ie it
voorstellen dat men teleurgesteld is over het feit dat het zo lang duurde voor de nota er was. Teleur
stelling over het product, kan ik mij nauwelijks voorstellen, want het is me nogal een inventarisatie
die is gebeurd. Naar mijn mening is de inventarisatie vrij nauwkeurig. Ik ben mevrouw Waalkens nog
dankbaar voor de aanvulling die zij geeft, namelijk het doopsgezind centrum. Deze omissie wordt her
steld.
Ik kom dan terecht bij de vraag wat de status van de accommodatienota eigenlijk is. Deze status
is niet zo dat klakkeloos de in de nota staande prioriteiten in de praktijk zullen worden gerealiseerd.
Dat is niet de bedoeling. Waarom niet? Omdat de gehanteerde criteria in die zin eenzijdig zijn dat
ze vooral uitgaan van aantallen mensen binnen een buurt. Door een bepaalde sleutel te hanteren komt
men tot het benodigde aantal vierkante meters vloeroppervlak van een accommodatie. Het zijn overi
gens wel criteria die bruikbaar zijn in een nota die het moet hebben over alle buurten en wijken in
Leeuwarden. Alle andere criteria die er zullen moeten komen, kunnen nooit in zo'n nota worden ge
hanteerd, omdat die criteria specifiek voor een bepaalde buurt gelden. Het zal per geval moeten wor
den bekeken. Ik heb dat al eens eerder in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden gezegd.
Wat voor criteria zijn het dan? U vindt daarover al iets vermeld in de nota en het speelt ook een
rol in het kader van het sociaal-cultureel plan, namelijk de bevolkingssituatie in een bepaalde buurt
en de sociale indicatoren die daar zijn. Dat zullen zeker ook zijn criteria, ontleend aan het activi
teitenpakket dat men zich voorstelt in zo'n accommodatie te gaan doen. Alleen, ook dat is weer buurt
gebonden. Behalve wat algemene volzinnen in een nota die alle buurten moet bestrijken, kan men
eigenlijk niets meer zeggen. Toch zijn die, zoals het in de nota heet, verfijningsmogelijkheden be
langrijk. Aan de andere kant biedt deze nota wel een houvast om toch enig zicht te krijgen op wat
er de komende jaren, tenzij er financiële calamiteiten gebeuren, in Leeuwarden mogelijk is ten aan
zien van het verbeteren of het nieuw bouwen van accommodaties. Vragen als waar en in welke volg
orde, worden beantwoord op basis van vuistregels die ten aanzien van de nota zijn gehanteerd. Als
een accommodatie in een bepaalde buurt aan de beurt is om gerealiseerd te worden maar als er, ter
wijl geld beschikbaar is, in die buurt geen behoefte aan blijkt te bestaan en er geen enkele activiteit
is - ik geef toe dat het voorbeeld wat overtrokken is -, dan kan ik mij nauwelijks voorstellen dat toch
een accommodatie wordt opgericht. Dan zal waarschijnlijk een andere buurt voorgaan.
U moet de nota ook wat relativeren, in die zin dat men in elke planning er toch rekening mee
moet houden dat zich omstandigheden kunnen voordoen op grond waarvan men toch van een bepaalde
prioriteit afwijkt, bij voorbeeld omdat zich tussentijds de mogelijkheid voordoet om goedkoop een voor
accommodatie geschikt pand te verkrijgen. Als men toch van plan is om de mogelijkheid daartoe over
twee jaar te benutten, dan zou het dom zijn om het niet twee jaar eerder te doen. Wat dat betreft
moet u dus de nodige soepelheid in acht nemen. De opzet is, ook financieel gezien, realistisch, maar
er kunnen natuurlijk ook op dat gebied altijd tegenvallers komen. Dan zullen wij weer moeten bekij
ken of wij dit tempo zullen kunnen volhouden.
Mevrouw Van der Werf heeft gevraagd naar mogelijke prioriteiten bij het sociaal-cultureel werk.
In de raadsadviescommissie is daarover al gediscussieerd, zoals mevrouw Van der Werf opmerkte. Acti
viteiten en gestelde prioriteiten gaan natuurlijk vóór vuistregels over aantallen. Overigens is deze nota
wel gebaseerd op een al jarenlang bestaand beleid in Leeuwarden, namelijk het beleid dat ernaar ge
streefd moet worden om op de duur in elke buurt een verantwoorde accommodatie te hebben.
De heer Schagen heeft gezegd dat de reikwijdte van deze nota beperkt is. Dat is waar. In de
Sportraad is gesproken over het feit dat deze raad met de sportaccommodaties aan het werk zal gaan.
Er zal nog meer moeten gebeuren. Het voordeel van een nota met deze beperking is overigens dat die
wel goed aansluit bij het nog te maken sociaal-cultureel plan voor onze gemeente.
Verschillende leden van de raad hebben gewezen op de dreigende exploitatietekorten. De heer
Schagen zei dat het natuurlijk nooit zo ver mag komen dat alle middelen in een buurt opgaan aan ex
ploitatiekosten voor het gebouw, zodat er voor de activiteiten geen cent meer overblijft. Dat ben ik
met hem eens, maar de exploitatie vormt wel een probleem, zoals ook in de raadsbrief staat. Het is
natuurlijk onverantwoord om zo maar te zeggen dat wij exploitatietekorten, als die er zijn, op de
een of andere manier boven water moeten zien te halen. De financiële consequenties daarvan zijn
niet gering en ook de door de rijksoverheid aan de gemeente verstrekte middelen worden minder. De
ze kwestie heeft echter wel de aandacht. Wij zijn er echter nog niet uit hoe dit aspect opgelost moet
worden. Als ergens meer geld bij moet, dan moet men wel aangeven van welke andere post dat geld
af moet.
De heer Schagen zegt dat de Schepenbuurt niet in de nota staat. De Schepenbuurt staat er wel in,
maar niet in de planning. In de inventarisatie is die accommodatie niet vergeten. Gedurende de eer
ste jaren gebeurt in die buurt volgens de planning op accommodatie-gebied niets.
Mevrouw Van der Werf vroeg zich af waarom de scholen niet bij de inventarisatie waren betrok
ken. Als dat ook nog moest gebeuren, dan was de nota vandaag niet aan de orde gesteld, want zoiets
kost nog meer tijd en overleg. Bovendien kan men wel alles in een inventarisatie opnemen, maar wij
weten allemaal dat het niet zo simpel ligt. Men mag voor sociaal-culturele activiteiten ook geen
schoolgebouwen gebruiken. Daartegen verzetten zich regels van de rijksoverheid, van de inspectie
voor het onderwijs, enz.
Verder werd gezegd dat de bar-omzet de financiële kurk is waarop zo'n accommodatie moet drij
ven. Dat probleem is niet een specifiek Leeuwarder probleem. Het is geen gelukkige zaak. Mevrouw
Van der Werf vraagt dan wat het college eraan denkt te doen. Ik ben dankbaar voor elke suggestie die
tot een oplossing zou kunnen leiden. Het probleem geldt trouwens niet alleen voor de sociaal-culture
le accommodaties maar ook voor een veel wijder terrein blijkt de bar-omzet helaas zo langzamerhand
een onmisbaar element van de exploitatie te zijn. Als men dat wil voorkomen, dan betekent het heel
simpel dat er van de kant van de overheid meer geld moet worden ingestopt. Dezelfde problematiek
die ik ten aanzien van de exploitatie heb genoemd, komt dan weer naar voren.
De heer Heere heeft gevraagd of door zo'n accommodatienota de accommodaties niet te veel als
sector apart worden bekeken. Het is de bedoeling - zelfs een eis - dat de nota wordt ingeschoven in
het sociaal-cultureel plan. Een eis om voor een rijksbijdrage in aanmerking te komen is ook dat bij al
le activiteiten, waarvoor geld beschikbaar wordt gesteld, wordt verteld hoe het met de accommodaties
zit. Daar ligt dan de koppeling. De h eer Heere zegt dat de planning van de accommodaties en de
financiering daarvan thuishoren in het beleidsplan. Over enkele weken zullen wij het beleidsplan pas
behandelen, alleen, de drie geldbronnen die in de nota worden genoemd en waaruit de accommodatie
planning gefinancierd moet worden, zijn niet nieuw, vormen althans niet een nieuw beleid. De bron
nen zijn: de ruim 100.000,die wij al jarenlang in het beleidsplan hebben opgenomen; de gelden
in het kader van de ISR, wat de gemeente derhalve niets kost; de gelden afkomstig uit het fonds voor
de stadsvernieuwing. Met andere woorden, verdere consequenties voor het beleidsplan zijn niet aan
wezig, maar het een heeft natuurlijk alles met het ander te maken. Het duidelijkst is dat te zien bij
dief 100.000,per jaar.
Ten slotte de kwestie van toenemende overlast van omwonenden. Die overlast komt bijna bij el
ke activiteit voor. Het enige dat daaraan valt te doen - het gebeurt de laatste tijd ook wel - is dat zo
wel de omwonenden als de gemeente er wat kiener op worden om bij de bouw of verbouw te zoeken
naar mogelijkheden tot isolatie. Dat zal ook gebeuren bij de buurtaccommodatie die de heer Heere
noemde, zoals in de raad is toegezegd. Afhankelijk van de ligging zal dit iedere keer een punt van
aandacht zijn. Het probleem is wel weer dat dit soort voorzieningen kostenverhogend werken, Wat
men als gemeentelijke overheid verder kan doen ten aanzien van andere overlast, weet ik niet. De ge
meente kan hoogstens in het overleg met de instellingen die gebruik maken van accommodaties, de aan
dacht op deze problematiek vestigen. Verder is het een kwestie van de instellingen en groeperingen
zelf om klachten van omwonenden, voor zover die klachten reëel zijn, zo veel mogelijk serieus te ne
men.
De heer Schagen: Nog twee opmerkingen. Mijn opmerking over de Schepenbuurt maakte ik niet zo
zeer omwille van de Schepenbuurt zelf, maar meer omwille van buurten die ook niet in de planning
zijn opgenomen. Hoe komen die buurten wel in de planning terecht? Ik heb gezegd dat men misschien
om de twee jaar opnieuw moet bekijken of er bij voorbeeld een groep bij is gekomen die in de lijst
moet worden opgenomen. Ik denk dat de wethouder dit verkeerd heeft begrepen.
Vervolgens iets over de kwestie van de exploitatielasten. Het is u bekend dat de woningbouwver
eniging Beter Wonen de rente over de waarborgsommen uitkeert aan organisaties in wijken, waarin wo
ningen van de vereniging staan. Ik kan mij voorstellen dat bij voorbeeld het Gemeentelijk Woningbe
drijf het voortouw neemt in de toepassing van dit systeem, ter bestrijding van de mogelijke exploitatie
tekorten. Wanneer de gemeente eenmaal het goede voorbeeld heeft gegeven, kan de Federatie van
Woningcorporaties deze suggestie overnemen. Misschien kan het college dit eens in het overleg met
de federatie aan de orde stellen.
Mevrouw Van der Werf: Uit de beantwoording door de wethouder is mij duidelijk geworden dat er
in de prioriteitenstelling nog heel wat heen en weer kan worden geschoven op grond van de verfijning
die nog moet plaatsvinden. Dat betekent dat wij minder moeite hebben om in te stemmen met deze no
ta. Het valt mij overigens op dat de wethouder wel erg met financiële argumenten is gekomen naar aan
leiding van mijn vraag over het feit dat activiteiten worden bekostigd uit de bar-omzet. Het aspect