42.
leggen, hoeft de heer Schaafsma zich niet ongerust te maken over een eventuele beëindiging van de
huidige soepele en informele gang van zaken op dit gebied. De heer Geerts heeft een motie ingediend
om nader te onderzoeken of ook een regeling met betrekking tot het verlenen van advies en bijstand
kan worden ingevoerd. In het rapport van de Commissie Een goede raad wordt uiteengezet welke be
zwaren er aan een dergelijke regeling kleven. Wij hebben toch al de grootste moeite om de grote hoe
veelheid problemen die op ons afkomen tijdig door het ambtelijk apparaat te laten verwerken. Het zou
daarom afbreuk doen aan een goede gang van zaken, wanneer individuele raadsleden of fracties, zon
der dat daaraan een beslissing van het college ten grondslag ligt, de prioriteitstelling met betrekking
tot de afhandeling van zaken zouden gaan beïnvloeden. Vooral om die reden achten wij het juister
het verstrekken van advies en bijstand aan fracties en individuele raadsleden primair als een taak te
zien van fractiemedewerkers. Overigens kan het zinvol zijn in de Commissie Een goede raad de rege
ling-Eindhoven en ook de praktische gang van zaken aldaar nog eens nader onder ogen te zien, zoals
de heer Geerts ook heeft gevraagd.
In aansluiting daarop nog een enkel woord over fractie-assistentie. Uit datgene wat u daarover
hebt gezegd heb ik de indruk gekregen dat niemand hiertegen is. De behoefte daaraan is kennelijk ge
nuanceerd. Verschillende sprekers hebben gepleit voor het fenomeen fractie-assistent. Ik kan mij in
denken dat bij fracties en/of individuele raadsleden de behoefte aan advies en bijstand bestaat, zeker
bij de helaas snel toenemende gecompliceerdheid van de problemen waarvoor wij met elkaar worden ge
steld en de steeds ingewikkelder situaties waarin wij met elkaar moeten proberen tot goede beslissingen
te komen. Om de zojuist door mij genoemde redenen zal u blijken dat het gewenst lijkt, ook voor het
hebben van zo zuiver mogelijke verhoudingen - ik ga daar nu niet dieper op in maar verwijs naar dat
gene wat ik er tijdens de informatieve vergadering van heb gezegd -, dat een oplossing in de eerste
plaats wordt gezocht in fractie-assistentie. Als die behoefte er blijkt te zijn, dan ben ik van mening
dat de financiën daarvoor geen belemmering mogen vormen, om de eenvoudige reden dat het nu een
maal geld kost, als de behoefte bij de raad aanwezig is en aan die behoefte tegemoet wordt gekomen.
•Of wij het nu doen met het eigen ambtelijk apparaat of met fractie-assistenten, er is geen sprake van dat
wij met de huidige bezetting deze extra taken zouden kunnen doen.
Hoe een dergelijke vergoeding geregeld zou moeten zijn, is een kwestie waarover nog niemand con
crete ideeën heeft gelanceerd. Alleen mevrouw Van der Werf heeft gisteravond een suggestie gedaan.
Als wij tot de conclusie komen dat wij in de toekomst ook in deze richting het verbeteren van de werk
wijze moeten zoeken, dan dacht ik dat dit een kwestie behoort te zijn van nader overleg in de Commis
sie Een goede raad. Daarna zou een beslissing moeten worden genomen. Ik wil wel dit opmerken: wel
ke weg wij ook kiezen, geld kost het en dat alles zal wel moeten worden meegewogen in het stellen
van prioriteiten. Dat is een probleem dat het komende jaar of de komende jaren weieens zwaarder op
onze maag zou kunnen liggen dan wij de afgelopen vier of vijf jaar gewend zijn.
Ik wil voorts enkele opmerkingen maken over de inspraak en participatie. In dit hoofdstuk van het
rapport wordt onder meer het horen van belanghebbenden in de raadsadviescommissies behandeld. De
heer Geerts heeft er evenals andere sprekers gisteravond nogmaals op gewezen dat het aanbeveling
verdient de belanghebbenden gelegenheid te bieden in twee instanties het woord te voeren. Wij kun
nen ons met deze opvatting, die ook in het rapport van de Commissie Een goede raad is neergelegd,
verenigen. Indien de raad vanavond met de voorliggende voorstellen instemt, zullen wij de voorzit
ters van de raadsadviescommissies berichten dat in die zin desgewenst zo kan worden gehandeld. Het
lijkt mij overigens niet nodig een en ander in meer of minder strakke procedure-regels vast te leggen,
maar kan aan het beleid van de voorzitters worden overgelaten.
Met betrekking tot de evaluatienota Inspraak stadsvernieuwing heeft de heer Geerts opgemerkt dat
deze te vlak zou zijn en dat niet concreet genoeg is ingegaan op de vraag waar het in het planproces
is misgegaan. Ik zou daarover het volgende willen zeggen. Uit de mede door de wijken aangedragen
knelpunten kan mijns inziens worden afgeleid dat wij met de gekozen inspraak-opzet toch wel op de
goede weg zijn. Natuurlijk moesten wij ons erop instellen, moesten wij leren; er zijn fouten gemaakt.
Ik heb evenwel de indruk dat op dit ogenblik in zijn algemeenheid mag worden gezegd dat deze wij
ze van verlenen van inspraak op steeds betere wijze gaat functioneren. Als wij er met elkaar de schou
ders onder blijven zetten, heb ik er het volste vertrouwen in dat wij bepaalde knelpunten, die er stel
lig nog zijn, ook in de toekomst goeddeels kunnen wegnemen. Al in een eerder stadium hebt u een be
slissing in die zin genomen wat betreft het aanstellen van projectleiders, die ook duidelijker op deze
materie zijn ingesteld. Ook dit zal een erg goede werking kunnen hebben.
Aan de gesignaleerde problemen met betrekking tot een duidelijker inzicht in het planningsproces,
de toezending van verslagen van projectgroepen, agenda's en andere vergaderstukken zal na aanvaar
ding van de voorliggende voorstellen met bekwame spoed worden gewerkt.
9 t/3
Reeds diverse malen is de gescheiden opzet van projectgroepen en contactgroepen ter sprake ge
weest. In het begin van mijn beantwoording heb ik reeds gewezen op de gescheiden verantwoordelijk
heden van het gemeentebestuur en de belanghebbende bewoners. Ik heb uit hetgeen gisteren is gesteld
de indruk gekregen dat de meeste sprekers het met die gang van zaken eens zijn. Het zal u duidelijk
zijn dat het college zich dan ook moeilijk kan verenigen met de door mevrouw Van der Werf ingedien
de motie, die ertoe strekt waarnemers van de contactgroep in de projectgroepvergaderingen toe te laten.
Het college kan evenmin instemmen met, meent althans ernstig bezwaar te moeten maken tegen de
motie van mevrouw Van der Werf over het vergadertijdstip van de contactgroepen. Kortheidshalve ver
wijs ik naar het daaromtrent gerapporteerde en naar de opmerkingen die de heer Geerts daarover gis
teravond maakte. Ik kan mij daarbij aansluiten. Ik heb er wel behoefte aan om nog met nadruk te ver
klaren dat hierbij niet sprake is van onwil. Ik wil het nog wel sterker zeggen, wij vinden het uitermate
jammer die contactgroepen, die duidelijk blijk geven van de behoefte aan een verandering van het ver
gadertijdstip, niet tegemoet te kunnen komen in die behoefte, om reden dat de mensen van de project
groepen die daar dan bij moeten worden betrokken een te grote handicap krijgen voor hun overige werk
en ook hun eigen leven. Ook daarmee zullen wij rekening moeten houden.
Vervolgens enkele opmerkingen over de projectorganisatie op het gebied van de ruimtelijke orde
ning. Het verheugt mij te kunnen concluderen dat de raad in het algemeen kan instemmen met het rap
port Evaluatie projectorganisatie en de aanvullingen en toelichting die daarop in de rapportage van de
Commissie Een goede raad en door mij in de informatieve raadsvergadering zijn gegeven.
Met betrekking tot de in te stellen adviescommissie stadsvernieuwing heeft de heer Geerts nogmaals
gesteld - ik meen dat hij dit ook in de informatieve raadsvergadering stelde - dat deze commissie haar
taakomschrijving niet al te passief mag interpreteren en heeft de heer Heere anderzijds ervoor gewaar
schuwd dat deze commissie de ruimtelijke ordening manager en de projectleiders niet voor de voeten
mag lopen. Wij hebben er het volste vertrouwen in dat deze commissie in staat zal zijn met inachtne
ming van deze beide punten een zinvolle bijdrage te leveren aan het besluitvormingsproces op het ge
bied van de stadsvernieuwing en daarbij zeker niet passief hoeft te zijn. Ik heb tijdens de informatieve
raadsvergadering al gezegd dat, als er al sprake is van passief zijn, dit niet ligt aan het besluit dat
wij nu op het punt staan te nemen, maar dat het zal liggen aan de activiteit van de commissie zelf.
Gelet op de leden die wij in de commissie willen benoemen, heb ik daarover geen zorg.
Tot slot een enkel woord over de ingediende moties. Het zal u duidelijk zijn dat wij met betrek
king tot de moties van PAL over de delegatie van beslissingsbevoegdheden, de vergadertijdstippen van
de contactgroepen, de waarnemers in de projectgroepen, de toegankelijkheid van vergaderingen van
het college voor raadsleden, tot de conclusie zijn gekomen dat deze door ons worden ontraden.
Over de financiële regeling van fractie-assistentie (daarop hebben zowel een motie van PAL als
de motie van de PvdA betrekking) het volgende. Het daaromtrent in de motie van de PvdA gestelde le
vert in principe geen problemen op. Over de nadere uitwerking van de regeling zal, zoals ik heb voor
gesteld, nader overleg plaats moet hebben in de Commissie Een goede raad.
In de motie van PAL staat onder meer dat reeds in 1981 voorstellen in de begroting zouden moeten
worden opgenomen met betrekking tot de bedragen die hiermee gemoeid zijn. Ik zou willen adviseren
deze motie op dit moment niet aan te nemen. Dit zijn ontwikkelingen die echt enige tijd kosten en daar
om geloof ik dat 1981 nog iets te vroeg is, 1982 lijkt duidelijk vroeg genoeg. Op de overige onderde
len van de motie van de PvdA ben ik naar ik dacht reeds voldoende duidelijk ingegaan.
De heer Geerts: Er is veel overeenstemming te constateren tussen de opvattingen van uw college en
die van onze fractie. Dat kan ook de reden zijn waarom ik niet zeer uitgebreid nogmaals dingen naar
voren zal brengen, die vaak een herhaling zullen zijn van eerder naar voren gebrachte standpunten.
Op enkele punten zal nog wel even moeten worden gereageerd.
De voorzitter heeft namens het college gereageerd op wat mevrouw Van der Werf namens PAL heeft
gezegd over het geven van bevoegdheden aan onder meer de wijken, hetgeen verder gaat dan wij op
dit ogenblik voorstellen. Ik heb bij het verhaal van mevrouw Van der Werf toch wel mijn oren gespitst,
ik had in eerste instantie niet voor niets gezegd dat wij geloven aan de waarde van de parlementaire
democratie. Mevrouw Van der Werf stelt dan de toch wel erg ver gaande vraag of de huidige bestuurs
structuur nog wel voldoet. Nu zijn die huidige bestuursstructuren een belangrijk onderdeel van wat wij
de parlementaire democratie noemen. Men denkt dan dat men hier erg goed naar moet luisteren, omdat
het een wezenlijke opmerking is. Het vervolg blijkt dan toch weer te zijn het geven van bevoegdheden
aan de wijken, met alle voorwaarden die daarbij horen. Ik moet zeggen, het klinkt goed, maar ik ge
loof niet dat het goed is. Ik wil voor alle duidelijkheid nog weieens uitleggen hoe onze fractie daar
over denkt.