28 vertrouwen von de burger. Juist daarom zou de hulpverleningstaak naar onze mening eerder een extra accent moeten krijgen. Van de hulpverleningstaak is handhaving van de rechtsorde een onderdeel en niet andersom. Onbegrijpelijk vinden wij het dat anno 1980 in een wetsontwerp over de reorganisatie van de politie niets staat over democratisering. De voorgestelde schaalvergroting zonder democratisering kan alleen maar leiden tot nog strakkere hiërarchie. De eigen verantwoordelijkheid van de politieman komt daardoor in gevaar. In feite wordt voorgesteld de bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken te versterken. Waarom? Deze centralistische tendens is, dachten wij, uit de tijd. Provinciale politie betekent schaalvergroting en zal de afstand tussen politie en burger vergroten. En dat, terwijl zo moeizaam wordt getimmerd aan de brug om politie en burger dichter bij elkaar te brengen. Wij menen dan ook dat noch de burger noch de politie met dit wetsontwerp is gediend en wijzen provinciale politie van de hand. De Voorzitter: Ik zal trachten zo goed mogelijk in te gaan op de opmerkingen die van uw zijde zijn gemaakt. Het is wellicht het beste dat ik over een aantal kernpunten, die door verschillende sprekers aan de orde zijn gesteld, iets zeg. Ik hoop daarmee in voldoende mate in te gaan op de opmerkingen van de raad. Ik zal allereerst iets zeggen over het woord "staatspolitie". Dit woord komt in de diverse stukken, die de laatste tijd in groten getale over het politievraagstuk zijn verschenen, herhaaldelijk naar voren. Ik wil daarbij vooropstellen dat in Nederland vrijwel niemand voor staatspolitie pleit. Ook alle grote politieke partijen zijn zonder meer tegen staatspolitie. Er mag geen misverstand bestaan over het feit dat niemand - de VNG niet en ook niemand uit deze raad - stelt dat het wetsvoorstel op zich de inten tie heeft om te komen tot staatspolitie. Dat zou immers niet reëel zijn, de ministers bedoelen dit ook niet, onder geen beding. Waarom wordt dit woord dan toch genoemd, niet alleen in één zin in deze raadsbrief maar ook in vele andere beschouwingen, in het kader van het wetsvoorstel dat nu ter tafel ligt? Wij hebben het dan toch wel over een kernprobleem. Wanneer wij inderdaad zouden komen tot de vorming van provinciale politie, dan betekent dit dat er voor het grootste deel van onze samenleving een stuk centralisatie zal plaatsvinden. Het grootste deel van de Nederlandse bevolking heeft vandaag de dag te maken met gemeentepolitie. U moet dan denken aan ongeveer 75% van de totale bevolking. Wanneer men zou overgaan tot centralisatie van de politie naar een hogere bestuurslaag, dan kan dit slechts inhouden dat het politiegebeuren verder van de verschillende facetten van de samenleving af komt te staan. Daarentegen wordt er de laatste jaren bij voortduring op gewezen dat het erg belangrijk is dat het politiegebeuren meer verweven wordt met andere facetten van de samenleving. Wanneer wij in dit goede land elf, misschien twaalf zeer grote korpsen zouden hebben, die beheerd worden door de commissarissen van de koningin met vrij stellig stringente directieven van de centrale overheid, dan moet men beseffen dat het gevaar dreigt dat een situatie ontstaat als bij voorbeeld in Denemarken en in Zweden. Weliswaar wordt dan niet de naam "staatspolitie" gebruikt, maar krijgen wij toch heel duide lijk te maken met een centraal geleide politie. Vele mensen die ingewijd zijn in deze materie, zijn het hierover eens. Het voorgaande hangt nauw samen met een ander facet, dat erg belangrijk is bij de beoordeling van de vraag welke kant wij met de organisatie van de politie op moeten. Waar leggen wij namelijk het zwaartepunt op? Op een zo groot mogelijke efficiency, specialisatie en dergelijke, dan wel op het zo dicht mogelijk bij de samenleving staan van de politie. Wij moeten onderkennen dat deze twee aspecten uitermate moeilijk zijn te verenigen. Er zijn duidelijk enkele facetten in het politiegebeuren, waarbij het van belang is dat men tot een meer efficiënte werkmethode en tot een grotere specialisatie komt. Dit verdraagt zich dikwijls niet met het zo kleinschalig mogelijk houden van de politie. Men zal daar om zoeken naar een zekere synthese. Men kan daarbij niet zover gaan dat er in elke gemeente zonder meer sprake zal zijn van eigen gemeentepolitie; de VNG stelt zich op een zelfde standpunt. Als elke gemeente de beschikking zou hebben over gemeentepolitie, dan komt dit te zeer in strijd met het goed functioneren van het politieapparaat; goed functioneren is dan vrijwel onmogelijk. Aan de andere kant moet worden gewaarschuwd tegen de vorming van te grote eenheden. Deze gedachtengang wordt ook in de benadering van de VNG van deze problematiek tot uitdrukking gebracht. Men poogt daarbij ener zijds rekening te houden met een zo efficiënt mogelijk werkend politieapparaat en wil anderzijds stre ven naar een politie die zo dicht mogelijk bij de burgers en ook het locale bestuur staat. Het locale be stuur is dan de eerst in aanmerking komende instantie om een zeker toezicht te houden op de politie en om de wijze waarop de politie moet functioneren mee te bepalen. Enkele sprekers zijn ingegaan op het vraagstuk van de taak en functie van de politie. De Vereni ging van Nederlandse Gemeenten is in haar lijvige document niet diep op deze kwestie ingegaan. De be windslieden hebben wat de taak en functie van de politie betreft in hoofdzaak ingehaakt op de omschrij ving daarvan in de huidige Politiewet. Een ieder is het er echter over eens dat een en ander in de ko mende jaren om zo te zeggen bijgesteld zal moeten worden. Dat dit niet gemakkelijk is, blijkt ook uit het rapport Politie in verandering. Er zal een vervolg op dit rapport moeten komen, wat nog veel over leg zal vereisen. Gelet op de veranderingen die zich in de samenleving voltrekken, kan de politie niet blijven stilstaan en zal ook de politie in zekere zin mee moeten gaan met de ontwikkelingen die zich in het algemeen voordoen. Uit publicaties van niet alleen de heer Pop maar ook andere personen die in gevoerd zijn in het politievraagstuk, hebt u kunnen opmaken dat het eigenlijk te vroeg is om nu al ten principale wijzigingen in de taak en functie van de politie aan te brengen. Men kan de vraag stellen of het niet verstandiger zou zijn om eerst meer duidelijkheid te verkrijgen in de problematiek daarvan, voordat men wijzigingen in het politiebestel aanbrengt. Sommige sprekers hebben gewezen op de samenhang van dit alles met de reorganisatie van het bin nenlands bestuur. De bewindslieden zelf stellen dat de organisatie van de politie niet los kan worden gezien van de organisatie van het binnenlands bestuur; ik meen dat niemand dit wil of mag ontkennen. Een tijdlang is er van de zijde van de gemeenten en ook van mensen uit het politieapparaat zelf over eenstemming geweest met de visie van de centrale overheid. De heer Bijkersma wees er bij voorbeeld op dat in 1969 de VNG zich op een zelfde standpunt stelde als de toenmalige regering. Daarbij moet ech ter duidelijk worden gesteld dat in die tijd de gedachte bestond dat het politiebestel zou worden inge bed in het bestuurlijk bestel. Een en ander speelde zich af in de fase waarin in Nederland werd gespro ken over een vierde bestuurslaag: er zouden gewesten komen, die een plaats kregen tussen de provincies en de gemeenten in. Er werd gedacht aan 45 tot 50 gewesten. Wat dat betreft lagen de standpunten dicht bij elkaar. Ondertussen is men hierop teruggekomen. Verschillende mensen zeggen dat wij nu te rug zijn bij "Af". Men gaat weer uit van elf provincies en er zijn heel weinig mensen in Nederland die geloven dat er veel meer dan twaalf provincies komen. U krijgt dan dus een volstrekt ander beeld ten opzichte van wat indertijd de gedachtengang was. Het huidige provinciale bestel is ook niet primair ge schikt voor uitvoerende taken. Mevrouw Willemsma heeft hierop terecht gewezen. In de taaktoedeling aan de drie bestuurslagen is het provinciaal bestuur - het bestuurlijk middenkader - primair ingesteld voor toetsende en controlerende taken. Men wil in de toekomst ten aanzien van het provinciaal bestuur het accent meer leggen op planning en coördinatie. Ik ben van mening dat dit een juist streven is. Het provinciaal bestuur zal toetsend, controlerend en coördinerend werken, maar is toch niet primair de in stantie die belast moet zijn met uitvoerende taken. Dit is overigens een vrij algemeen probleem en slaat niet alleen op de politie. Waarvoor zien wij ons nu gesteld? De ministers komen met een voorstel, waarbij velen grote kant tekeningen plaatsen om redenen die ik hiervoor heb uiteengezet. De VNG heeft zich tot taak gesteld om niet alleen kritiek te leveren op wat ter tafel is gelegd - dat is dikwijls erg goedkoop -, maar heeft gepoogd, na zeer intensief overleg, om ook met een alternatief te komen, zonder te stellen dat dit al ternatief je van het is en ongewijzigd moet worden gelaten. Wel heeft men duidelijk willen aangeven dat een moedige poging moet worden gedaan om de politie, die vandaag de dag in belangrijke mate al zeer dichtbij het locale bestuur staat, bij het locale bestuur te houden. Het is op zijn minst de moeite waard om na te denken over de vraag of in de richting, zoals de VNG die aangeeft, niet tot een betere oplossing kan worden gekomen dan in de richting die de ministers voorstellen. De heer Bijkersma heeft de gebeurtenissen in Amsterdam genoemd. Als ik hem goed heb begrepen, dan vraagt hij zich enigszins vrijblijvend af of het wel goed is als het locale bestuur zo nauw betrokken is bij het politiegebeuren als in Amsterdam het geval is. Ik wil in deze zaal dan wel de vraag aan u voorleggen wat u denkt dat er gebeurd zou zijn wanneer zonder meer van boven af, buiten het locale bestuur om, in Amsterdam aan de politie de opdracht was gegeven om op te treden. Ik stel hiermee niet dat in Amsterdam de zaken ideaal lopen, begrijp mij goed. Het locale bestuur in Amsterdam heeft in derdaad vrij grote invloed op het functioneren van de politie in die stad. Daarnaast geloof ik dat wij erg voorzichtig moeten zijn om gebeurtenissen, waarbij velen - misschien terecht - vraagtekens zetten, ten principale een argument te laten zijn voor het drastisch wijzigen van iets in een richting, waarbij men ook weieens grote vraagtekens kan zetten. Onder meer mevrouw Van der Werf heeft gezegd dat een en ander op het moment ook niet zo ideaal oopt en dat er van de democratische controle op de politie ook niet zoveel terecht komt. Zij heeft de indruk dat ik persoonlijk veel moeite heb met de democratische controle. Ik zal hierbij een kantteke ning plaatsen. Het is erg duidelijk dat het gebeuren bij de politie en het denken en meepraten daarover op dit ogenblik al totaal anders gaat dan pakweg tien tot vijftien jaar geleden. Wij maken met elkaar een proces door, waarbij ernaar gestreefd wordt dat de politie een juiste en weloverwogen taak in de samenleving blijft vervullen. Een en ander moet natuurlijk evenwichtig zijn, er zal een zekere continuï teit moeten zijn. Waarschijnlijk zal de wijze waarop de politie in delen van Friesland of Drente bij de uitvoering van de taken in de samenleving functioneert anders moeten en kunnen zijn dan bij voorbeeld in Amsterdam. Ik wijs er overigens met nadruk op dat de taken van de politie ten principale in de wet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 16