4
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma:,Meestal is een raadsvoorstel als dit een hamerstuk. Dat is deze
keer helaas niet het geval. In afwijking van de raadsbesluiten van 17 november 1975 en 31 mei 1976
wordt nu aan de raad voorgesteld de grond te verkopen, waardoor uitvoering van de raadsuitspraak
dat de westelijke wand van Oldegalileën moet worden gehandhaafd, onmogelijk wordt gemaakt. Het
is een beslissing die, eenmaal genomen, niet meer kan worden teruggedraaid.
Bij de behandeling in de raadsvergadering van 31 mei 1976 van agendapunt 14, maatregelen ten
behoeve van de rehabilitatie van het gebied Oldegalileën, pleitte de raad voor een onderzoek naar de
kwaliteit van de woningen aan Oldegalileën-westzijde tussen Eestraat en Tonslagerij. Het doel daar
van was om te bekijken of nog iets kon worden behouden van de bestaande bebouwing, zodat niet alles
door nieuwbouw hoefde te worden vervangen. Volgens het verslag van genoemde raadsvergadering zei
wethouder Rijpma in antwoord op vragen van mevrouw Visscher-Bouwer: "De toezegging dat wij niet
gaan afbreken alvorens wij nieuwbouwplannen hebben, staat in de raadsbrief. Ik dacht haast dat in
dit opzicht ons niet veel meer zou kunnen ontglippen."
Al eerder, namelijk op 17 november 1975, was gesproken over handhaving van de westelijke wand
van Oldegalileën. Over dit punt bestond geen enkel verschil van mening tussen het college, de raad
en de wijk. De vraag was alleen of er sprake moest zijn van handhaving door renovatie van de oude be
bouwing of nieuwbouw met handhaving van het karakter en overeenkomstig de oude rooilijnen. De wijk
zag deze hoofdverbinding als haar visitekaartje. De heer Van der Wal noemde het de toetssteen voor
wat wij met deze hele wijk gaan doen.
Nu bestaat het gevaar dat het ons toch wel "ontglipt", omdat waarschijnlijk in het overleg tussen
project- en contactgroep eens is gezegd dat de kavels niet diep genoeg zijn en dat er geen nieuwbouw
kan worden gepleegd. Die mening is niet besproken met het beleid, maar is wel een eigen leven gaan
leiden. Dat de bewoners vervolgens met de vraag komen of zij hun achtererf kunnen uitbreiden en een
achterom kunnen krijgen, ligt voor de hand. Daarna zijn die aanvragen om hoekjes grond door alle be-
leidsmazen geslipt. Toen ik dit begin april in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening aan de orde
stelde, hebben de ambtenaren van het Grondbedrijf en de wethouder gezegd dat zij deze aanvragen niet
"hadden opgemerkt in de stroom van stukken over de verkoop van kleine hoekjes grond. Ik begrijp dat
best. Voornemens tot beleidswijziging behoren te worden gemeld, anders is geen goed samenspel tus
sen alle betrokkenen - in dit geval de wijk, de raad, de ambtenaren en b. en w. - mogelijk.
Dat het wijkbestuur nu akkoord gaat met een slechte stedebouwkundige oplossing langs de west-
wand, berustalleen op de veronderstelling dat op die plaats niet gebouwd kan worden vanwege de ge
ringe diepte van de kavels. In april van dit jaar heb ik in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening
de suggestie gedaan om met de woningvereniging Beter Wonen te gaan praten, omdat die vereniging
een plan voor de bouw van woningen op het terrein van de gemeentewerf ontwikkelt. De grond, waar
het bij dat plan om gaat, grenst aan de grond waarover wij het nu hebben. De heer Knol en ik hebben
hierover contact gehad met mensen van Beter Wonen en zij zeggen bereid te zijn om dit stukje grond
in de planontwikkeling mee te nemen, als b. en w. daarom vragen. De geringe diepte van de kavels
zal gecompenseerd moeten worden door een grotere gevelbreedte, maar Beter Wonen acht een bebou
wing van die grond alleszins mogelijk.
De bewoners van de Romeinstraat en de Tonslagerij hebben inmiddels, vooruitlopend op de beslis
sing van de raad over de grond verkopen, hun erven anders ingericht, schuttingen geplaatst en een te
gelpad achter de woningen aangelegd. Omdat wij vinden dat vooral de mogelijkheid tot het verkrijgen
van een achterom zeer belangrijk is, denken wij dat een poging moet worden gedaan om deze moge
lijkheid voor de bewoners te verwezenlijken. Ik kom daarom met het volgende voorstel: Wij verkopen
deze grond niet, maar het college van b. en w. gaat een gesprek aan met Beter Wonen. Daarbij moet
de mogelijkheid worden bekeken om wel nieuwe woningen aan Oldegalileën te bouwen, terwijl de
woningen aan de Romeinstraat toch een achterom krijgen. Deze laatste mogelijkheid moet dus open
worden gehouden. Waarschijnlijk kan deze achterom ook dienst doen voor de nieuwbouw.
De bewoners hebben ook kosten gemaakt. Alhoewel zij vooruitliepen op een raadsbesluit, vind ik
dat een regeling moet worden getroffen, ook omdat ik het vermoeden heb dat zij mondeling toestem
ming hebben gekregen om datgene te doen, wat ik zonet heb opgesomd. Een dergelijke regeling voor
de gemaakte kosten kan voor de planexploitatie altijd uit. Als wij woningen bouwen, verkopen wij
alle grond en hoeft er geen plantsoen te worden aangelegd dat tot in lengte van jaren moet worden on
derhouden
Ik hoop dat de raad mijn suggestie wil volgen. Wij menen dat dan, zoveel als mogelijk is, tege
moet is gekomen aan de gewekte verwachtingen bij de bewoners van de Romeinstraat en voor de wijk
als geheel die oplossing kan worden gerealiseerd die iedereen altijd gewild heeft.
De heer Pruiksma: Kort en goed, mijn fractie gaat akkoord met deze verkoop van grond. Als zwaar
ste argument heeft hierbij gegolden de omstandigheid dat het college van b. en w. een aanbieding aan
de bewoners heeft gedaan. Wij zijn van mening dat wij er bestuurlijk gezien een janboel van zouden
maken, als de eigen burgerij de gemeente niet meer aan haar woord zou mogen houden. Dit betekent
niet dat de procedure zelf zonder meer onze volle instemming heeft. Wij zouden graag zien dat dit
soort, om zo te zeggen, onwillekeurige verzuimen zich in de toekomst niet meer voordoet.
Wij zijn voor deze verkoop, op grond van de overwegingen die ik zojuist heb genoemd. Daarbij
willen wij ook wel meedelen dat deze oplossing stedebouwkundig waarschijnlijk niet de meest slechte
is. Ook om die reden zullen wij straks, bij de toekomstige behandeling van het bestemmingsplan, op
dit punt geen wijzigingen voorstellen.
De heer De Beer: Na de woorden van de heer Pruiksma kan ik vrij kort zijn. De mening van de heer
Pruiksma is ook de onze. Wij stellen ons ook voor ons te houden aan de afspraken die reeds zijn gemaakt.
Wij vinden eveneens dat de gemeente de aanbiedingen, die zijn gedaan, gestand moet doen. Daarom
stellen wij u voor te handelen zoals u hebt voorgesteld.
De heer Van der Wal: Na het uitvoerige verhaal van mevrouw Brandenburg kan ook ik vrij kort zijn
in mijn opmerkingen. Wij ondersteunen haar voorstel, inclusief de schadevergoeding en het creëren
van een achterom voor de bewoners van de Romeinstraat.
Mevrouw De Jong: Ik betreur het dat de procedure gelopen is zoals die is gelopen. Nu echter aan
de bewoners aanbiedingen zijn gedaan en bij hen verwachtingen zijn gewekt, kan ik met uw voorstel
instemmen
De heer Rijpma (weth.): Ik kan er weinig van zeggen. Het is jammer dat de procedure gelopen is
zoals die gelopen is. Je staat er even van te kijken dat het zoveel mensen kan ontgaan dat iets wordt
gedaan dat in duidelijke tegenspraak is geweest met datgene, wat de raad op zeker moment nadrukke
lijk heeft bepaald. Men kan het constateren, men kan proberen om misverstanden als deze in de toe
komst te vermijden. Aan de andere kant lijkt het mij correct dat b. en w. aan de raad voorstellen om
de verkoop toch te laten doorgaan.
De Voorzitter: Ik neem aan dat mevrouw Brandenburg haar voorstel bij mij zal indienen.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik zal dat niet doen, omdat ik eerst even wilde horen wat er werd
gezegd. Ik heb wel een motie gemaakt, maar het heeft geen zin om die in te dienen. Ik wil de andere
raadsleden wel zeggen dat ik hun mening niet deel dat de raad, als b. en w. een aanbieding doen, ge
houden is om dit te accepteren. In de brieven, waarin de grond wordt aangeboden, staat immers niet
dat b. en w. de grond te koop aanbieden maar dat b. en w. "de raad zullen verzoeken Dat
geeft de raad de mogelijkheid om nee te zeggen. Ik vind de opstelling van de heer Pruiksma dan ook
niet juist, maar dat is verder zijn zaak.
De heer Pruiksma: Ik heb ook niet gezegd dat b. en w. zouden verkopen. In de zin van het admi
nistratieve recht is het natuurlijk wel zo dat door het doen van de aanbieding het vertrouwen wordt ge
wekt dat enz. Een en ander los van de formulering van de brief. Ik dacht hiermee antwoord te heb
ben gegeven op de opvattingen van mevrouw Brandenburg.
De heer Van der Wal: Ik ben een beetje verbaasd over het antwoord van de wethouder. Hij vond
het jammer en is zelf ook verbaasd dat het misgelopen is, terwijl de aanvragen toch over zoveel schij
ven zijn gegaan. Het college en met name de portefeuillehouder is verantwoordelijk voor deze gang
van zaken en ik had dan ook een concreter antwoord verwacht dan het alleen maar uitspreken van ver
bazing en de hoop dat het niet weer gebeurt. Ik dacht toch dat de raad wel recht had op een concre
ter antwoord en ik hoop dat dit alsnog komt.
De Voorzitter: Heeft wethouder Rijpma nog behoefte om te reageren? (De heer Rijpma (weth.): Neen,
mijnheer de voorzitter.) Mevrouw Brandenburg dient geen motie in en daarom vraag ik de raad of er
stemming wordt verlangd over het voorstel van b. en w.
Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 24 tegen 10 stemmen.