12
merkingen, waarvan de inhoud tegengesteld is aan de inhoud van de nota van de Commissie Een goede
raad. Onder het eerste kunt u laten vallen het gestelde over de contactgroepen, onder andere de op
merkingen over de representativiteit ervan - hetgeen mogelijk nog nader kan worden ingevuld in de
handleiding voor de contactgroepen -, en over de werking en samenstelling van de projectgroepen. Be
treffende de van het rapport afwijkende meningen, willen wij een motie indienen om een en ander hard
te maken. Deze motie luidt als volgt.
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 23 juni 1980, besluit
a. van de in te stellen commissie bestuurlijke aangelegenheden een raadsadviescommissie
te maken;
b. de kosten voor aan te stellen fractie-assistenten voor rekening van de gemeente te bren
gen, onder nader te stellen condities;
c. een nader onderzoek te doen uitvoeren naar de mogelijkheid om een regeling te treffen
waarbij het ambtelijk apparaat ook een taak krijgt bij het verlenen van advies en bij
stand aan de raadsfracties en de individuele raadsleden.
Deze motie is behalve door mijzelf ook door mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma ondertekend.
De heer Heere: De rapporten over de projectorganisatie en de inspraak zijn al enige tijd onderweg
en hebben daardoor op onderdelen al iets van hun actualiteit verloren. Het rapport van de Commissie
Een goede raad is blijkens de inleiding vooral een raamwerk voor toekomstige ontwikkeling van de be
stuurlijke gang van zaken in onze gemeente. Verder heeft de informatieve raadsvergadering, die aan
de vergadering van heden vooraf ging, op veel vragen een antwoord gegeven. De ons ter beschikking
staande tijd is beperkt. De commissie beveelt op bladzijde 8 van haar rapport sprekers aan zich zelf
beperking op te leggen. Verder is dit onderwerp wel uitermate belangrijk, maar niet voor ieder raads
lid even belangwekkend. Een deel van de burgerij heeft meer belangstelling voor tastbare resultaten
van hun inspraak en tenslotte luistert er geen hond naar verhalen, hoe goed onderbouwd ook, van een
te hoog abstractieniveau. Allemaal argumenten om mijn betoog in omvang te beperken.
Tijdens de informatieve raadsvergadering is van bepaalde zijde gevraagd om een meer fundamen
tele discussie over deze aangelegenheid. Ik merk daarbij op dat dit verzoek ondermeer voorbij gaat
aan het feit dat er in de commissie wel degelijk diepgaand en langdurig zeer principiële discussies
zijn gevoerd. Die discussies behoeven wij naar mijn mening vanavond niet te herhalen. Ik zal u alleen
nog eens de contouren schetsen van het beeld dat mijn fractie voor ogen staat van een goed bestuur op
locaal niveau. Hoofdlijn is daarbij dat de organisatie van het bestuur gericht moet zijn op dienstbaar
heid aan de burger. Het vindt zijn doelstellingen, die tevens begrenzingen zijn, in de begrippen de
mocratisch en doelmatig. De lijnen, die dit nader invullen en gezicht geven, kunnen worden geken
merkt door begrippen als "beïnvloeding door burgers met name via de vertegenwoordigde organen",
"openheid en openbaarheid", "doorzichtigheid en toegankelijkheid", "effectiviteit en efficiency".
Dat zijn punten waaraan mijn fractie de inhoud van de rapportage heeft getoetst en waarvan de uitkomst
de volgende is. Ik zal daarbij het rapport van de Commissie Een goede raad selectief op de voet volgen.
Ten eerste, het voorstel tot instelling van een commissie voor bestuurlijke aangelegenheden vol
gen wij. Er bestaat binnen mijn fractie op dit ogenblik voorkeur voor een raadsadviescommissie. Daar
om willen wij ons op de status van de commissie niet, zoals het rapport wel doet, op voorhand vastleg
gen, maar daarop terugkomen bij de evaluatie in 1982. Dit is tevens een voorlopige stellingname ten
aanzien van punt a van de motie van de heer Geerts.
In de tweede plaats ondersteunen wij de aanbeveling om het beleid te richten op het herstel van
het bestuursprimaat van de raad binnen de formele monistische structuur. Dit betekent voor ons dat het
college van b. en w. hier en daar bereid moet zijn stappen terug te doen. Bestaat er tussen parlement
en regering een situatie van gematigd dualisme - naar het woord van Van Raalte -, dan zal men op
gemeentelijk vlak van een gematigd monisme als einddoel kunnen spreken. De in het rapport aange
reikte middelen tot het bereiken van dit doel komen ons op zichzelf als juist voor. Daarbij moet even
wel worden opgemerkt dat er bepaald meer middelen zijn te bedenken, maar daar komt de commissie
wellicht nog wel op.
Een waarschuwend geluid willen wij laten horen tegen een te zeer gedetailleerde planning. Een
zodanige planning kost schatten aan mankracht en geld en kan de vrije beleidsruimte zozeer beperken
dat de raad al is vastgenageld voordat er nog maar iets besloten is. Duidelijkheid scheppen voor wat
betreft politieke keuzen via het beleidsplan juichen wij overigens wel toe. De wat geringschattende
opmerking dat het huidige beleidsplan "slechts" een financiële kant zou belichten, lijkt mij in het
licht van de recente ontwikkelingen op financieel gebied een wat wrange opmerking.
13
Mijn fractie kan zich geheel vinden in de conclusies inzake de informatie, advies en bijstand van
ambtenaren aan de raadsfracties en raadsleden. Ook dat is dus een antwoord op een ander deel van de
motie van de Partij van de Arbeid. Wij zullen een snelle totstandkoming van een procedureregeling
ter zake toejuichen. Wij bevelen daarbij een zekere souplesse in de wederzijdse opstelling aan, waar
bij ook het ambtelijk apparaat bij voortduring haar bijdrage aan het herstel van het eerder genoemde
monisme zal moeten leveren.
Voor wat betreft inspraak en participatie in Leeuwarden is mijn fractie van mening dat wij op de
goede weg zijn, maar dat er hier en daar grenzen in zicht komen. Wij stellen daarbij dat inspraak
functioneel en doelgericht moet blijven en niet moet verworden tot een doel op zichzelf. De raad
blijft uiteindelijk verantwoordelijk voor de eindbeslissing. De inspraakresultaten dienen zwaar mee
te wegen, maar ook andere factoren moeten hun gewicht bijdragen tot de uiteindelijke keuze. De bur
gers dienen duidelijk te beseffen dat ook hun wensen en verlangens, net als in hun privéleven, niet
alle vervuld kunnen worden. Zij moeten er evenzeer op kunnen rekenen dat alles wat in redelijkheid
wel kan ook zal geschieden. Politiek hobbyisme, ambtelijk beter weten en een te losse opvatting op
financieel gebied zullen daarvoor moeten wijken. Mijn fractie vindt overigens dat de Leeuwarder prak
tijk tot nu toe wat dat betreft best meevalt.
Aan de behoefte aan inspraak en participatie is voor wat betreft de procedurele kant van de zaak
binnen het stelsel van commissies en raden naar ons inzicht op goede wijze en in voldoende mate tege
moet gekomen. Een algemene wettelijke regeling voor de procedures heeft onze voorkeur boven een
sectorale gemeentelijke verordening. Misschien heeft het nochtans zin om de periode, die aan de tot
standkoming van een zodanige regeling vooraf gaat, te overbruggen met een eigen regeling. Een vraag
die naar onze mening zou kunnen worden gesteld, is er een ten aanzien van de ambtelijke begeleiding
van de inspraak. Die geschiedt op dit moment op voortreffelijke wijze vanuit de DSO. Nu het streven
naar een grotere samenhang met het welzijnsaspect duidelijker wordt, kan de vraag rijzen of ook hier
aan op ambtelijk vlak wat meer accent moet worden gegeven.
Vervolgens de bestuurlijke begeleiding van het werk van project- en contactgroepen. Mijn frac
tie vindt dat de voorgestelde commissie van advies aan b. en w., mede gelet op de samenstelling er
van, zou kunnen werken. Wij waarschuwen wel voor een te zwaar-op-de-handse benadering, die zou
kunnen leiden tot een voor de voeten loperij van degenen die primair met de taak zijn belast. Onno
dige vertraging en verhoging van het spanningsniveau scheppen eerder conflicten dan dat zij die oplos
sen. Wij pleiten met klem voor een aanpak waarbij het ruimtelijke ordening management en de project
leiders de nodige ruimte blijven houden en waarbij slechts daar wordt bijgestuurd waar het strikt nood
zakelijk is. Wij hechten daarbij minder aan formele structuren en letten wat meer op wat personen er
concreet van maken.
Tot besluit de voornemens tot verdere studie en rapportage. Wij achten deze voornemens zinvol.
Wij wensen de commissie wijsheid en werkkracht toe, want het programma is niet gering.
Samenvattend wil ik nog zeggen dat mijn fractie vindt dat de commissies goed werk hebben gedaan
Dit geldt zeker niet in het minst voor de toegevoegde ambtelijke assistentie. Wij spreken daarbij de
verwachting uit dat mede daardoor de kwaliteit van het bestuur in onze gemeente en het democratisch
gehalte ervan nog zullen kunnen worden vergroot. Wij constateren daarbij dat dit rapport en de behan
deling ervan vanavond een zekere voorlopigheid hebben, een stap zijn op een weg die wij als gemeen
tebestuur zullen moeten gaan in het besef dat de tijden snel veranderen.
De heer Schaafsma: Als het je eigen laatste raadsvergadering is, is de verleiding groot om die za
ken te gaan koppelen. Ik zal proberen dat niet te doen. Daar, waar de schijn tegen mij is, is het echt
de bedoeling niet.
Ik heb nu drie jaar het functioneren van de commissie, die dit interim-rapport heeft voorbereid,
van nabij en de afgelopen twee jaar van wat minder nabij meegemaakt. Het valt mij dan op dat er in
dit interim-rapport als resultaat van zeer intensieve discussie toch fricties zijn die, naar ik aanneem,
enigszins onoplosbaar zijn; dit is dan niet negatief bedoeld. Misschien zijn deze fricties wel beter te
formuleren, maar in wezen zijn ze onoplosbaar en daarmee zullen ze alle goede bedoelingen ten spijt
een volgend rapport niet veel verder brengen dan enkele randvoorwaarden, waarin dan het functione
ren van het raadslid wel wordt verlicht maar niet zodanig mogelijk wordt gemaakt dat men met betrek
king tot het primaat van de raad meer kan doen dan praten zoals wij er vanavond over praten. Wij
hebben namelijk te maken met het feit van een steeds verder voortschrijdende overheidsinvloed. Of
men het daar nu mee eens is of niet: als men deel wil zijn van deze maatschappij, zal men ook wan
neer men een andere mening heeft participant moeten zijn, ook als de stroom tegen zijn ideeën in
gaat. Ik dacht dat dat een vorm van democratie was.