dan wordt de weg nadrukkelijk ingericht voor snelheden tot 100 km. Om de intensiteit te bepalen hoeft men natuurlijk geen meetlint te gebruiken. De maximum capaciteit wordt bepaald door de constructie van de weg en door de capaciteit van de kruispunten. Er is dus sprake van een limiet en volgens de deskundigen is die limiet zodanig dat het door de heer Bijkersma aangehaalde bezwaar niet relevant is. De heer Bijkersma: Bij de vorige behandeling van dit punt zei de wethouder tegen mij dat ik moest bedenken dat het om een stads-autoweg zou gaan. Ik hoor u dat woord nu niet zeggen. Het bevreemdt mij dat u dat woord nu niet gebruikt. (De Voorzitter: Dan gebruiken wij het nu weer: stads-autoweg.) (Gelach) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 22, 23 en 24 (bijlagen nos. 270, 271 en 254). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 25 (bijlage no. 278). De heer Bijkersma: Wat betekent in verband met het garanderen van een geldlening ten behoeve van de bouw van 45 premie corporatie A woningen van de Woningstichting Patrimonium de term "klim- lening"? De heer Rijpma (weth.): Ik zal het proberen uit te leggen. De huur is berekend op basis van een dynamische kostprijs. Dat betekent dat de huur de kosten in het begin niet volledig dekt, zodat er ie der jaar een stukje schuld bij komt, totdat het evenwicht bereikt is. (De heer Schaafsma: Oftewel ik leef nu en betaal later.) De Voorzitter: U had het wel aan uw buurman kunnen vragen, mijnheer Bijkersma. Ik neem aan dat het u nu duidelijk is? (De heer Bijkersma: Ja, mijnheer de voorzitter.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 26 (bijlage no. 282). De heer Schagen: Naast de grote aandacht voor de ISR-gebieden, heeft de gemeente dan ook nog enige aandacht voor Heechterp. Zij, die weet hebben van de situatie daar, zullen moeten toegeven dat het echt noodzakelijk is om daar het een en ander te doen. De brieven van de wijk Heechterp over de renovatie van het gemeentelijk woningbezit zijn weer gevolgd door een brief aan de raadsfracties. Naar aanleiding van elk antwoord dat b. en w. hebben gegeven, zijn nieuwe vragen gesteld. Ik denk overigens dat het merendeel van die vragen in een ander verband en niet hier aan de orde moet ko men. Niettemin wil ik er twee dingen uithalen. Ten eerste de kwestie van het klein onderhoud. Vroeger was het zo dat men kon kiezen of men lid werd van het onderhoudsfonds of niet. Met de nieuwe huurverhoging is gebleken dat bij iedereen plot seling het fonds voor klein onderhoud als verplicht werd aangemerkt. Eerst was het zo dat alleen een nieuwe bewoner die verplichting kreeg. De bewoners wijzen op de onrechtvaardigheid die in dit alles zit. De mensen die al jarenlang hun huis goed hebben onderhouden, moeten nu plotseling meebetalen aan dat fonds voor klein onderhoud. Wat is de argumentatie geweest om dit fonds voor iedereen ver plicht te laten zijn? In de tweede plaats heb ik een vraag naar aanleiding van het in de raadsbrief genoemde onderzoek naar de woningrenovatie. Er is enige verwarring ontstaan, onder andere door uitlatingen van mensen van het Woningbedrijf en ook van de heer De Pree, over de vraag waarvoor het onderzoek nodig is. Gaat het onderzoek om een grote onderhoudsbeurt of gaat het om een grote renovatiebeurt? Of is het onderhoud, zoals het in de raadsbrief staat, een voorbode, in te passen in een latere reno.vatiebeurt? Ik meen dat het goed is dat hieromtrent duidelijkheid wordt verschaft. In Heechterp functioneert een contactcommissie. Het is eigenlijk een wat curieuze variant van een project- en contactgroepensysteem. Ik kan mij niet voorstellen dat het de bedoeling is om met dit soort groepen ook in andere wijken te gaan experimenteren. Mevrouw Van der Werf: Een paar vragen. Hoe komt het dat er zo'n achterstand in het onderhoud van de woningen is ontstaan? Hoe kan het dat er zoveel klachten komen dat er onderzoek moet iz ss- worden gedaan om te zien wat er nodig is om de klachten te verhelpen? Is het Gemeentelijk Woning bedrijf de afgelopen jaren in gebreke gebleven? Wij hebben geen bezwaar tegen het renovatie-onderzoek. Tegen het onderzoek naar het onder houd kunnen wij ook geen bezwaar hebben, maar wij vinden het wel vreemd dat een dergelijk onder zoek nodig is. Vervolgens iets over de isolatie. Wanneer is de gemeentelijke coördinatiecommissie energiebespa ring klaar en hoe wordt een en ander ingepast in de plannen, dus bij de renovatie of de onderhouds beurt? Wij vinden het onjuist dat de verplichting om zich aan te sluiten bij het fonds voor klein onder houd eenzijdig is vastgesteld, zonder overleg met de huurders. Wij vinden dat dit soort problemen juist in overleg met de huurders moeten worden opgelost. Voordat wij hier over dit punt uitspraken moeten doen, lijkt het mij beter om het punt eerst terug te geven en te proberen in het overleg tot een oplos sing te komen. Mevrouw Waalkens: Over het klein onderhoud wilde ik dezelfde vragen stellen als de voorgaande sprekers, is het zo dat reeds in het huurcontract is vermeld dat het klein onderhoud al of niet door de huurders zal moeten worden betaald, of wordt nu eenzijdig een huurcontract verbroken? Wij zijn in ieder geval tegen het verplicht stellen van de aansluiting bij het fonds voor klein onderhoud. De heer De Pree (weth.): Eerst iets in het algemeen over de situatie. Zoals ook in de raadsbrief staat, een paar jaar geleden zijn renovatieplannen ingediend bij de minister. Het antwoord was nee, omdat de minister het nodig vond dat er een verhaal op tafel zou liggen, waaruit zou blijken wat de visie van de gemeente is ten aanzien van de toekomst van deze wijk. Ik ben het met de heer Schagen eens dat hier sprake is van een ad hoc-situatie. De vraag van de minister om samen met de vertegen woordigers van de wijk een visie te ontwerpen was echter nieuw voor ons. Deze visie is, zoals uit de ter inzage gelegde stukken kan blijken, nogal gedetailleerd en vergaand wat de bevolkingssamenstel ling waarop wordt gemikt betreft. Als conclusie zou uit deze visie te voorschijn moeten komen de re novatieplannen die er dan zijn. Dit betreft met name de samenstelling van de bevolking, omdat, wan neer men de ontwikkeling op zijn beloop zou laten, het percentage een- en tweepersoonshuishoudens in deze wijk veel en veel hoger kwam te liggen dan in andere wijken. Voor een evenwichtige samen stelling van de bevolking zijn percentages vastgesteld. De volgende stap is als volgt geweest. Men zal om het gestelde doel te bereiken ook woningen moeten hebben die voor de diverse categorieën accep tabel zijn. Daaruit vloeien dan weer de renovatieplannen voort. Wanneer het geheel eenmaal is af gerond, dan kunnen wij wat deze wijk betreft - als eerste wijk waar dit zo duidelijk mee is gebeurd - de toekomstvisie laten zien, ook ten aanzien van parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen enz. Op basis daarvan hebben wij plannen tot renovatie en menen wij dat wij een béter verhaal hebben voor de minister dan zonder een dergelijk rapport. De moeilijkheid is dat het gebruiken van het woord renovatie zich niet laat rijmen met het woord onderhoud. Men moet namelijk heel erg uitkijken dat men door het plegen van onderhoud een mogelijke renovatie niet in de wielen rijdt. Als er zoveel groot onderhoud wordt gepleegd dat renovatie eigen lijk het overdoen daarvan zou betekenen, dan komt er van de renovatie natuurlijk nooit iets terecht. Aan de andere kant blijkt uit ervaring dat het maken van plannen voor renovatie tijd kost. De gesprek ken met de minister kosten tijd, het vinden van overeenstemming kost tijd. Intussen gebeurt er dan aan groot onderhoud niets. Men kan dat weliswaar een korte tijd volhouden, maar niet een lange tijd, want dan worden de klachten te groot. Ik ben dan meteen beland bij een vraag van mevrouw Van der Werf. Wat ik zonet over het groot onderhoud heb gezegd, verklaart de klachten. Als er een enkele klacht komt, dan wordt die verhol pen. Wanneer men vergelijkbare klachten krijgt, dan ligt het voor de hand dat ook het Woningbedrijf het een goede zaak vindt om niet langer incidenteel in te grijpen maar een onderzoek te laten instellen naar de meest voorkomende klachten, de oplossing daarvan en de kosten. Dit gebeurt dan wel op zo'n manier dat men met dit onderhoudsplan niet dingen doet waarvan men later moet concluderen dat juist dit onderhoud een renovatie in de weg staat. Er is dus sprake van twee onderzoeken. Het ene geschiedt op de korte termijn, het andere op de langere termijn. De twee onderzoeken bijten elkaar niet. Men kan inderdaad niet, wachtend op een eventuele renovatie, helemaal niets doen. De heer Schagen heeft gevraagd naar de verplichte aansluiting bij het fonds voor klein onderhoud. Mevrouw Waalkens heeft zich er zelfs al tegen verklaard. In afwijking van wat een aantal woningcor poraties al eerder hebben gedaan, namelijk een bijdrage aan het fonds voor klein onderhoud verplicht stellen, heeft het Woningbedrijf dit op vrijwillige basis willen laten gebeuren. Alleen nieuwe huurders

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 28