Y2. 50
nota Inspraak stadsvernieuwing met name de analyse van het huidig functioneren van de inspraak ont
breekt. Het is nauwelijks een evaluatie. In het rapport van de Commissie Een goede raad vinden wij
de principiële benadering van het parlementaire stelsel en daarmee de gemeenteraad ontbreken. Dat
vinden wij een fundamenteel tekort. Voor ons is de eerste motie, die ik heb ingediend en die betrek
king heeft op het overdragen van beslissingsbevoegdheden, een zeer belangrijke motie. De motie pro
beert te bewerkstelligen dat de buurten alsnog kenbaar kunnen maken wat zij belangrijk vinden met
betrekking tot de inspraak en dat onze opvattingen over directe democratie een kans krijgen. Mocht
deze motie worden afgewezen, dan zullen wij de overige moties en aanbevelingen in de rapporten
vooral beoordelen in het licht van de verbetering van de huidige situatie. Wat er overgebleven is van
de motie van de PvdA zullen wij steunen.
Met betrekking tot de aanbevelingen in de nota's, zullen wij alleen stemmen tegen de aanbeve
lingen 5, 9 en 13 van het rapport van de Commissie Een goede raad en tegen aanbeveling 4 van de eva
luatienota Inspraak stadsvernieuwing, voor zover de aanbevelingen daarin al niet gewijzigd zijn door
het rapport van de Commissie Een goede raad. Wat deze punten betreft willen wij dus geacht worden
tegen te hebben gestemd, alsook wat betreft de achtergrondfilosofie in de rapporten.
Mevrouw De Jong: Ik zal mij beperken tot een verklaring van mijn stemgedrag ten aanzien van de
ingediende moties. Ik kan volledig instemmen met punt a van de motie van de PvdA. Ik ben tegen punt
b van deze motie. Het gaat om fractie-assistenten of fractie-assistentie. De voorzitter heeft gezegd
dat de financiën geen belemmering mogen zijn. Niettemin moet het geld worden opgebracht. Ik ben
van mening dat in deze tijd van bezuinigingen en prioriteitenstelling, waaraan wij niet ontkomen, het
voor dit doel voteren van gelden een zaak is waarin ik niet mee kan gaan. Als wij het over prioritei
tenstelling hebben, dan zou ik liever meegaan met de tweede motie van PAL. Dat vind ik wat dat be
treft een belangrijker zaak. Op grond van praktische bezwaren ben ik ook tegen punt c van de motie
van de PvdA.
De eerste motie van PAL over het overdragen van beslissingsbevoegdheid vind ik niet reëel. Ik
dacht dat het hele beleid een gemeentebeleid is en in zijn algemeenheid moet worden bekeken. Ik kan
meegaan met de tweede motie van PAL, die betrekking heeft op de vergadertijden van de contactgroep.
Van de derde motie over de waarnemer van de contactgroep in de projectgroep moet ik zeggen dat het
hier een kwestie van gescheiden verantwoordelijkheden betreft. Ik kan hier dus niet in meegaan. De
vierde motie heeft betrekking op het toegankelijk maken van b. en w.-vergaderingen voor raadsleden.
De voorzitter heeft toegezegd dat de verslaglegging van de collegevergaderingen duidelijker zal wor
den. Ik ben bijzonder blij met deze toezegging. Ook lijkt mij om praktische redenen uitvoering van
de motie niet mogelijk.
De heer Knol is inmiddels ter vergadering gekomen.
De Voorzitter: Ik heb met belangstelling geluisterd naar de reactie van de heer Geerts. Ik hoef
daar verder niet meer op te reageren, want uit de discussie is duidelijk gebleken dat tussen hem en
mij - ik spreek in dezen namens het college, mijnheer Miedema - een zeer grote mate van overeen
stemming bestaat.
De heer Miedema heeft aarzeling of het juist zou zijn al op dit moment de beslissing over de sta
tus van een commissie, waarover wij het met elkaar wel eens zijn dat die er moet komen, te nemen.
De meningen zijn verdeeld en ik laat het graag aan de raad over of men op dit moment al een uitspraak
wil doen dan wel - dit ligt dan besloten in de motie van de Partij van de Arbeid - hiermee nog wil
wachten tot het eind van deze raadsperiode. Wij zijn het erover eens dat de commissie ingesteld moet
worden met ingang van de volgende zittingsperiode van de raad.
De heer Miedema heeft voorts nog een opmerking gemaakt over de kwestie van de fractie-assisten
ten. Hij vindt dat dit primair moet worden bekeken vanuit een oogpunt van financiële middelen. Ik
wil toch herhalen wat ik net heb gesteld. Als de raad behoefte heeft, in toenemende mate zelfs, aan
advies en bijstand - ik heb ook gezegd dat ik daar alle begrip voor heb - en als dat moet worden ge
realiseerd, dan durf ik de stelling te poneren dat het geen extra geld kost om een en ander te zoeken
in de vorm van fractie-assistentie, wanneer men dat vergelijkt ten opzichte van de situatie dat het ad
vies en de bijstand via het ambtelijk apparaat zouden moeten worden verleend. Dat laatste kunnen wij
namelijk niet met het bestaande apparaat doen. Dat is het enige dat ik heb gesteld. Vanzelfsprekend
zal elke uitgave die wij doen in het beleidsplan gewikt en gewogen moeten worden. U zult er in de
toekomst weieens meer voor komen te staan dat u beslissingen, die u in het verleden met veel genoe
gen hebt genomen, weer terug zult moeten draaien. Ik zeg daarmee niet dat dit met het onderhavige
punt ook zal gebeuren, maar een en ander is steeds een kwestie van opnieuw wikken en wegen van
prioriteiten tegenover elkaar onder de op dat moment vigerende omstandigheden.
ny
De heer Miedema heeft zeker niet - daarvan ben ik overtuigd - twijfel willen zaaien, toen hij
het had over het goede overleg binnen het college voordat wij hier uitspraken doen. (De heer Ten Brug
(weth.): Dat is een zaak van vertrouwen.) Dat is inderdaad een zaak van vertrouwen en dat vertrou
wen is er nog steeds. Overigens kan ik u verwijzen naar het rapport, dat het college met een toch wel
grote mate van genoegen aan de raad heeft aangeboden. In dat rapport vindt u een filosofie, die ik hier
dan nog eens heb verduidelijkt. (De heer Eijgelaar (weth.): Dat is wel wat anders dan wat u eerst zei.)
Ik heb dit punt naar mijn mening wel voldoende toegelicht en houd vol dat er tussen het door de heer
Geerts gestelde en wat ik namens het college heb gezegd een grote mate van overeenstemming bestaat.
Daarmee is het verhaal echt wel rond. (Gelach)
De heer Miedema heeft gezegd dat hem nog nooit informatie is geweigerd. Ik ben erg blij dit van
uit de raad te mogen horen. Ik zou het ook betreurd hebben als het omgekeerde het geval zou zijn ge
weest. De heer Miedema heeft daar verder geen enkel probleem mee en naar ik dacht andere sprekers
ook niet. Uit de discussie is wel gebleken dat dit moet doorgaan zoals het tot dusverre is gegaan. Wij
willen een en ander niet al te strak formaliseren. Daarover bestaat naar mijn mening een duidelijke
overeenstemming. Het gaat om de vraag hoe het verlenen van advies en bijstand eventueel moet wor
den gerealiseerd. Ik moet zeggen dat dit feitelijk iets anders is dan het vragen van informatie. De heer
Geerts heeft gevraagd om er toch eens naar te kijken. Hij heeft gisteren ook opgenoemd wat in Eind
hoven gaande is. Ik vind het zinvol om hier niet een finale streep onder te zetten, maar ons met el
kaar bereid te verklaren zaken, die elders misschien wel draaien, onder ogen te zien. De heer Geerts
heeft op dit moment ook niet gevraagd om daar al bepaalde consequenties uit te trekken. Daarom heb
ik gezegd dat wij er weinig moeite mee hebben om een en ander nog eens in de Commissie Een goede
raad onder ogen te zien.
Ik heb kennis genomen van het standpunt van de heer Schaafsma over de fractie-assistentie. Ik ga
nu verder maar niet in op zijn kleuren-filosofie, want dat leidt niet tot directe resultaten, hoe boeiend
zo'n discussie overigens ook kan zijn. Hij heeft een ander begrip van "kleuren" dan ik, dat is ook dui
delijk.
Over één opmerking van mevrouw Van der Werf wil ik nog een enkel woord zeggen. Deze opmer
king had betrekking op de beslissingsbevoegdheden van wijken, buurten en dorpen. Het gehele colle
ge verschilt daarover van mening met haar. Het is voor haar natuurlijk geen verrassing dat ik dit zeg.
Wij hechten grote waarde aan de parlementaire democratie. Wij zijn nog steeds van mening dat dit
stelsel de hoeksteen is van ons democratisch bestel. De ontwikkelingen zijn ondertussen zodanig ge
weest dat deze parlementaire democratie - ik zeg met nadruk dat dit op dit moment de hoeksteen is
en ook behoort te zijn - versterkt kan en moet worden door inspraak en participatie. Ik versta onder
participatie dan overleg dat zinvol moet zijn. Langs die weg kan men de parlementaire democratie on
der de gegeven omstandigheden versterken; daarnaar wordt ook door velen gevraagd. Dat is wat wij wil
len en dat willen wij ook zinvol inhoud geven. Wij hebben grote twijfel aan directe democratie, want,
zoals de heer De Pree bij interruptie zei, u zult u eerst moeten afvragen hoe directe democratie werkt
en wat het is. U moet er grote twijfel aan hebben of in dat geval inderdaad tot uitdrukking komt dat
de belangen van verschillende groeperingen worden afgewogen. Daar moet sterke twijfel aan bestaan.
Daarom geloven wij daar beslist niet in, althans, het is een minder goed stelsel dan parlementaire de
mocratie, ondersteund door zinvolle inspraak en zinvol overleg.
Als ik zou ingaan op de overige punten die mevrouw Van der Werf heeft genoemd, zou ik dingen
gaan herhalen. Ik heb echt met belangstelling geluisterd. Ik ben in eerste instantie vrij uitvoerig op
haar opmerkingen ingegaan en ik wil daarnaar verwijzen. Ik dacht dat wij hiermee de discussie konden
afsluiten. Ik stel voor dat wij eerst even gaan koffiedrinken, opdat ik even de moties kan rangschikken.
Na de pauze kunnen wij dan over de moties en over het voorstel stemmen. (Mevrouw Van der Werf: Ik
heb een punt van orde. Ik wil graag dat er nog voor de pauze wordt gestemd, omdat mijn fractiegenoot
in verband met andere werkzaamheden na de pauze weg moet en dan komen wij met onze moties in de
knoei.) Dan stemmen wij voor de pauze. (De heer iEijgelaar (weth.): Ik wil helemaal niet met u gaan
discussiëren, mijnheer de voorzitter, maar misschien kunt u wel zeggen wanneer wij besloten hebben
om de motie van de Partij van de Arbeid met betrekking tot de fraktie-assistentie over te nemen.) Die
woorden heb ik niet gebruikt. (De heer Eijgelaar (weth.): Nee, u hebt gezegd: "Ik ben het daarmee
eens." Naar mijn mening kunt u dit onmogelijk afleiden uit het rapport, waarin staat dat overwogen
zou kunnen worden in de kosten van fractie-assistentie te subsidiëren.) Ik heb de woorden "de motie
overnemen" in ieder geval niet gebruikt. De raad zal straks wel een uitspraak doen over het al of niet
aannemen van de motie. Laten wij daar nu niet over vechten, ik wil alleen verwijzen naar het rapport
dat wij hebben ingediend en met name het gedeelte over de fractie-assistentie (De heer Eijgelaar
(weth.): Ik ook.) .en dat is dus (De heer Eijgelaar (weth.): Niet hetzelfde.) niet afgewe
zen. Ik heb net ook gezegd dat ik het wat nader heb ingevuld, naar aanleiding van de discussie. (Ge-