21 20 sfeer, de spanning, zoals die in blok Zwart naar voren is gekomen, eruit kunnen halen. Willen be woners niet in die wijk blijven wonen, willen zij een beter huis in een andere wijk dat qua punten- stelsel duidelijk afwijkt van de door hen te verlaten woning, dan is dat hun keuze. Wel betekent het dat zij daarin zelf financieel een bijdrage zullen moeten leveren, dezelfde bijdrage als in andere ge bieden - ook in Oldegalileën - is geleverd. (De heer Van der Wal: U raadt dus de motie af?) Ik raad de motie in deze vorm af, maar wel stel ik de intentie die ik zojuist heb genoemd daar tegenover. Er zijn nog andere moties ingediend, die onder andere betrekking hebben op de grond die vrij komt door afbraak van de Menno van CoehoornschoolEr is één motie die duidelijk het bewonersmo del wil volgen. Eigenlijk zijn er twee moties. Behalve de onderwijskundige problematiek - hoe richt men de school in en is de school op die wijze aanvaardbaar in te richten? - is er ook een dubbele fi nanciële problematiek. Ik bedoel dan de financiële problematiek van het niet bebouwen van het nu be schikbare terrein en de problematiek van het niet kunnen uitgeven van grond aan derden. Dat laatste is begroot op drie ton. Het bouwen van een noodschool is in de begroting van de plannen niet begre pen. Als er werkelijk een noodschool moet worden gebouwd, dan betekent dat een uitgave van enke le tonnen. Of het dan gaat om drie of vijf ton, durf ik op dit moment niet te zeggen. Het is dus een financieel probleem. De motie van de heer Miedema over deze kwestie is beperkter, want die gaat wel uit van het bouwen van de school op het nu beschikbaar zijnde terrein, maar wil geen herbouw op de plek waar de huidige school staat. Dat betekent dus dat wij het bedrag voor de noodschool niet behoeven uit te geven. Nu goed, dit is geen onderwerp dat strijdig is met datgene, wat wij in het ge bied willen verwezenlijken. Het is duidelijk een financieel probleem en de raad moet oordelen of hij deze financiële uitgave wil doen, duidelijk gezien in het licht van de middelen die in het fonds voor de stadsvernieuwing beschikbaar zijn en die toegedeeld moeten worden aan meerdere wijken. Ik wijs op dit moment op de spanning in het fonds voor de stadsvernieuwing. De nota stadsvernieuwing is nu in concept klaar en zal binnenkort aan b. en w. worden aangeboden. Het is jammer dat de nota nog niet beschikbaar is, maar b. en w. taxeren de financiële spanning in de middelen - honderd miljoen - zodanig dat wij zeggen: besteed hier niet meer middelen dan strikt noodzakelijk is, want u hebt de ze middelen straks in andere gebieden voor nog knellender punten hard nodig. Maar de raad heeft hier de beslissing, waarbij overigens niet meer belangen zijn betrokken dan de financiële belangen. (De heer Geerts: Interpreteer ik uw woorden juist, als ik zeg dat u ook deze motie afraadt?) Ja. Vervolgens de motie over het garagecomplex. Wij menen dat het juist is om straks in het bestem mingsplan een eenduidige bestemming aan de desbetreffende panden te geven: niet of-of, dat kan in dit model nog wel, maar in het bestemmingsplan niet. Het lijkt ons reëel om het bestaande complex in het bestemmingsplan te handhaven, dat wil zeggen in het bestemmingsplan aan te duiden met gara ge en niet met een andere bestemming, om geen onzekerheden te creëren waar die niet nodig zijn. (De heer Van der Wal: U neemt de motie dus over.) Wij nemen geen motie over, wij beoordelen de motie. (De Voorzitter: Het gaat om de term "mogelijk te versterken woonfunctie". Wij zouden de woon functie graag willen versterken, maar wethouder Rijpma zegt tegen de raad dat wij in het bestemmings plan een eenduidige bestemming zullen opnemen, namelijk de bestemming "garage". U moet dan maar zien hoe u dat interpreteert - overnemen of niet -, maar zo is ons standpunt. Daar kunt u straks op inspelen.) Vervolgens zal ik ingaan op de situatie rond de OostergrachtswalEr is sprake van een belasting. Aan de ene kant is het belang van het sluiten van de gevelwand van de Oostergrachtswal op zichzelf een goed iets, maar dan zullen wij parkeren moeten toestaan in een deel van de Van Cronenburch- straat; niet heel ver, maar toch een kleine honderd meter. Dat moet men afwegen tegen het belang van het sluiten van de grachtswal. Uit een oogpunt van volkshuisvesting zegt men: geen auto's erin die er niet thuishoren. Uit een oogpunt van stedebouw, van visie op het stadsgebeuren, zegt men: als de grachtswal kan worden gesloten, is dat stedebouwkundig aantrekkelijker dan niet sluiten. De raad kan derhalve de belangen tegen elkaar afwegen en dienaangaande zijn stem bepalen. Ik heb naar mijn mening voldoende materiaal aangedragen, zij het dat hier en daar een puntje, dat wel is aangeroerd, niet expliciet is beantwoord. De Voorzitter: Ik zou nog een paar verduidelijkingen willen geven. Weliswaar moet de raad be slissen over de motie betreffende de ontsluiting van het parkeerterrein van de PPD via de Oostergrachts wal en niet via de Van Cronenburchstraat, maar deze motie stuit bij het college niet op al te grote bezwaren. Ik zal ook nog even ingaan op de eerste motie van de heren Miedema en Sijbesma, namelijk die over de aan de eigenaars van af te breken panden te verlenen vergoeding. Het kan lijken dat wij ne gatief tegenover deze motie staan, maar dat is niet zo. Wethouder Rijpma heeft gezegd dat de motie, in de vorm zoals die nu is gesteld, niet zonder meer acceptabel is. Om de inhoud van de motie wat te concretiseren, is ons voorstel om aan punt a toe te voegen: "zo mogelijk in hetzelfde gebied". Ver der zou er naar onze mening een beperking in de motie moeten worden aangebracht. Als die beperking wordt aanvaard, stuit de motie bij ons niet op bezwaren. Deze beperking luidt als volgt: maxi maal op basis van de regels van het onteigeningsrecht(De heer Miedema: Ik kom dér yn twadde yn- stansje wol op werom.) Goed, maar ik zeg dit alleen om u duidelijk te maken wat ons standpunt is. Met de door mij genoemde beperking en aanvulling hebben wij geen bezwaar tegen de motie. De heer Ten Brug (weth.): Ik zal nog even ingaan op de kwestie van de school. Het bouwen van de school op de plaats van de huidige school, hetgeen inhoudt ook het bouwen van een noodschool, is niet alleen een financiële kwestie maar tevens speelt het volgende een rol. De raad weet dat wij op grond van de nieuwe voorschriften toestemming van het rijk moeten hebben voor de bouw van een nieuwe school. Dit geldt zowel voor de noodschool als voor de definitieve school. Deze procedure is niet zo gemakkelijk. Ik ben bang, afgezien van de financiële kant van de zaak, dat het, als wij toe stemming zullen verkrijgen voor het bouwen van een noodschool, lange jaren zal duren, voordat wij toestemming krijgen voor de bouw van de definitieve school. De Voorzitter: Op dit moment weet de raad hoe onze reactie is op de door de raad in eerste instan tie ingenomen standpunten. Ik vraag u met klem om in de door de heer Geerts gevraagde schorsing niet te lang te discussiëren, want wij hebben nog een hele stapel papier te behandelen. De Voorzitter schorst, om 21 .55 uur, de vergadering. De Voorzitter heropent, om 22.30 uur, de vergadering. De heer Buising: De tweede instantie namens onze fractie zal hoofdzakelijk gaan over de diverse ingediende moties. Ik zal proberen de moties te behandelen in de volgorde, zoals ze in ons overleg tijdens de schorsing aan de orde zijn gekomen. Ik begin met de motie van de heer Miedema over de vergoeding aan eigenaars van af te breken woningen. Ik heb een min-teken bij deze motie gezet en dat betekent dat wij de motie niet willen steunen. Wij denken namelijk dat waar het college toe bereid is, neerkomt op de normale vergoedings regelingen die er bestaan. Een aantekening van het college bij de motie is "maximaal op basis van de regels van het onteigeningsrecht". De betekenis van deze motie is dus zo verschrikkelijk beperkt dat die eigenlijk volkomen overbodig is. Wij willen onze stem daaraan niet geven. Een andere motie van de heer Miedema gaat over de ontsluiting van het parkeerterrein van de PPD vanaf de Oostergrachtswal en niet via de Van Cronenburchstraat. De meerderheid van onze frac tie steunt de motie. Men is namelijk van mening dat de voor de motie gebruikte argumenten toereikend zijn. Een volgende motie van de heer Miedema over het niet opnieuw uitgeven als bouwgrond van de grond, die vrij komt na afbraak van de Menno van Coehoornschool, houdt in dat de CDA-fractie voor standster is van de situering van de nieuw te bouwen school op de plaats zoals de projectgroep die heeft voorgesteld. Als men dat voorstel zou aannemen, dan roept de situatie die dan ontstaat ten aanzien van de overgebleven ruimte - waarop de projectgroep op de een of ander manier nog wil laten bouwen - zo danige stedebouwkundige bezwaren op dat wij daar niet voor kunnen zijn. Mocht het nu zo zijn dat de motie, die wij zelf hebben ingediend, wordt verworpen, dan stemmen wij in meerderheid liever voor het collegevoorstel dan voor de motie van het CDA. Deze motie krijgt in ieder geval onze steun niet. De laatste motie van de heer Miedema over de term "mogelijk te versterken woonfunctie" voor de panden in het westelijk deel van de Wijbrand de Geeststraat wordt door het college overgenomen, hebben wij gemerkt. Wij kunnen dus verder wel over deze motie heen stappen. Met betrekking tot de motie van PAL wil een deel van onze fractie een beetje verder gaan dan ik in mijn motie ben gegaan. De heer Van der Wal kan dus rekenen op, overigens beperkte, steun uit mijn fractie voor zijn "overall-motie", als ik het zo even mag noemen. Vervolgens de motie die wij zelf hebben ingediend over het al of niet afbreken van de in totaal 17 in de motie genoemde woningen. Wij handhaven deze motie. Wij zijn tijdens de schorsing tot de conclusie gekomen dat onze opstelling - een opstelling van de meerderheid van onze fractie, zoals ik in eerste instantie al heb gezegd - in wezen niet is aangetast door het antwoord van de wethouder in eerste instantie. Wij vinden de belangen die hier spelen èn voor nu èn voor de lange termijn zo danig belangrijk dat wij eigenlijk niet anders kunnen dan voet bij stuk houden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 12