VZijO
van de volksgezondheid betrekt hij daar nauwelijks bij. Wij hebben over deze specifieke zaak vra
gen bij het beleidsplan gesteld en zullen er later zeker nog op terugkomen.
De heer De Pree (weth.): Nog iets over de kwestie van buurten die niet in de planning zijn opge
nomen. Wanneer in een buurt, die niet in de planning is opgenomen, nieuwe activiteiten worden ont
plooid die eventueel consequenties hebben voor de accommodatie, dan rijst de vraag of die buurt wel
of niet in de planning moet worden opgenomen. Het betekent in ieder geval niet dat men per definitie
nooit aan bod komt als men gedurende de eerstvolgende zeven jaar niet in de planning staat. Alleen
op basis van de vuistregels komt men er echter niet in.
De heer Schagen heeft erop gewezen dat het Woningbedrijf het systeem van de woningbouwvereni
ging Beter Wonen zou kunnen hanteren. Ik weet dat de directeuren van corporaties en Woningbedrijf
regelmatig contact hebben; ook bestuurlijk is er vaak contact. Ik denk dat Beter Wonen vast weieens
de opgedane ervaringen aan het Woningbedrijf zal meedelen. Misschien levert die informatie iets op.
Men leert ten slotte van elkaar, men adviseert elkaar en men raadt elkaar ook weieens iets af.
Ik ben het met mevrouw Van der Werf eens dat ik voornamelijk ingegaan ben op de financiële kant
van de problematiek die zij aansneed. Natuurlijk is het een ellendige zaak dat de bar-omzet wordt ge
bruikt voor de kostenbestrijding, zeker als het om alcoholische dranken gaat, en dat is doorgaans zo.
Dat een centrum belang heeft bij het stimuleren van de bar-omzet - daar komt het immers in feite op
neer -, maakt dat men moet kiezen uit twee kwaden. Het ene kwaad is vanuit oogpunt van volksgezond
heid een kwaad, het andere kwaad is uit ander oogpunt een kwaad, namelijk dat een accommodatie
niet langer kan draaien omdat de middelen daartoe niet aanwezig zijn. Op papier is er wel een oplos
sing, maar omdat dit waarschijnlijk geld kost, heb ik met name het financiële probleem naar voren ge
bracht. Het probleem zelf is natuurlijk veel ernstiger.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 16, 17 en 18 (bijlagen nos. 379 403 en 402).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 19 (bijlage no. 408).
De Voorzitter: Dit punt betreft het verlenen van financiële medewerking ten behoeve van de twee
de en tevens laatste fase van de reconstructie van de speeltuinaccommodatie van de speeltuinvereni
ging De Toekomst.
De heer Meijerhof: De raadsbrief heeft bij onze fractie geen vragen opgeroepen en ook niet een
negatieve instelling ten opzichte van wat het college voorstelt. Dat ik toch het woord vraag, heeft
als reden dat wij maandagavond verrast werden met een schrijven van bewoners uit de Brederostraat
Deze bewoners zijn bang dat hun rust wordt verstoord. Het punt rustverstoring is zonet ook al even ge
noemd bij de behandeling van de accommodatienota. Mijn vraag is of het college op de hoogte is van
deze brief. Er staat namelijk geen stempel op en daarom kreeg ik de indruk dat de brief rechtstreeks
op onze tafels terecht is gekomen. De brief is maandag al rondgedeeld en wellicht hebt u er daarom
al iets van gehoord. Indien u op de hoogte bent van de inhoud van deze brief, vraag ik u wat uw reac
tie daarop is. Is het u bekend dat de speeltuinvereniging contact met de bewoners heeft gehad? Weet
u ook hoe het contact is verlopen?
De heer Heere: Ik wil over dezelfde brief nog een aanvullende vraag stellen. Is de wethouder in
staat om toe te lichten - ik zeg "in staat", omdat ik eveneens aanneem dat u niet of pas recent over
de brief beschikt - wat onderaan de brief staat. De ondertekenaars schrijven daar namelijk dat het be
stuur van de speeltuinvereniging verantwoordelijkheid weigert te dragen voor wat zich daar afspeelt.
Dat komt op mij wat vreemd over. Als het de waarheid zou zijn, dan is dat onjuist te noemen.
De Voorzitter: Ik hoop dat de wethouder op de hoogte is met de inhoud van de brief, want b. en w.
hebben de brief niet gekregen.
De heer De Pree (weth.): Ik geloof dat ik moet zeggen dat ik de brief formeel niet ken, maar ik
weet wel wat er in staat. In de brief wordt geschreven dat er op het terrein van de speeltuin een honk
wordt gebouwd. Nu heb ik niet in het woordenboek opgezocht wat men onder "honk" moet verstaan,
VU
maar volgens mij moet men dan toch wel denken aan een gebouw. Als wij naar de begroting kijken,
dan zijn de kosten voor wat een honk heet 9.000, Daaruit is meteen al duidelijk geworden dat
het niet om een gebouw gaat, maar meer om een houten afdak om geen last van de regen te hebben.
De moeilijkheid is namelijk niet dat er, door wat hier gebeurt, nieuwe problemen met jongeren in de
"brommer-leeftijd" ontstaan, want die problemen zijn er al. De reden waarom dit plan is gemaakt, is
nu juist dat de kleine kinderen last hadden van de wat oudere kinderen. Ook speelde een rol een ge
voel van verantwoordelijkheid ten aanzien van de vraag hoe wij deze groep jongeren, die inderdaad
op zich niets hebben te zoeken op dit speelveld, tegemoet kunnen komen. Uit dat soort overwegingen
is dit plan ontstaan, waarvoor aan de gemeente een financiële tegemoetkoming wordt gevraagd. De
speeltuinvereniging heeft mij bevestigd dat er drie avonden door de speeltuinvereniging over deze plan
nen met betrokkenen is gesproken. Een conclusie van die besprekingen was dat de speeltuinorganisatie
- het punt waarnaar met name de heer Heere vroeg - een taak voor deze doelgroep, deze jongeren,
heeft. Dat wordt erkend. Een andere conclusie was dat er geen geschikt alternatief is voor het plan
waar het hier om gaat. Er worden afspraken gemaakt over de vraag hoe klachten uit de buurt worden
teruggespeeld naar de veroorzakers ervan, dus de jongeren, voor wie ook de speeltuinvereniging vindt
dat verantwoordelijkheid moet worden gedragen.
In dit overleg was ook steeds de wijkagent betrokken. U merkt overigens dat het bestaan van dit
overleg voor mij aanleiding is om te zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat geprobeerd werd de moei
lijkheden tot een oplossing te brengen. De problematiek ontstaat niet door wat er gebouwd gaat wor
den, maar was er al. De wijkagent werd natuurlijk ook voortdurend met deze problematiek geconfron
teerd. Als het gaat om de vraag of de omwonenden op de hoogte waren en of er overleg is geweest, dan
kan het antwoord duidelijk "ja" zijn. Ons voorstel is juist gedaan om een poging te doen de overlast
zo veel mogelijk te beperken, om wat aan te bieden aan degenen die de overlast veroorzaken en daar
door misschien een entree bij zo'n groep te hebben. Ik dacht dat een en ander uiterst zorgvuldig was
voorbereid. Wat dat betreft ben ik van mening dat de brief van een aantal omwonenden geen reden be
hoeft te zijn om nee te zeggen tegen dit subsidieverzoek.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 20 (bijlage no. 405).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 21 (bijlage no. 381).
De Voorzitter: Dit agendapunt heeft betrekking op de vaststelling van het reglement voor het kam
peerterrein De Kleine Wielen.
De heer Sijbesma: Een korte opmerking. Met het lange schooljaar voor de boeg, waarover bij mij
thuis nogal eens wordt gepraat, valt in artikel 1 de datum 16 augustus nogal op. Was er vanwege de
vakantiespreiding, die volgend jaar begint en voor een aantal jaren vastligt, geen aanleiding genoeg
om het hoogseizoen te verlengen tot bij voorbeeld 1 september?
Vervolgens de datum van 1 oktober. Ik meen te kunnen opmerken dat de herfstvakantie steeds belang
rijker wordt. Is er geen aanleiding om eventueel deze datum van 1 oktober te verschuiven, dus de open
stelling te verlengen tot en met de herfstvakantie?
De heer De Vries (weth.): Over deze aangelegenheid is inmiddels een adres van enkele belang
hebbenden ontvangen. Deze brief komt waarschijnlijk de volgende keer op de agenda van de raadsver
gadering te staan. Wij willen de brief eerst grondig bestuderen om te kijken welke repercussies een
verschuiving van data heeft. Iedere verlenging van het vakantieseizoen heeft een aantal financiële
consequenties. Wij gaan ervan uit dat onze camping wat de variabele kosten betreft kostendekkend moet
zijn. Het ligt voor de hand dat er, wanneer men het seizoen verlengt, financiële gevolgen zullen zijn.
Wij zouden ook graag met de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie deze kwestie grondig
willen bekijken. (De heer Sijbesma: Hetzelfde geldt voor de datum van 16 augustus?) Zowel de verlen
ging van de zomervakantie als de verlenging tot en met de herfstvakantie zijn genoemd.
De Voorzitter:betekent dit dat het reglement later mogelijk kan worden aangepast, wethouder De
Vries? (De heer De Vries (weth.): Inderdaad.) Ik neem aan dat de raad ermee kan instemmen dat de
brief van de heer E. de Vos, voorzitter van de kampeerdersvereniging De Kleine Wielen, niet de vol-