34 Resumerend kan ik stellen dat wij zeker positief staan ten aanzien van het stadsverwarmingsplan sec, maar niet kunnen instemmen met het in eigen beheer aanvangen van dit project. Op zijn minst dienen het rijk en de provincie mede risico's te dragen in dit project, vooral gezien het feit dat de ze instanties mede verantwoordelijk zijn voor ingrijpende beslissingen, dit project aangaande. De heer Van der Wal: "Better let as net" en "nu of nooit" zijn eigenlijk de slagzinnen bij dit stadsvet warmingsproject. Ongeveer tweeëneenhalf jaar geleden heeft mijn fractie zich een groot voorstander be toond van het toen aan de orde zijnde stadsverwarmingsproject. Dat project is toen helaas niet doorge gaan en dat scheelt ons nu ruim 600 woningen. Gelukkig is in Camminghaburen een verdichting aange bracht en lopen wij dat aantal een beetje in. Om een lang verhaal kort te maken, ik kan mij aanslui ten bij de woorden van de heer Van den Eist en, voor zover ik het begrepen heb, ook bij de woorden van de heer Visser. Er blijven twijfels ten aanzien van de financiering van dit project en de rijksbij drage, die aan de lage kant is. Toch gaan wij nu akkoord met het voorstel. In de eerste motie van de heer Visser wordt gesteld dat de kosten voor de gebruiker van stadsver warming niet hoger mogen, zijn dan de kosten voor de gebruiker van conventionele verwarming. Verder moeten volgens de motie de tarieven in de raad worden vastgesteld. Dit alles staat ook met zoveel woorden in de raadsbrief en daarom denk ik dat het college deze motie vrij gemakkelijk kan overne men In het voorstel van b. en w. wordt de suggestie gedaan om de bewoners 100,te geven voor de aanschaf van nieuwe pannen en een fornuis. Dat bedrag lijkt mij erg laag. De tweede motie van de heer Visser wil een bijdrage geven van 500,aan de bewoners. Wij wachten hierover het oor deel van het college af. Mevrouw De Jong: In de eerste plaats wil ik er mijn waardering voor uitspreken dat het college met dit plan een bijdrage wil leveren in de energiebesparing. Omdat het hier gaat om een nationaal belang, vind ik de tegemoetkoming van het rijk erg pover. De zaak is dusdanig ingewikkeld dat het moeilijk is haar te beoordelen. Te meer, daar de raadsbrief zelf al stelt dat er geen weg terug is. De ontwikkelingen met betrekking tot verschillende energiebesparende maatregelen zijn nog in volle gang. Maar de meeste hebben toch wel gemeen dat ze eerst grondstoffen verbruiken, voordat ze kunnen be zuinigen. Ook op het gebied van de vuilverwerking is de ontwikkeling in volle gang. Recycling is een oplossing om kostbare grondstoffen opnieuw te verwerken en grondstoffen zijn schaars. Daar staat natuurlijk tegenover dat, om tot recycling te komen, besfag op onze ruimte wordt gelegd en ook die is in ons dichtbevolkte land niet minder schaars. Het gaat om ontwikkelingen die wij nu nog niet kun nen overzien. Een feit, waarvan wij uit kunnen gaan, is de vuilverbrandingsinstallatie die wij nu heb ben. Deze installatie produceert warmte die nu verloren gaat. Ik sta achter dit voorstel. Toch zijn er zaken die aandacht vragen en waarop de raadsbrief nog niet volledig antwoord kan geven. U zegt zelf al het uitgangspunt van de woningbouwcorporaties te onderschrijven, dat de huur ders van het aan te sluiten gebied geen nadeel mogen ondervinden ten opzichte van bewoners die op het aardgasnet zijn aangesloten. Daar tegenover staat het gegeven dat de investering van stadsverwar ming zo hoog is dat, om de zaak financieel in evenwicht te krijgen, met een hoog vastrecht moet wor den gewerkt. De raadsbrief stelt al dat met een te laag vastrecht de warmteleverancier grote financi ële risico's loopt. Juist daar ligt het knelpunt. Zelfs al wordt de levering van de gemeten warmte dan aar merkel ijker goedkoper, dan nog kan de consument door het hoge vastrecht zijn eigen energierekening vee! minder beïnvloeden door zuinig stookgedrag dan zijn medeburgers die aangesloten zijn op het aardgasnet. Een bij komend punt is dan de vraag waar de prikkel tot individuele energiebesparing blijft. De koppeling van hoog vastrecht en stadsverwarming is een landelijk probleem. Hoe denkt het college op dit pro bleem in te spelen en de rekening zodanig uit te splitsen dat enerzijds de consument van stadsverwar ming niet ten achter wordt gesteld bij de.consument van aardgas en dat anderzijds met de hele opzet geen te grote financiële risico's worden gelopen? Nog een punt. De Vereniging voor Volkshuisvesting heeft per brief al laten weten niet zo geluk kig te zijn met het plan. Hoe staan andere corporaties er tegenover? Is ook van die zijde kritiek ge komen? Heeft het college al contacten gezocht om tot een andere dan de voorgestelde beheersvorm te ko men, ten einde de risico's te spreiden? De heer Eijgelaan(weth.): Het is eigenlijk jammer dat de voorzitter gewezen heeft op de fout in de raadsbrief dat de bewoners niet een bijdrage moeten geven van 100,maar een bijdrage krijgen van 100, Het voorstel was heel wat gemakkei ijker geweest, als de raadsbrief ongewijzigd was ge laten. Ik praat dan nog niet eens over een voorstel van het CDA om deze bijdrage van 100, te verhogen tot 500, (Gelach) 35 Tweeëneenhalf jaar geleden is uitvoerig over de stadsverwarmingsproblematiek in deze zaal ge sproken. Het verbaast mij helemaal niet dat er in ons gezelschap enkele mensen zijn die als deskun digen op het gebied van stadsverwarming kunnen worden beschouwd. Wij hebben in de loop van de ja ren erg veel materiaal ter beschikking gekregen. Ik sluit mij dan graag aan bij de raadsleden die een compliment hebben gegeven aan de ambtelijke medewerkers en met name aan de medewerkers van de NV Frigas. Naar mijn mening dienen ook de medewerkers van de Dienst voor Reiniging en niet te ver geten onze secretarie-medewerkers in deze waardering te worden betrokken. Zij allen hebben niet na gelaten om de raad een stroom van informatie te verstrekken op een bijzonder duidelijke wijze. Dat desalniettemin niet alle vragen zijn opgelost, is vanavond een en andermaal uit de opmerkingen van de verschillende raadsleden wel gebleken. Dat is ook geen wonder, want met name bij dit soort pro jecten blijken de deskundigen het helaas niet eens te zijn. Het is dan maar net wie je als leek het voordeel van de twijfel gunt. Waar wij voor staan, is dat wij met elkaar iets aan energiebesparing kunnen gaan doen. Met iets" bedoel ik een uniek project, dat in den lande wellicht navolging zal vinden. Ik heb van middag nog gelezen dat de gemeente Enschede zelfs een vuilverbrandingsinstallatie wil bouwen om daarop een stadswijk aan te sluiten vanwege de energiebesparing en dus niet om de verbranding van het vuil zelf. Het is ook niet toevallig dat wij in Leeuwarden wat deze zaak betreft het voortouw ne men. Wij hebben dat in deze gemeente ook gedaan door een bedrag van 500.000,uit de energie winst beschikbaar te stellen voor het verrichten van studie, om zodoende daadwerkelijk iets te kunnen entameren dat tot besparing van energie kan leiden. Overigens zal het genoemde bedrag wel enigszins worden teruggebracht door de financiële moeilijkheden waarin wij min of meer komen te verkeren. Ik wil ieder toegeven dat het, als een gemeenteraad zich zo positief opstelt om in dit kader te komen tot energiebesparing en daarmee duidelijk een nationaal belang dient, erg pover is wat van rijkswege aan risicodragend kapitaal wordt ingebracht. Men mag zeggen dat het droevig is dat van rijkswege niet meer in dit project wordt gesubsidieerd. De oorzaak daarvan ligt in het feit dat men van de zijde van het rijk de ten behoeve van dit project verrichte studie kritisch heeft bekeken en geanalyseerd en daar- - bij tot de conclusie is gekomen dat het project eigenlijk helemaal geen subsidie nodig heeft. Dat wel sub sidie is gegeven, heeft een andere oorzaak dan de verwachting bij de rijksoverheid dat bijgedragen moest worden in het tekort. De reden om subsidie te geven is geweest de energiebesparing die met dit project wordt bereikt, terwijl door deze subsidieverlening de twijfelaars aan de financiële haalbaar heid van dit project wellicht over de streep waren te halen. De heer Van den Eist noemde dit project uniek; dat is ook zo. Wij gaan nu afvalwarmte benutten om tot energiebesparing te komen. Zoals ook in de raadsbrief staat, wij kunnen deze besparing nog op voeren door in goed overleg met de industrieën in de omgeving van de vuilverbrandingsinstallatie een overeenkomst proberen te sluiten, opdat ook zij dienstbaar kunnen zijn voor of aan de energiebespa ring. Misschien kunnen wij zelfs een besparing bereiken van ongeveer 30 miljoen m3 aardgas, althans zo luiden de laatste veronderstellingen. De heer Van den Eist zei het er wel mee eens te zijn dat de hulpwarmteketels in de wijk niet op olie maar op gas worden gestookt. Hij vroeg wel of het in de toekomst ook mogelijk zou zijn om kolen- gas te gebruiken. Tweeëneenhalf jaar geleden is er reeds over gesproken om de oude PEB-centrale ooit om te bouwen tot kolenvergasser en op die wijze daar een project tot ontwikkeling te brengen dat kan voorzien in een verdere besparing van gas. Daarvoor zouden kolen kunnen worden benut. Op dit mo ment zijn daarover geen contacten. In de nabije toekomst zal een en ander naar mijn stellige overtui ging bij een verdere verhoging van de gasprijs tot de mogelijkheden behoren. Enkele sprekers hebben gezegd dat over de beheersvorm nog wel gesproken moet worden. Het is dan weer net de vraag hoe men zo'n project inschat. Zuiver bedrijfseconomisch gezien zou men zeg gen dat het risico enigszins gespreid moet worden en kan men zich afvragen of het wel verstandig is dat alleen de gemeente deze zaak verder uitbouwt. Als de raad van mening is dat het risico gespreid moet worden, dan heb ik daartegen geen bezwaar. Wij hebben uiteraard contacten met de Frigas. Dit bedrijf heeft het plan voorbereid en bovendien is de gemeente de grootste aandeelhouder. Wij hebben ook regelmatig contact met de provincie. In de nabije toekomst zal er zeker contact zijn met de pro vincie over de vuilverbranding. Het is heel wel mogelijk om het project stadsverwarming daarbij aan te kaarten. Of een en ander voor de gemeente Leeuwarden zo'n vpordelige zaak is, daarover heb ik persoonlijk mijn twijfels. Ik denk namelijk dat, uitgaande van het Kema-rapport waarirf wordt gesteld dat bij een inflatiepercentage van 5, een kubieke-meterprijs van aardgas van 0,31 en een rente percentage van 8, dit project een haalbare en financieel een voordelige zaak is. Wanneer wij besef fen dat binnen niet al te lange tijd de aardgasprijs het dubbele zal zijn van de prijs waarvan in het Kema-rapport wordt uitgegaan en de inflatie vrij zeker hoger zal zijn dan 5% - de rentestand overigens ook meer dan 8% -, lijkt mij dit project in de loop der tijd steeds meer rendabel te worden. Het is de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 18