36
vraag of de gemeente er uit dien hoofde goed aan doet dit risico - dus niet alleen de minnen maar
ook de plussen - te spreiden. Ik meen dat de heer Van den Eist terecht heeft gesteld dat wij in het
kader van het geheel van de energieproductie dit'aspect nog eens moeten bekijken. Een rol hierbij
speelt duidelijk het rapport van Krekels, Van der Woerd en Wouters. Deze mensen hebben voor de
regering een rapport uitgebracht, dat is toegestuurd aan de Commissie Concentratie Nutsbedrijven
(Coconut). Het rapport is in discussie en daaruit zal mogelijk binnen niet te lange tijd een beeld ont
staan ten aanzien van de vraag in welke richting de energieproductie en -distributie zich zullen be
wegen. Mogelijk zal in dat kader ook dit project stadsverwarming kunnen worden meegenomen. Ook
de Frigas en het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf zullen daarbij betrokken zijn. Wellicht kan dit he
le pakket dan in een dergelijk gesprek worden ingebracht.
Overigens moet ik constateren dat verschil lende sprekers enige twijfel hebben geuit over de
financiële haalbaarheid van het plan, althans erg voorzichtig waren in hun benadering ervan. Wel
kwamen deze sprekers met de idee om het risico te spreiden, het vastrecht te verlagen en bijdragen
ten behoeve van de aanschaf van pannen te verhogen. Ik weet niet hoe men dit alles dan moet com
bineren, want het ene verdraagt zich niet, staat op zijn minst op gespannen voet, met het andere.
Ik zal vervolgens ingaan op de aspecten rond de brandstof voor het stadsverwarmingsproject, het
vuil en het vuilaanbod. Ik meen dat wij ervan mogen uitgaan dat de vuilaanvoer voor 1985 geen pro
blemen zal geven, als u weet dat wij voor het komende jaar naar schatting bijna "vol last" draaien,
dat wil zeggen vijf dagen continu draaien met twee ovens en een vuilaanvoer verwachten van 57.000
ton of daaromtrent. En dan is het afvalstoffenplan nog niet eens in werking! Wanneer dat straks wel
het geval zal zijn, zal het aanbod van vuil ongetwijfeld groter worden. Wij merken dat nu eigenlijk
al Vermoedelijk zal in de omgeving van Heerenveen een project voor recycling worden opgezet. Er
zal dan een verdeling van vuil plaatsvinden over de twee vuiIverwerkende objecten.
Hoe moet het vastrecht zich bij stadsverwarming verdragen tot de variabele kosten? In ieder ge
val zodanig dat de "prikkel" om tot individuele energiebesparing te komen, waarover mevrouw De
Jong sprak, blijft bestaan. Ook dat moet kunnen bij dit stadsverwarmingsproject. Hoe moet zich dit
precies ontwikkelen? Er is door het CDA een motie ingediend, waarin wordt gesteld dat voor de verbrui
ker stadsverwarming niet of nagenoeg niet hogere kosten met zich mee mag brengen dan bij conventio
nele verwarming. Dit staat bijna woordelijk ook in de raadsbrief. Het is ook ons uitgangspunt.
Verder staat in deze motie dat de tarieven door de raad moeten worden vastgesteld. Naar mijn
mening is dit een logische consequentie van ons voorstel. De tarieven komen natuurlijk in de Commis
sie voor het Electriciteitsbedrijf, in de Commissie voor de Financiën en ook weer in de raad aan de or
de. Dit in antwoord op de betreffende vraag van de heer Van den Eist. Zowel de organisatievorm,
waarin dit stadsverwarmingsproject moet worden gegoten, alsook de tarifiëring - dus ook de hoogte
van het vastrecht - komen te zijner tijd hier aan de orde. De organisatievorm is naar mijn mening min
der urgent dan de tariefstelling. Over dit laatste zullen wij binnen niet al te lange tijd uitsluitsel moe
ten geven, want zodra de eerste bewoners gebruik gaan maken van stadsverwarming, moeten wij we
ten waar wij wat dat betreft aan toe zijn.
Het CDA zegt in een motie 500,aan de bewoners te willen geven voor keukenapparatuur en eei
fornuis. Dit kan mijns inziens niet. Het gaat namelijk niet om keukenapparatuur en een fornuis. Het is c
bedoeling dat er een fornuis in de huurwoning aanwezig is, waarvan door de bewoner gebruik kan wor
den gemaakt net zoals dat nu gebeurt met bij voorbeeld een geiser, die in sommige woningen door Fri
gas is geplaatst. Dit kan door de Frigas maar ook door de verhuurder van de woning gebeuren. Dat moet
nog worden bekeken. Het uitgangspunt is duidelijk: de bewoner van een woning in Camminghaburen
komt per saldo niet duurder uit dan een bewoner die conventionele verwarming toepast.
De stichtingskosten van woningen met stadsverwarming zullen als regel lager zijn. Er blijft een
x-bedrag over. Van dat bedrag zal voor de inrichtingskosten gebruik moeten worden gemaakt, zij het
dat het niet gaat om het verschil in stichtingskosten ten opzichte van woningen met conventionele ver
warming, maar om leningen die voor de inrichtingskosten kunnen worden aangetrokken en die uit de
huur kunnen worden gedekt. Het bedrag van 100,is bedoeld als een bedrag waarvoor men iets
kan doen ten aanzien van de noodzakelijke aanpassing van de pannen. Ik zeg "iets", want als ik goed
ben geïnformeerd, kunnen de meeste pannen die op gasfornuizen worden gebruikt ook dienst doen op
electrische fornuizen. Ik hoor aan het rumoer, dat mijn uitspraak veroorzaakt, dat dit wellicht niet
juist is, maar in ieder geval is het zo dat het verschil tussen een bijdrage van 100,off 500,in
het hele project ongeveer anderhalf miljoen scheelt. Dat zit er duidelijk niet in en als men een pro
ject wil torpederen, dan moet men dit soort "aardigheidjes" uithalen, want dan zal het allemaal vee!
moeilijker worden.
Mevrouw Waalkens heeft gezegd dat de hoorzitting voor de gemeenten over het afvalstoffenplan
37
volgende week zal plaatsvinden. De hoorzitting in Leeuwarden is overigens uitgesteld tot 1 6 oktober;
wij moeten dus wat langer op de resultaten daarvan wachten. Het resultaat kan zijn dat er inderdaad
wat wijzigingen in het afvalstoffenplan komen, maar het principe wordt niet gewijzigd, daarvan kunt
u bijna wel zeker zijn.
Op de vraag van mevrouw Waalkens over de opbouw van de tarieven heb ik reeds geantwoord door
te zeggen dat deze kwestie hier weer terugkomt. Ik neem aan dat mevrouw Waalkens namens haar frac
tie tegen de exploitatie zelf is. Zij vindt dat die in een andere vorm moet worden gegoten en dat er
meer participanten moeten komen. Dat betekent dus dat het voorstel van het CDA over de hoogte van
de bijdrage niet moet worden overgenomen, omdat het project dan minder aantrekkelijk wordt voor par
ticipanten. Zij zullen dan zeker niet meer willen meedoen. Mevrouw Waalkens is verder wel positief
over het voorstel, maar vindt dat in ieder geval het rijk en de provincie eraan deel moeten nemen, om
dat die er ook belang bij zouden hebben. Wat de provincie hierbij moet, weet ik niet.
De heer Van der Wal ging akkoord met het voorstel, maar de bijdrage van 100,vond hij wel
erg pover. Ik ben hierop reeds ingegaan.
Mevrouw De Jong is onder meer ingegaan op het vastrecht. Het vastrecht moet zo laag mogelijk
worden gesteld, maar er moet wel een zekere waarborg zijn waf de financiële haalbaarheid betreft.
De "prikkel" heb ik al eventjes ten tonele gevoerd. (Gelach) Hiermee kan ik mijn eerste instantie wel
besluiten.
De heer Van den Eist: Het optreden van de wethouder vanavond lijkt we! op een optreden in de
evenementenhal. Ik denk dat het psychologisch ook niet goed is om zo te spreken over de bijdrage van
100,als de wethouder doet. Mijn fractie heeft er geen behoefte aan om deze bijdrage vast te leg
gen op minimaal 500, Het is een kwestie van nadere uitwerking in welke vorm deze bijdrage wordt
gegoten, waarbij niet op voorhartd bedragen moeten worden vastgelegd.
Een tweede motie van de heer Visser wil het ontwerp-besluit aanvullen. Het in de motie genoem
de punt 4.a staat eigenlijk al in de raadsbrief en wordt, hoewel het overbodig is, vanavond waarschijn
lijk wel vastgesteld. (De Voorzitter: In de raadsbrief staat wat dit betreft nog "voor zover mogelijk".
De heer Visser heeft deze woorden in zijn motie weggelaten. Dat is het enige verschil, maar wat niet
mogelijk is, kunt u later ook niet waar maken.)
Gezien de tijdsdruk lijkt het mij goed om nu het principebesluit te nemen. Wij hebben het niet
alleen over stadsverwarming, maar ook over een toekomstige investering in de vuilverbrandingseenheid.
Deze derde oven vergt een bouwtijd van ongeveer drie jaar. Over niet al te lange tijd moet daarover
dus ook e^n beslissing vallen.
Resumerend kan ik zeggen dat wij het eerste deel van de motie van de heer Visser met betrekking
tot een aanvulling van het besluit weliswaar overbodig vinden, maar er ook niet tegen zijn. Wij zijn
wel tegen het tweede gedeelte van deze motie.
De heer Visser: Nog even een reactie mijnerzijds naar aanleiding van de antwoorden op de inge
diende moties. Voor de eerste motie, betreffende de hoogte van de kosten voor de verbruiker van stads
verwarming, heb ik naar mijn mening duidelijk de reden aangegeven waarom wij deze motie hebben in
gediend. Wij willen hiermee de burger laten zien dat ten aanzien van de kosten een besluit is genomen
in een openbare zitting van de gemeenteraad. Wij vinden dit van essentieel belang.
Als u de tweede aanvulling van het besluit, zoals die in de motie onder punt 4.b wordt genoemd,
overbodig acht, dan heb ik daar geen enkele moeite mee. Wij weten ook wel dat de gemeenteraad de
ze tarieven moet vaststellen; het komt uiteraard in de gemeenteraad terug. Dit gedeelte van de motie
mag overbodig worden verklaard, als daarmee maar niet de strekking ervan wordt aangetast.
De wethouder was nogal sceptisch over onze motie betreffende de bijdrage aan de bewoners. Ik kan
zijn standpunt niet delen, want in de raadsbrief is met geen enkel woord gesproken over een mogelijke
aanwezigheid van een fornuis in de woningen, die straks in Camminghaburen worden gebouwd. Ik ben
dan ook aan dat punt voorbijgegaan. Wel heb ik erop gewezen dat er misschien andere vormen van te
gemoetkoming of wat dan ook zullen zijn. Ik vind louter uit een oogpunt van volkshuisvesting dat toch
een tegemoetkoming moet worden verleend in de kosten van aanschaf. Mocht in de toekomst blijken
dat er wel andere vormen van tegemoetkoming aanwezig zijn, dan zal dat ook terugkomen in de raad.
Daarom, uit een oogpunt van volkshuisvesting - wij hechten daar grote waarde aan -, wil ik de motie
handhaven.
Het laatste punt betreft het beheer. Ik heb van de wethouder begrepen dat hij niet afwijzend te
genover mijn mening staat. De raadsbrief geeft dit mijns inziens in bedekte termen ook al aan. Zodra
de mogelijkheid tof verwezenlijking van onze mening aanwezig is, zou toch in de richting van meer
spreiding van het financieel risico moeten worden gewerkt. Daartoe wil ik het college aansporen.