambtelijk apparaat en met name voor de gemeentesecretaris een brok extra werk behoeft te betekenen. Mevrouw Van der Werf heeft een motie ingediend, die ertoe strekt de vergaderingen van b. en w. toegankelijk te maken voor raadsleden. Wij betwijfelen of dit het primaat van de raad in ons bestel wezenlijk zou bevorderen. Ik zal dan nu ingaan op het stelsel van commissies en raden. De heer Geerts heeft er nogmaals op gewezen dat in het kader van de evaluatie van het stelsel van commissies en raden ook bekeken moet worden of eventueel minder goed functionerende commissies en raden maar niet beter kunnen worden opgeheven. Ook andere sprekers zijn hier in een eerder stadium op ingegaan. Die visie is in overeen stemming met het rapport van de Commissie Een goede raad. Ik kan u zeggen dat het college die ziens wijze onderschrijft. Overigens mag ik in dat verband opmerken dat een voorstel in die zin, gedaan tij dens de vorige evaluatie, niet door de raad werd overgenomen, hoewel nauwelijks twijfel bestond over dit voorstel. Het lijkt mij zinvol om dit even te zeggen. De suggestie van de heer Schaafsma om plaatsvervangende leden in de commissies te benoemen zou bij de volgende evaluatie ook nog eens nader onder ogen kunnen worden gezien. Er zijn inderdaad voordelen aan verbonden, maar misschien ook nadelen. Ik acht het echter het verstandigst om af te spreken dat deze kwestie nog eens wordt opgepakt in de Commissie Een goede raad. Mijn volgende opmerkingen hebben betrekking op de werkwijze van de gemeenteraad. Wij hebben '■aeds bij diverse gelegenheden gediscussieerd over de invoering van een algemene regeling tot spreek tijdbeperking. Ook nu is de conclusie dat volstaan dient te worden met een beroep op de zelfdiscipli ne van de sprekers in de raadsvergaderingen. Gisteravond had ik de indruk dat deze zienswijze reeds van onverdachte zijde in praktijk werd gebracht. We zijn dus kennelijk op de goede weg. Een enkel woord over de ambtelijke bestuurshulp aan raadsfracties en individuele raadsleden. Di verse sprekers hebben het vraagstuk van de ambtelijke bestuurshulp aan de orde gesteld. Over het ver rekken van informatie aan raadsleden door ambtenaren bestaat naar mijn mening in het algemeen wel overeenstemming. Alhoewel wordt voorgesteld dit verstrekken van informatie in een regeling neer te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 21