15 Dit betekent dat men wel mag signaleren dat de stadsuitbreiding tot 85.000 inwoners een raadscol- lege oplevert van slechts 37 gemeenteraadsleden, waarvan na veel en lang wikken en wegen acht jaar geleden vijf in dagelijkse dienst werden benoemd. De rest bestaat uit 32 participanten, parttime, die naast hun baan datgene moeten doen wat op hen toestroomt. Al zal de werktijdverkorting wel door gaan, toch neem ik aan dat het aantal raadsleden dat deze functie parttime verricht voorlopig met een eigen werktijd van boven de dertig uren zal blijven zitten. Ik wijs dan op wat ook vanavond weer aan pakken papier op het gemiddelde raadslid afkomt - rapporten, tekeningen, interim-rapporten: do zen vol, goed voor de speeltuin -, terwijl wordt verwacht dat dit alles door die parttimer eerst in com missies wordt voorbereid en vervolgens in de raad wordt behandeld, nog afgezien van de irritaties die onevenredig lang spelen op het geduld door PAL ook bij mij wekken. Ik ben het wat het PAL betreft eens met de woorden van de heer Geerts daarover. Men moet niet proberen deze woordenvloed in te dammen, want het is net als met water: het sijpelt er toch weer tus sendoor, het komt op een andere manier wel weer boven. Ik ben wat dat betreft voor die koffiekamer. Als de luidsprekers in deze kamer op heel zacht worden gezet, heeft men er helemaal geen last van en als de voorzitter net als in de Tweede Kamer een belletje krijgt, dan komt men terug als het tij weer is gekeerd. Wat dat betreft is de zaak met geringe technische middelen oplosbaar: het is een kwestie van twee stroomdraadjes en de koffie op tijd klaar. Ik heb tegen een beperking van de spreektijd al leszins bezwaar. Niet alleen zal deze beperking nu de twee leden van PAL treffen omdat zij zo ont stellend lang van stof zijn en vier, vijf keer hetzelfde zeggen, maar ook treft het mijn eigen partijtje dat op het ogenblik gezien de verkiezingspolls nu ook bepaald niet groeit. Wat dat betreft zou de be perking van spreektijd ook op onze partij neerkomen. Nu ben ik na vanavond en misschien morgenavond uitgesproken, maar men moet ook voor zijn opvolgers nog wat te besturen overlaten. Ik heb het over een frictie. Ik heb deze frictieal globaal aangegeven door te wijzen op enerzijds de parttimer en anderzijds de mensen die men afvaardigt. Het merkwaardige is dat ik in het hoe leuk ook verpakte primaat van de raad toch ergens soms wantrouwen proef. PAL maakt daar een item van en weet het wantrouwen op te blazen tot ongekende hoogten en hiervan een hoofddoelstelling met hoofd letters te maken om daarmee de verkiezingen in te gaan: "Wacht maar, wij zullen de autoriteit pak ken, als wij maar groot en sterk worden. Het duurt nog even, maar wij blazen de zaak wel op." Merk waardigerwijs hebben zij dan niet in de gaten dat zij op dat moment de autoriteit zijn geworden, maar daar trekken zij zich gelukkig niets van aan. Het blijft wat dat betreft amusant. Om terug te komen op dat wantrouwen, enerzijds staat op de verkiezingslijst een geselecteerd pu bliek - ik praat dan even niet over het feit dat het heel moeilijk is voor de gemiddelde politieke par tij om 20 of 30 mensen op die lijst te krijgen; wij praten dan over democratie -, maar de meeste men sen staan niet te trappelen om op die lijst te komen., (De heer Van der Wal: Niet op die van de VVD.) Och heden, hij heeft weer een leuke opmerking. Als het publiek het niet heeft gehoord, zal ik het eventjes herhalen: "Niet op die van de VVD", zegt de heer Van der Wal. ledereen heeft het nu be grepen, het staat nu ook goed in de notulen. Ik heb het nu dus over de gemiddelde politieke partij, daar valt ook de VVD onder, maar de heer Van der Wal weet best dat het bij de andere partijen ook niet botertje tot de boom is. Een en ander betekent dat men de beste mensen over het algemeen pro beert in een college te praten. Ik vraag mij het volgende af. Wie moet het beleidsplan politiek kleuren? Zijn een college en een structuur zoals die in een lagere overheid werkt uitvoerder van wat deze raad wil en zijn wij de genen die politiek kleuren in dat beleidsplan? Of moet ik het zo zien dat het beleidsplan voorgekleurd wordt door het dagelijks bestuur dat wij afvaardigen? Als ik het beleidsplan op het ogenblik lees, dan zeg ik dat men bedoelt dat deze voorkleur wordt gemaakt door het college, afgezien van de vraag of er een meerderheidscollege of een afspiegelingscollege - hoe de terminologieën ook maar luiden - zit. Als wij het over het primaat van de raad hebben, zou naar mijn mening juist in onze algemene beschou wingen en in onze politieke voorbeschouwingen in de afdelingen moeten blijken wat de raad en niet het college politiek voorstaat. Ook als ik deze maand de gemeenteraad verlaat, zou ik als raadslid geen enkele behoefte hebben aan het voorkleuren door de individuen die achter de tafel zitten of door het college, ik zou zelf het kleurpotlood ter hand willen nemen. Ik heb in mijn algemene beschouwingen altijd geprobeerd dat kleurpotlood kwistig te gebruiken, een enkele keer tot "razernij" van sommigen. (De heer Van den Eist: De pot viel wel eens om.) Ja, maar jullie wisten nooit een gelegenheid te vin den om het weer op te rapen, jullie brandden je vingers er kennelijk toch aan. Ik dacht dat ik de heer Geerts kon volgen wat zijn opmerkingen over de locale democratie be treft. Ik ben niet zo optimistisch dat de aangedragen dingen meer zijn dan randvoorwaarden die het functioneren zullen verlichten. Dit zal echter niet zodanig zijn dat de aantrekkelijkheid van het raads lidmaatschap er zo door wordt bevorderd dat men in rijen van tien staat te trappelen om raadslid te wor den en dat men door de ruime keuze kan komen tot een raad die minder wantrouwen kent ten opzichte van hen, die het dagelijks bestuur vormen. Gedurende de periode dat ik deel uitmaakte van het col lege heb ik echt niet de indruk gehad dat daar nu zoveel meer werd gebrouwen als ik op dit ogenblik als raadslid niet te weten kan komen. Nu heb ik een partijtje dat toevallig geen wethouder heeft. Als ik evenwel naar een van de vijf wethouders, het maakt niet uit naar wie, toe stap, dan krijg ik ant woord op mijn vragen, ook als die politiek onwelgevallig liggen. Er is geen vorm van verhulling of wat dan ook bij. Als ik naar een ambtenaar stap, dan krijg ik recht naar vragen. Het lijkt mij meer een kwestie van vertrouwen opbouwen in die relatie dan dat wordt geprobeerd alles structureel vast te leggen. Als men als raadslid onbetrouwbaar is omdat men met bepaalde informatie meer doet dan wat de andere partij van je verwacht, dan kan men allerlei structuren maken, maar dan is het vertrou wen wel weg en krijgt men de informatie niet. Ik vind de informele manier, waarop men hier in een vertrouwensrelatie met de ambtenaren van de secretarie en met de leden van het college kan praten over alles en nog wat, alleszins waard om te koesteren. Ik ben dan echt niet tegen een relatienota van de gemeente Eindhoven, die de heer Geerts heeft aangehaald, maar ik zeg wel: wees voorzichtig met wat je hebt en tracht niet iets door structuren in te bouwen, zodat men kwijtraakt wat op dit ogenblik waardevol is. Ik kom dan bij het ambtelijk apparaat. Ik kan mij voorstellen dat een afdelingshoofd of een dienst hoofd zich weieens voelt als een meerpaal van buitengewone omvang, want men krijgt 32 trossen om zijn nek. Dit geldt vooral voor de sectoren ruimtelijke ordening en welzijnsaangelegenheden, omdat iedereen juist in deze sectoren is geïnteresseerd. Daar wordt het hardst aan getrokken. Als men elk partijtje, dat niet vertegenwoordigd is in het college, ook nog de vrijheid geeft om alternatieven in wat voor lichte vorm dan ook te laten uitwerken, dan wil ik ervoor waarschuwen dat het niet waar is dat een uitgewerkt alternatief naast het alternatief van het college ook publiekelijk beter is. Wat is uiteindelijk het alternatief dat aanspreekt? Dat is het alternatief waarbij men zegt: "Oh ja, het is ook zo." De beste alternatieven zijn niet de uitgewerkte alternatieven, ze zijn op zijn hoogst gelijkwaar dig; de betere alternatieven herkent het publiek zo wel. De heer Geerts heeft gezegd dat de parlementaire democratie niet volmaakt is. Ik ben dat met hem eens, alleen, de Partij van de Arbeid komt ook niet uit de vraag welke vorm van actie onverant woord is. Nu kan ik mij dat sinds 30 april ook wel voorstellen, maar ik zou toch wel een grens willen trekken tussen wat een parlementaire actie en wat een buitenparlementaire actie is. (De heer Ten Hoe ve: Leuk om te horen, maar het slaat nergens op.) Het is dan prettig dat u er niet bij in slaap bent ge vallen, omdat u kennelijk nog op tijd reageert. (De heer Van der Wal: Het is maar goed dat er nog geen koffiekamer is.) Ik weet dat er om negen uur koffie is, maar ik durf het niet aan om meer dan een kwar tier te praten, dus ik maak het tot kwart voor negen vol. Over de commissies het volgende. Mij dunkt dat de heer Geerts gelijk heeft, als hij zegt dat een commissie voor bestuurlijke aangelegenheden een raadsadviescommissie behóórt te zijn, omdat het gaat om het huidige en het toekomstige functioneren van de raad. Deze relatie moet duidelijk zijn. Met betrekking tot de vraag of de fractie-assistenten voor rekening van de gemeente moeten ko men, vraag ik mij af of de financiële positie van de gemeente het wel toelaat dat dit soort wensen wordt geuit, ook al zou het gaan om een verre toekomst. Over een regeling voor ambtenaren ten aanzien van het verlenen van advies en bijstand aan het raadslid heb ik u mijn mening al gegeven. Het kan worden onderzocht, ik zeg niet dat het onmogelijk is, maar ik meen wel dat de situatie in Leeuwarden wat dit betreft uitermate goed is en dat men moet voorkomen dat deze relatie wordt opgeschort, omdat men iets gaat onderzoeken dat in feite misschien niet dat oplevert wat men ervan verwacht. Ik ben dan beland bij de project- en contactgroepen. In het voorstel van b. en w., met een grens- afbakening zoals de Partij van de Arbeid die duidelijk heeft gesteld, zijn mijns inziens de opdrachten duidelijk en weet men binnen welke grenzen men moet opereren. Tijdens de informatieve raadsverga dering is gesteld dat men, zoals ook in het rapport staat, naar de persoon kijkt die het doet. Ik kom dan eigenlijk op precies hetzelfde als wat ik ten aanzien van die relatie heb gezegd. Het lijkt mij dat men de situatie, zoals die wordt voorgesteld en die in Leeuwarden met al zijn lek en gebrek naar mijn mening goed loopt, moet laten zoals hij is en er niet te veel aan moet sleutelen. Eén ding wil ik met het oog op de toekomst nog in uw aandacht aanbevelen, het stelsel van com missies en raden, zoals dat op dit moment functioneert of minder goed functioneert. Het lijkt mij erg moeilijk om een minder goed functionerende raad of commissie uit te schakelen. Ik zou een naam kun nen noemen van een commissie of raad waarbij dat ook niet is gelukt. Ik wil juist een pleidooi hou den voor de kleinere fracties. Men zit in feite op naam in de commissies. Zou het, juist voor de klei ne fracties, maar ook voor de grotere fracties lijkt het mij het overwegen waard, niet dienstig zijn om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 8