24 einde is vermoedelijk nog lang niet in zicht en daarom, zo schrijft mr. Pop in een artikel, komt het ont werp te vroeg. Dat is waar, maar er is meer. Het idee om provinciale politiekorpsen te stichten, is voor een groot deel geboren uit de gedachte de reorganisatie van de politie te koppelen aan of te integreren in - wat het precies was, is voor mij tenminste moeilijk te achterhalen - de reorganisatie van het bin nenlands bestuur door het inschakelen van provincies-nieuwe-stijlOp bladzijde 21 van de memorie van toelichting bij het voorontwerp staat immers: "Het ontwerp voor een nieuwe Politiewet kan niet los wor den gezien van de bestuurlijke organisatie. De keuze voor een provinciale politie ligt immers in het verlengde van de keuze voor een provincie-nieuwe-stijl, die naar schaal en bestuurskracht geschikt is voor inbedding van het grootste deel van de Nederlandse politie." Maar, van het plan tot reorganisatie van het binnenlands bestuur door middel van het model van de provincie-nieuwe-stijl is recentelijk door de minister van Binnenlandse Zaken afgezien. Die provincies-nieuwe-stijl komen er niet, maar de pro vinciale politie nog wel, tenminste, dat wil het voorontwerp. Anders gezegd, de kapstok is opgeborgen, maar de politiepet moet er kennelijk nog wel aan worden opgehangen. Men kan ook een andere vergelijking trekken: De wagen is tot staan gebracht, maar een van de wielen is losgeraakt en rólt ongecontroleerd verder; met alle risico's van dien. Vraag: Waar zal het te rechtkomen? Antwoord: Bij een zekere vorm van staatspolitie, althans volgens de raadsbrief. In onze verhoudingen is het woord "staatspolitie" niet een beladen woord, daar ben ik het mee eens, maar toch, ik hoef het woord maar te lezen of er gaat een belletje bij mij rinkelen, en ik denk dat het een alarm belletje is. Mr. J.P. Hustinx, fungerend directeur van politie, heeft geen hoge pet op van de gemeentepolitie. Ik weet veel te weinig van de materie af om te kunnen beoordelen of hij gelijk heeft of niet. Eén ding lijkt mij logisch, namelijk dat een aantal van zijn bezwaren rechtstreeks is terug te voeren tot een ge brek aan financiële middelen. Daardoor voldoen bij voorbeeld mankracht en uitrusting misschien niet aan de eisen die wij menen te mogen stellen en die ook de rijksoverheid meent te mogen stellen. De zelfde overheid die voor het toedelen van die middelen verantwoordelijk is. In dit verband denk ik nog heel even terug aan het onlangs in de commissie gevoerde gesprek over de sportinstructeur voor halve dagen. Aan zo iemand bestaat enorme behoefte, maar hij komt er niet als de gemeente het niet zelf mo gelijk maakt. Zou verder de provinciale politie beter functioneren, beter de maatschappelijke ontwik kelingen tegemoet kunnen treden, beter kunnen optreden - bij voorbeeld sneller en efficiënter dan nu het geval is - bij dezelfde mogelijkheden? Ik dacht dat dit op zijn minst nog bewezen moet worden. Wie garandeert, om even een ander puntje te noemen, dat de democratische controle op het beleid en het handelen van de politie door provinciale staten meer effect op dat beleid en handelen zou heb ben dan wanneer deze controle door de gemeenteraden gebeurt, zoals nu? Ik probeer bescheiden te blijven en geef toe dat onze Commissie voor de Openbare Orde nog niet zo lang bestaat en dat wij op onze eigen manier ook druk bezig zijn met onder andere de discussie over de taak en de functie van de politie. Wij zijn met de democratische controle misschien ook nog niet zo heel ver, althans zo voel ik het aan, maar dat lijkt mij eerder een kwestie van tijd dan van wat anders te zijn. Ook hier moet mij nog worden bewezen dat dit in de provinciale staten beter tot zijn recht zou komen. Daarbij komen dan nog de bezwaren die het ontwerp-commentaar van de VNG op bladzijde 20 onder b opsomt en die be trekking hebben op de scheiding van gezag en beheer over de politie, ik ga op dit aspect niet te diep in, maar ik herinner toch wel even aan het zinnetje: "Het beheer is een afgeleide van het gezag." Bei de horen dus in één hand, zou men zeggen. De daadwerkelijke voorkoming van strafbare feiten lijkt onze fractie zo nauw verweven met het handhaven van openbare orde en veiligheid, dat wij het helemaal eens zijn met wat daarover in de bij zondere opmerking nr. 1 van de raadsbrief (blz. 3) is gesteld als mening van de commissie. Als voorbeeld wordt verhoogde politiesurveillance genoemd, maar men kan bij voorbeeld ook wel denken aan posten bij gebouwen, inval in bepaalde panden, het doen van huiszoeking en dat soort activiteiten. Zo lang deze dingen gebeuren in het kader van opsporing, beëindiging of vervolging, zitten wij wel goed, maar ik heb het idee dat de verschillende stadia van de gang van zaken zo moeilijk van elkaar te onderschei den zullen zijn dat het risico van verschuiven van de verantwoordelijkheden er best in kan zitten. Daarom is voorzichtigheid ook hier zeer duidelijk de moeder van de porseleinkast. Er pleit veel voor om het stellen van prioriteiten tot de verplichte onderwerpen van het driehoeks overleg te rekenen. Dat dit in het voorontwerp niet gebeurt, is zonder meer een gebrek. Wanneer treedt de politie op en wanneer niet? Vanuit het gezichtspunt van de burger zou men deze vraag misschien kunnen vertalen als: Waar gaat de politie achteraan en wat of wie laat zij lopen? Met name de huidige omvang van de kleine criminaliteit maakt dat deze bij de tegenwoordige personeelssterkte, om maar één aspect te noemen, heel moeilijk is bij te sloffen. Persoonlijk vind ik dat in dit verband een waarderend woord zeker op zijn plaats is. Wel blijft het feit bestaan dat prioriteitenstelling zo belangrijk is dat de politie zonder dat nauwelijks effectief kan optreden en, wat nog belangrijker is, onder politieke en 25 ambtelijke dekking, als ik het zo even mag uitdrukken. Ook hierbij nog een persoonlijke opmerking. Deze prioriteitenstelling zou, wanneer de Commissie voor de Openbare Orde erbij zou kunnen worden betrokken, misschien ook nog een waardevolle bijdrage kunnen leveren tot de verhoging, de kwaliteit en de inhoud van de democratische controle. Over het dualisme tussen het gezag en het beheer heb ik zonet al iets gezegd. Het lijkt mij dat ik daarom de derde bijzondere opmerking over de positie van de burgemeester wel kan overslaan. Zoals gezegd, onze fractie stemt graag in met het standpunt van de commissie. Mevrouw Willemsma—de Jong: De CDA-fractie denkt nogal genuanceerd over het voorontwerp van een nieuwe Politiewet. De materie hangt nauw samen met de reorganisatie van het binnenlands bestuur, die nog lang niet voltooid is. De provincie heeft in de na-oorlogse jaren meerdere taken toebedeeld ge kregen. Onze fractie is van mening dat het thans niet juist zou zijn de politie bij de provincie onder te brengen. Onze organische staatsopbouw laat dit eigenlijk niet toe. De provincie blijft bovenal schakel orgaan, intermediair, tussen rijk en gemeente. Prof. mr. W.F. de Gaay Fortman zegt het zo: "Met dit wetsvoorstel wordt in wezen het systeem-Thorbecke in waarheid verlaten." Conclusie: de politie behoort bij het karakter van het locaal bestuur. Als taak voor het provinciaal bestuur, zegt burgemeester Mie- dema van Baarn, zou men kunnen noemen toezicht houden, planning, coördinatie en grootschalige uit voerende taken. Met betrekking tot een taakomschrijving van de politie is mijn fractie van mening dat hierover nog nadere studie moet worden gemaakt. De Commissie voor de Openbare Orde is hiermee reeds bezig. In een later stadium wordt hierop wellicht teruggekomen. Vervolgens iets over de structuur. Rijkspolitie zal in dit bestel uit een oogpunt van doelmatigheid moeten blijven bestaan. Onze fractie is van mening dat zogenaamde specialisten in een korps noodza kelijk zijn. Dit is in onze gemeente al het geval. Het gevaar is niet denkbeeldig dat door die vele spe cialismen er te weinig mankracht voor de surveillancedienst overblijft. Immers, de burger blijft vragen naar meer politie op straat, waarschijnlijk daartoe gedreven door een gevoel van onveiligheid. Het drie-partijenoverleg is een goede zaak en moet naar onze mening blijven bestaan. Ook de po sitie van de burgemeester, zoals hij thans in het politiewezen functioneert, willen wij gehandhaafd zien. In het wetsontwerp zou de burgemeester alleen maar een soort inspraak hebben binnen het provin ciaal gezagsorgaan, terwijl anderzijds een zekere verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht aan de raad zal blijven bestaan. Dit roept een schizofreen beeld op over de positie van de burgemeester; een frustrerende zaak, dus. Overigens vindt onze fractie de raadsbrief niet in alle opzichten geslaagd. Met name het woord "staatspolitie" vindt mijn fractie te zwaar. Onze conclusie is dat de CDA-fractie in dit landelijk bestel voorstandster is van het naast elkaar be staan van gemeente- en rijkspolitie. Ik heb nog wel een vraag. In de raadsbrief bepleiten wij met u het behoud van tweeërlei politie, namelijk de rijks- en de gemeentepolitie. Hoe ziet u vanuit een oogpunt van doelmatigheid deze beide soorten politie samen functioneren in de toekomst? De heer Bijkersma: Eerst een opmerking vooraf. De heer Buising heeft op zeker ogenblik gezegd dat erbij het lezen van het woord "staatspolitie" bij hem een belletje gaat rinkelen. Ik vind zo'n opmer king niet wezenlijk voor de discussie in deze vergadering. Met zo'n opmerking suggereert de heer Bui sing iets dat hier niet thuishoort. Al zou er een Nederlandse staatspolitie komen, dan zou ik die sugges tie zeker niet op de rug van die staatspolitie willen leggen. Dat belletje gaat bij mij in ieder geval niet rinkelen. (De heer Buising: Dat belletje zit bij mij aan de linkerkant, misschien ligt het daaraan.) De burgemeester vraagt ons onze mening te geven over het ontwerp van een nieuwe Politiewet. Te vens wordt daarbij in beschouwing genomen het voorlopig standpunt hierover van de VNG. Beide zaken zijn in principe op zich zelf staand en centraal zal daarom zijn ons oordeel over de nieuwe Politiewet. Dat daarbij over de gemeentegrens heen wordt geoordeeld, spreekt vanzelf, het is immers een landelijke wet. Tijd en plaats laten geen gedetailleerd oordeel toe, want de feitelijke behandeling van de wet vindt elders plaats. Bij beschouwing van het rapport van de VNG kan ik mij niet geheel aan de indruk onttrekken dat er hierbij naar het doel is toegeredeneerdHet doel is dan het afwijzen van de nieuwe wet. Ik vind het rapport van de VNG echter om meer dan een reden zwak. Immers, als in de nieuwe wet centraal staat dat het opheffen van het bestaande stelsel met twee soorten politie is gerealiseerd, dan is dat een be- langrijk gebeuren dat aansluit bij het standpunt van de VNG van 1969, zij het dat met regionaal verband toen aan een andere structuur werd gedacht. Daarbij komt dat de nieuwe wet, als wij afgaan op de ei sen voor een efficiënt politiebeheer, juist die voordelen biedt. Ook hiermee vertolkt de wet het stand punt van de VNG van 1975. U kunt dat nalezen. Veel logischer had ik het daarom gevonden als de VNG de nieuwe wet meer gedetailleerd getoetst had aan haar eigen visie op de taak en de plaats van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 14