4
voor de onderstaande motie tot onderwerp van beraadslaging te maken en in stemming te doen brengen
tijdens de vergadering van de raad van maandag 23 juni 1980:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 23 juni 1980,
overwegende dat op 11 juni in Zalen Schaaf een grote demonstratieve bijeenkomst is
gehouden met ouders en leerkrachten uit het kleuter-, lager en ook uit het voortgezet
onderwijs,
na afloop van deze bijeenkomst aan het college van burgemeester en wethouders een
petitie is aangeboden, waarin vermeld een aantal uitdrukkelijke verlangens met be
trekking tot het door het rijk te voeren onderwijsbeleid, inhoudende:
- een protest tegen de inkrimping van de stimuleringsfaciliteiten bij het lager onder
wijs,
- een pleidooi voor verdere schaalverlaging bij het kleuter- en lager onderwijs,
- een pleidooi voor verlaging van de groepsgrootte bij het buitengewoon onderwijs,
besluit dat vorenbedoelde verlangens zowel uit het oogpunt van werkgelegenheid als
vanuit het belang van het onderwijs zelf met kracht moeten worden ondersteund
en draagt het college van burgemeester en wethouders op deze raadsuitspraak ter ken
nis te brengen van de minister van Onderwijs en van de Tweede Kamer der Staten—
Generaal
Dit voorstel is ondertekend door mevrouw Van der Werf, de heer Buising en mevrouw De Jong. Op
grond van het Reglement van orde moet ik u allereerst vragen of u ermee kunt instemmen dat dit voor
stel vandaag in discussie komt.
De Raad stemt hiermee in.
De Voorzitter: Dan moeten wij nu beslissen of het voorstel nu of aan het slot van de vergadering
zal worden behandeld. Ik stel voor om het voorstel nu aan de orde te stellen. Kan de raad hiermee in-
stemmen?
De Raad stemt hiermee in.
De Voorzitter: Verlangen de indieners het woord over hun voorstel?
De heer Buising: U begrijpt dat aan het door de dames Van der Werf en De Jong en door mij inge
diende voorstel wel enig overleg vooraf is gegaan. Daarbij bleek dat niet alle fracties in deze raad
de vrijheid meenden te kunnen vinden om aan dit voorstel hun medewerking te verlenen. Enerzijds
spijt mij dat, anderzijds heb ik dat te respecteren. Wanneer ik echter in een recent overzicht van het
Districtsbureau voor de Arbeidsvoorziening lees dat het aantal werklozen onder vrouwelijk onderwij
zend personeel in Leeuwarden in april van dit jaar 76 bedraagt en onder het mannelijk onderwijzend
personeel 93, dan is in ieder geval de urgentie van het probleem in deze stad en daarmee ook de ur
gentie van het onderhavige ordevoorstel duidelijk aangetoond. De cijfers over mei van dit jaar gever,
een lichte daling van het aantal werklozen onder het vrouwelijk personeel te zien, namelijk twee,
maar een stijging met acht onder het mannelijk personeel. De getallen luiden dan respectievelijk 74
en 101Deze stijging zal vermoedelijk zijn oorzaak vinden in het feit dat er inmiddels enkele p.a.-
verlaters bij gekomen zijn, maar in elk geval waren er in april in totaal 169 personen die tot het on
derwijzend personeel behoren in Leeuwarden werkloos. In mei bedroeg dit aantal 175.
Het is in dit bestek niet doenlijk om uitgebreid in te gaan op de onderwijskundige problematiek
rondom bij voorbeeld de al jaren bepleite en ook in de motie genoemde schaalverlaging en verlaging
van de groepsgrootte bij de takken van onderwijs waar het nu om gaat. Ik wijs echter met name op
de individuele aandacht en begeleiding van kinderen die om welke reden dan ook tot de minder goed
bedeelde sociaal-culturele milieus gerekend moeten worden. Ook wijs ik op de groeiende aantallen
buitenlandse kinderen. Vooral op de zojuist door mij genoemde punten groeien de problemen ons bo
ven het hoofd. Dat is voor ons dan niet zo erg, maar voor die kinderen wel, tenminste, als ten aan
zien van hen de onderwijskundige uitgangspunten zullen gelden waarvan ook de PvdA-fractie uitgaat.
Deze en dergelijke overwegingen zijn voor de fracties van PAL, D'66 en PvdA aanleiding geweest
om op dit moment, waarop overal in het land aandacht voor de onderwijsproblematiek wordt gevraagd,
dit voorstel bij u in te dienen. Ik neem aan dat ik met deze toelichting de bedoelingen die onze frac
tie hiermee had voldoende duidelijk heb gemaakt.
5
Mevrouw Van der Werf: De cijfers van de werkloosheid in het onderwijs, zoals die door de heer
Buising naar voren zijn gebracht, zijn onthutsend. Landelijk wordt er verwacht dat er in augustus van
dit jaar ruim 2.000 arbeidsplaatsen verloren gaan, volgend jaar augustus zouden dit al 5.000 arbeids
plaatsen zijn. In Leeuwarden zullen in 1983 nog eens 30 leerkrachten minder een baan kunnen heb
ben dan nu al het geval is, in 1990 zullen dat er 40 zijn. Een en ander is becijferd door de actievoer
ders in het onderwijs.
Steeds meer goed opgeleide en ook ervaren leerkrachten lopen dus werkloos rond en dat, terwijl
de behoefte aan aandacht voor de kinderen steeds groter wordt. De heer Buising noemde al de buiten
landse kinderen en de kinderen van scholen in arbeiderswijken; maar ook in zijn algemeenheid worden
de problemen waarmee kinderen worden geconfronteerd steeds groter. Denk maar aan de jeugdwerkloos
heid. Veel kinderen zien het op nog jonge leeftijd al niet meer zo zitten. Allemaal redenen die aange
ven dat het belangrijk is dat de kinderen op school goed worden opgevangen en dat er persoonlijke aan
dacht moet zijn voor elk kind afzonderlijk. Door vrijwel iedereen wordt het belang hiervan erkend.
Ook de huidige minister van Onderwijs schijnt de problemen te kennen, want de doelstellingen van zijn
beleid staan bol van termen als "individualisering van het onderwijs", "extra aandacht voor minderheden,
meisjes, arbeiderswijken", enzovoorts. Ik zeg echter met nadruk "schijnt te kennen", want met mooie
volzinnen en doelstellingen kom je er natuurlijk niet. Om die doelstellingen te realiseren zijn mensen
nodig en daarvoor is geld nodig. Mensen zijn er, goed opgeleide leerkrachten, maar zij staan wel steeds
vaker werkloos aan de kant toe te kijken. Het geld is er namelijk niet, althans, het wordt niet beschik
baar gesteld voor onderwijsdoeleinden. Dat betekent dat de klassen onverantwoord groot blijven, dat
er steeds meer dubbel-klassen ontstaan, dat de buitenlandse kinderen op de scholen er maar zo'n beet
je bij hangen en dat allerlei projecten, waarbij onderwijs en welzijnswerk hand in hand proberen om
aan de problemen van buurt en school te werken, dreigen te worden uitgehold totdat het niets meer
voorstelt. Intussen raken de leerkrachten steeds meer overbezet. Het kleuter- en lager onderwijs moet
in 1983 omgevormd zijn tot een nieuwe basisschool, onder andere gebaseerd op die individualisering.
Dat betekent voor de leerkrachten veel extra vergaderingen, extra nascholingsactiviteiten en veel pra
ten met ouders, opdat die het ook allemaal bij kunnen houden en er ook nog bij worden betrokken. De
verslagen van de projectgroep Integratie kleuter/basisonderwijs hier in Leeuwarden en ook de concept
nota Onderwijsbeleid spreken wat dat betreft duidelijke taal.
Keer op keer heeft het onderwijsveld geprobeerd aan de minister duidelijk te maken dat het zo
niet langer kan; dat het niet gaat om louter werkverschaffing aan werklozen, zoals Pais zei dat onder
wijs geen werkgelegenheidsproject is, maar dat het gaat om de kwaliteit van het onderwijs. Dat er
niet langer een ad hoc-beleid of helemaal geen beleid gevoerd kan worden, maar dat het nu juist gaat
om een beleid voor de langere termijn. Die gesprekken leverden niets op, vandaar dat er voor andere
vormen van acties is gekozen. Vandaar ook dat wij als gemeenteraad van Leeuwarden ons in die zin zul
len moeten uitspreken dat er zo niet langer een goed onderwijsbeleid kan worden gevoerd en dat er
geen verantwoordelijkheid kan worden genomen voor de kwaliteit van het onderwijs. Vandaar deze
motie, die wij hebben ondertekend.
In de petitie, die de actievoerders in Zalen Schaaf hebben aangeboden aan de wethouder van On
derwijs, werd ook gepleit voor maatregelen die door de gemeente zouden kunnen worden genomen. Net
zoals men bij minister Pais bepleit dat hij bij de komende begroting met maatregelen komt, willen wij
bepleiten dat in het komende beleidsplan van Leeuwarden wordt onderzocht welke maatregelen wij
zelf kunnen treffen. Het zal betekenen dat wij prioriteiten moeten stellen, keuzen moeten maken ten
koste van andere zaken. Wij zullen in ieder geval bij de behandeling van de begroting hierop terug
komen
De hear Miedema: Wy hienen weet fan dizze moasje, mar hawwe it bislut nommen om dy net to un-
dertekenjen. Ik sil ek in forklearring oflizze oer de reden hwerom't wy der net oan meiwurkje.
Yn it foarste plak skilderje de yntsjinners fan de moasje de swierrichheden by it underwiis. Ik wol
neat oan dy swierrichheden of dwaen, ik nim oan dat se der binne. De deskundigen halde dat öt en dan
moat ik soks oannimme. Oan de oare kant is it sa dat us wethalder fan Underwiis oant nou ta net by de
ried kommen is mei foorstellen en mei oanwizings dat it hielendal mis rint en dat der hwat barre moat.
Fierder spilet men ien en oar, miskien torjocht, op de wurkgelegenheit, it greate tanimmen fan wurk
foar underwiiskrêften. As men it dêrop spilet, dan soe ik dat listje fan wurkleaze groepen yn Cis maet-
skippij noch wol oanfolje kinne mei oare groepen der't de wurkleazens ek foar tanimt. It untgiet üs
hwerom't wy as ried wol in aksje fiere moatte foar de underwiiskrêften en net foar boufakkers, winkel-
personiel, tekstylarbeiders en neam mar op.
Us greatste swierrichheit is lykwols de ofweaging tusken hwat finansieel wol en hwat finansieel net
kin. Dizze ofweaging is in taek fan de Steaten-GeneraelDêr is men der mei dwaende. Ik kin net oan-