11
10
Wij zijn van oordeel dat het aanstellen van fractie-assistenten bevorderlijk kan zijn voor het goed
functioneren van de fracties en dus de raad. Wij vinden het voor de hand liggend dat de gemeente de
kosten die ermee gepaard gaan voor haar rekening neemt. De verdeelsleutel, die voor de grote en
kleine fracties moet worden toegepast, zal onderwerp van nadere overweging moeten zijn. Wij stel
len het op prijs indien hier niet al te lang mee wordt gewacht.
In de commissie heeft een intensief gesprek plaatsgevonden over de mogelijkheid tot het geven
van advies en bijstand door het ambtelijk apparaat aan de individuele raadsleden. Laat ik vooropstel
len dat de huidige opstelling van het ambtelijk apparaat op dit vlak door ons positief wordt gewaar
deerd. De wettelijke regeling, zoals die wordt voorgesteld in de relatienota van de gemeente Eind
hoven, ontbreekt echter. Wat dit betreft stelt de commissie zich erg conservatief op. Om te laten
zien in welke richting dat onderzoek zou kunnen gaan, wil ik de suggesties en aanbevelingen voor
lezen, zoals die op bladzijde 25 in het Eindhovense rapport zijn gedaan. Men kan zeggen dat ieder
een dat zelf wel had kunnen lezen, maar misschien heeft niet iedereen onthouden wat er stond. Voor
de context van deze discussie wil ik deze punten toch even voorlezen:
"1Bij een bezinning op de relatie raad-ambtenaren ware aan te sluiten aan de zich (wederom) mani
festerende monistische tendensen, waarbij de gemeenteraad het bestuurlijk primaat toekomt.
2. De te nemen maatregelen voor een passende verhouding tussen raad en ambtenaren dienen een
geleidelijk karakter te hebben.
3. Het aan de raad behulpzaam zijn van het ambtelijk apparaat dient in beginsel een volledig vrije
stroom van informatie, advies en bijstand in te houden.
4. De hulp dient verleend te worden niet alleen aan de raad maar ook aan het individuele raadslid, en
wel rechtstreeks en niet door tussenkomst van burgemeester en wethouders.
5. De instructie voor de gemeentesecretaris en de andere hoofden van dienst dient een verplichting
te bevatten tot het geven van informatie, advies en bijstand aan de raad en het individuele raads
lid.
6. .Het proces van vragen en geven van hulp dient zeer nauw te worden begeleid door een bestuurlijk-
ambtelijke commissie; een goede mentale voorbereiding van de ambtenaar is noodzakelijk.
7. De te geven hulp dient in het algemeen een open karakter te hebben.
8. Na de totstandkoming van een regeling als bedoeld onder punt 5, verdient een meer geïntegreer
de regeling van dit onderwerp aanbeveling in een strüctuurverordening.
Dit zijn zaken waar wij ook eens over zouden kunnen nadenken. Het is dus duidelijk dat onze fractie het
eens is met het standpunt van de minderheid van de commissie dat een nader onderzoek moet worden inge
steld naar de mogelijkheden tot het verlenen van advies en bijstand. Wij zien hierin ook een middel om
het primaat van de raad, waarover wij het allen eens zijn, beter tot gelding te laten komen.
Dan ben ik nu toe aan hetgeen wordt gesteld over de werking van de inspraak en de participatie.
Zoals u weet, heeft ook onze fractie zich over dit onderwerp gebogen en over deze materie een rap
port uitgebracht, met name over de werking van de project- en contactgroepen. Hierin is getracht de
twee voorliggende nota's te analyseren en aanbevelingen te doen. Achtergrond is dat het gebeuren
rond de stadsvernieuwing ons na aan het hart ligt. Men is met mensen en hun omstandigheden bezig
en daarom staan wij een zo goed mogelijke organisatie voor. Het doet ons daarom goed dat wij vele
van de aanbevelingen en zeker de meest essentiële terugvinden in het rapport van de commissie. Wij
hebben overigens naast waardering toch wel wat kritiek op de gele nota. De problematiek is hierin in
algemene zin geanalyseerd, tè algemeen naar ons idee. Er is weieens gezegd dat deze nota een analy
se bevat die toepasbaar zou kunnen worden verklaard op elke willekeurige middelgrote Nederlandse
stad en dat geen poging is gedaan om te bekijken wat de effecten van de inspraak zijn geweest en wat
er door de inspraak verbeterd is aan de waarde van de bebouwde omgeving. Nu geef ik wel toe dat
dit misschien een wat al te ambitieuze vraag is, het is moeilijk hiervoor toetsingsmogelijkheden aan
te geven. Toch zouden wij ons hierover misschien nog eens kunnen buigen. Een belangrijker manco
is echter dat er geen poging is gedaan om nu eens voor een concrete situatie te beschrijven waar het
in die concrete situatie aan geschort heeft, waar het in de procesgang fout is gelopen. Van zo'n be
schrijving kunnen wij leren en er waren daartoe toch wel voorbeelden voorhanden geweest. Ik denk
dat het nodig is de grenzen van de inspraak eens wat duidelijker vast te stellen. Gevoelens van ge
frustreerdheid treden op bij de bevolking, als men zich eerst met de plannen bezig mag houden, ter
wijl de plannen later weer vanwege bovenwijkse motieven of ook financiële motieven aan hun invloeds
sfeer worden onttrokken. Ik denk dat zo'n grensafbakening thuishoort in de te ontwikkelen nota over
de stadsvernieuwing. Met deze afbakening van grenzen wordt niet bedoeld de gedifferentieerde werk
wijze die in de evaluatienota is gepropageerd, al naar gelang het gaat om gedetailleerde plannen of
plannen van globale aard. Onzes inziens heeft de commissie dit standpunt terecht en op een juiste wij
ze gecorrigeerd.
De organisatie, zoals die nu is vastgelegd, is sterk afhankelijk van de wijze van invulling door
degenen die in die organisatie een plaats vinden. Scholing en cursussen zijn hierbij belangrijk, maar
belangrijker achten wij de persoonlijke instelling van alle medewerkers ten opzichte van dit gebeuren.
Ik denk dat u daarmee met uw personeelsbeleid rekening zal moeten houden. Een belangrijk probleem
is de representativiteit van degenen die zitting nemen in de contactgroepen. Bij het model zoals wij
dat voorstaan - gescheiden opererende project- en contactgroepen - hoeven hieraan overigens niet
zulke zware eisen te worden gesteld als in het geval dat in bestuurlijke zin een zwaar accent op de
buurt wordt gelegd.
De evaluatienota spreekt van afgevaardigden van wijkcomité's. Als motief wordt genoemd de mo
gelijkheid die er voor wijkorganisaties bestaat om terug te koppelen. Dit houdt in dat er wordt ge
kozen voor contactgroepen die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende belangen
groepen. Een andere mogelijkheid is namelijk dat de leden van de contactgroep op een informatie
avond uit en door de aanwezige wijkbevolking worden gekozen. Bij het hanteren van het laatstgenoem
de model is het niet ondenkbeeldig dat er mensen in een contactgroep zitting nemen, louter om hun
particuliere opvattingen uit te dragen. Ik gebruik met nadruk het woord "louter", omdat het uitdragen
van persoonlijke opvattingen uiteraard altijd mogelijk moet blijven. De keuze van het vertegenwoor
digingsprincipe verdient onzes inziens echter de voorkeur. Dit werkt alleen als ook alle betrokken
belangengroepen vertegenwoordigd zijn. Dat zijn dan bewoners, middenstanders, bedrijven, woning
bouwverenigingen, particuliere bouwers, onderwijs, en dan in de contactgroep. Vanuit de meeste con
tactgroepen komt de klacht dat men te weinig gelegenheid krijgt om goed in te spelen op activiteiten
en voorstellen van de projectgroep. Dit komt, omdat voorstellen en conclusies van de projectgroep
vaak mondeling aan de contactgroep worden doorgegeven en de agenda voor de contactgroepvergade
ring pas aan het begin van de bijeenkomst beschikbaar wordt gesteld. Dit kan natuurlijk niet en daar
om kunnen wij ons ook vinden in de aanbevelingen, gedaan op bladzijde 2 van de brief van het OSO,
die luiden: "a. de contactgroepleden een meer gedetailleerde planning verstrekken, waarin duidelijk
wordt wat de noodzakelijke werkzaamheden van de projectgroep zijn, in welke volgorde en met welk
tijdschema deze worden uitgevoerd; b. de verslagen van de projectgroep vergaderingen zenden aan de
ieden van de contactgroep, zo nodig vergezeld van meer uitgewerkte voorstellen; c. de agenda voor
de contactgroepvergadering een week van te voren toezenden en zo nodig de agendapunten detaille-
II
ren
De randvoorwaarden, waarbinnen moet worden gewerkt, moeten nauwkeurig bekend zijn bij de
contactgroepen. Deze moeten in de opdracht aan de projectgroep worden verwerkt. De contactgroep
moet voldoende kijk krijgen om te kunnen reageren op de definitieve plannen. Wegens de belangrijke
personele consequenties gaan wij ermee akkoord dat het idee van 's avonds vergaderen door de contact
groep wordt losgelaten.
Het gele rapport besluit met een aantal aanbevelingen. Wij kunnen ons daarin vinden, voor zover
ze niet geamendeerd zijn in het rapport van de Commissie Een goede raad en voor zover wij geen tegen
gestelde standpunten hebben ingenomen. Wei rijst bij ons de vraag wanneer deze aanbevelingen worden
uitgevoerd. Wat ons betreft gebeurt dit op zo kort mogelijke termijn.
Het rapport Evaluatie projectorganisatie is van maart 1977. Omdat het betrokken is bij deze behan
deling, is het zo lang blijven liggen. Dat is op zich een minder goede zaak, het onderwerp was belang
rijk genoeg geweest om snel aan te pakken. De samenhang met hetgeen wij nu behandelen was echter
niet te ontkennen. Wij zijn erg verheugd dat het voorstel uit onze fractie-nota ter versterking van het
politiek management is overgenomen. Er zal een adviescommissie voor de stadsvernieuwing worden in
gesteld, die bestuurlijk het gehele stadsvernieuwingsproces zal begeleiden. Wij gaan ervan uit dat de
ze commissie zich niet zo lijdelijk zal opstellen als mogelijk uit de taakomschrijving kan worden opge
maakt, maar alert en initiërend zal zijn.
Een hoofdpunt bij de projectorganisatie is de verhouding tussen de horizontale en de verticale struc
tuur, waarover de directie van de DSO een brief heeft gestuurd. Hierover is tussen het college en de
dienst al jarenlang een discussie gaande. Ik zal vanavond niet weer proberen deze discussie uit te die
pen. Kortheidshalve kan ik u meedelen dat wij het eens zijn met wat u, mijnheer de voorzitter, hier
over tijdens de informatieve raadsbehandeling heeft gezegd, wat in het verslag op bladzijde 28 is op
genomen.
Ik ben van mening dat met deze rapporten door een aantal mensen goed werk is verricht. Ik wil
i ervoor namens mijn fractie mijn dank uitspreken. Wel wil ik erop aandringen dat de aanbevelingen,
die in de diverse nota's zijn gedaan, op korte termijn zullen worden uitgevoerd.
Mijn verhaal bestond deels uit aanbevelingen, die als interpretaties van het gestelde in de nota's
kunnen worden beschouwd en die later nog moeten worden ingevuld, maar anderzijds uit een aantal op-