24 kunnen opschieten. Het is toch zo dat deze mensen, als wij de parkeerhaven weghalen, niet op de weg mogen parkeren? Er zijn parkeerhavens en volgens mij mag men niet parkeren op plekken waar geen parkeerhaven is. Artikel 83 is nog steeds van toepassing. Vandaar dat wij daar ook geen par keerhavens horen te maken. Bovendien hoeft de heer Dijkstra, als wij de overrit één meter in oostelijke richting verschuiven, geen gebruik van de overrit te maken. Wanneer hij onwillig is, dan zet hij zijn busje nog precies op zijn eigen eigendomsgrens en laat de overblijvende meter achter zijn auto open. Daar kunnen wij als gemeente helemaal niets aan doen. Ik dacht dat de door mij aangedragen oplos sing beter was dan de oplossing die de Commissie voor Openbare Werken in meerderheid aanhangt. Verder is het zo dat naast deze parkeerplaats nog twee parkeerplaatsen ter beschikking van de heer Dijkstra zijn. Op de ene parkeerplaats heeft hij een aanhangwagen staan en op de andere staat zijn Mercedes. Ik acht het, ook al gaat het hier om een bedrijf, een vreemde zaak dat deze man drie parkeerplaatsen in moet nemen en zijn buurman niet eens het uitzicht gunt. De Voorzitter: Ik stel voor maar tot stemming over de motie over te gaan. De motie van de heren Janssen en Geerts wordt verworpen met 20 tegen 16 stemmen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 11 en 11a (bijlagen nos4l9en 444). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 12 (bijlage no. 436). De Voorzitter: Wij zijn dan nu toegekomen aan het preadvies inzake de brief van de heer Hofstra van 12 augustus 1980 over een afwijzende beschikking als bedoeld in de beschikking geldelijke steun huisvesting gehandicapten. Mevrouw Wielinga—Graansma: Bij de ter inzage gelegde stukken liggen twee brieven van de heer en mevrouw Hofstra. Daaruit blijkt dat mevrouw Hofstra voor tachtig tot honderd procent is afgekeurd door een arts uit Heerenveen in het kader van de WAO. De afkeuring is gebeurd vanwege astmatische bronchitis. Op advies van de directeur van de DGD is men verhuisd van de Lijsterstraat naar een flat met c.v. in Bilgaard. Een en ander gebeurde omdat bleek dat de woning in de Lijsterstraat veel te vochtig was. De heer Bijlsma van de DGD heeft deze woning bezocht. Men heeft naar aanleiding van de beschikking geldelijke steun huisvesting gehandicapten bij brief een aanvraag gedaan voor de bij drage in de verhuis- en inrichtingskosten van maximaal 3.000, Nu blijkt dat de Gemeenschap pelijke Medische Dienst en in dit geval ook het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds tegen de afkeuring waren. Op welke gronden dit is gebeurd, wordt nergens vermeld. De kwestie gaat dan van de ene com missie naar de andere en hoewel de Arob-procedure positief verliep, adviseert de GMD weer negatief. Nu ligt het verzoek in Zwolle bij de Centrale Overleggroep Gehandicapten. Ondertussen speelt dit alles al van 12 mei 1979 tot 1 november 1980 en nog hebben de heer en mevrouw Hofstra nooit een standpunt gehoord over de vraag waarom de maximale bijdrage van 3.000,niet kan worden uitbe taald. Ik heb een toelichting op de beschikking geldelijke steun huisvesting gehandicapten geraad pleegd en daaruit kan men opmaken dat de GMD juist is ingesteld om vlugger een beslissing te ver krijgen. Daarom wil ik vragen of de gemeente deze zaak aan de VNG wil voorleggen. Dan zou kun nen worden bekeken of de gemeente niet zelf een beslissing kan nemen over het verstrekken van de bijdrage van 3.000,zonder dat men zo'n hele procedure moet doorlopen. Ik heb zo het idee dat de lak op die manier duurder wordt dan de brief. De heer De Pree (weth.): Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Wielinga een en ander erg lang vindt duren. Er is in dit geval ook sprake van een wat trieste gang van zaken. IJ vindt in het preadvies ver meld de hele procedure zoals die wordt gehanteerd. Er is natuurlijk niets aan de hand, wanneer er geen verschil van mening is - dat is gelukkig vaak het geval - tussen betrokkene en de GMD over het ad vies. Wanneer er wel problemen over zijn, dan kunnen wij niets anders doen dan onze eigen deskun digen raadplegen. Dat is hier ook gebeurd. Als dan nog sprake is van een tegengesteld advies, dan kunnen wij alsnog de kwestie bij de GMD aanhangig maken met de vraag of men bereid is het oorspron kelijke, negatieve, advies te herzien. Als men daartoe niet bereid is, dan kunnen wij, afgaande op verklaringen van onder meer onze eigen deskundigen en eventueel van de behandelende arts of specia list, de Centrale Overleggroep Gehandicapten te Zwolle te hulp roepen. De COG is met opzet door de minister in het leven geroepen. Doorgaans werkt deze overleggroep snel; dat is ook de bedoeling 25 van de COG. In dit geval gaat het niet snel. U weet dat wij meermalen hebben gevraagd om deze zaak spoedig af te handelen. Als dat echter om welke redenen ook niet gebeurt, dan doet men daar weinig aan. Er speelt nog een ander punt. Mevrouw Wielinga stelde de vraag of de VNG niets kon doen. Het gaat hier echter om iets anders. Het betreft een beschikking die openstaat voor beroep in het kader van de Arob. Indien de GMD negatief adviseert, dan geven wij de uitkering niet, omdat het rijk geen vergoeding aan ons geeft. Volgens die lijn, die overeenkomt met een raadsbeslissing, gaan wij te werk. Stel nu dat iemand in beroep gaat en dat de afdeling rechtspraak betrokkene in het gelijk stelt en de gemeente dwingt tot uitbetaling over te gaan, dan is de vraag of de rijksoverheid alsnog de ge meente een vergoeding geeft. Over die vraag is correspondentie gevoerd tussen de VNG en de staats secretaris. In een brief van februari 1980 heeft de staatssecretaris meegedeeld in zo'n geval bereid te zijn de gemeente vergoeding te geven. Wanneer iemand in laatste instantie het wint, dan is de ge meente daardoor gehouden tot uitbetaling en heeft het rijk zich bereid verklaard om een vergoeding te betalen. Dat is tot in hoogste instantie uitgevochten. In het geval van de heer en mevrouw Hofstra is het zover nog niet, want wij hebben van de COG te Zwolle nog geen uitsluitsel gekregen. Mevrouw Wielinga—Graansma: Zo bedoelde ik mijn vraag om de VNG erin te betrekken niet hele maal. Ik wil de VNG inschakelen om de hele procedure maar eens af te schaffen, omdat het om zo'n klein bedrag gaat. Als ik de raadsbrief lees, dan heb ik het idee dat de GMD wel vaker de boei op houdt of dwarsligt of wat ook maar. Ik kan ook nergens ontdekken wat nu precies de reden is waarom de GMD een ander advies uitbrengt dan de directeur van de DGD, De wethouder heeft ook niet ge zegd op grond waarvan de GMD een weigering uitsprak. Het gaat uiteindelijk maar om een bedrag van 3.000,en dan vind ik het zonde dat hierbij zoveel commissies moeten worden betrokken. De heer De Pree (weth.): Ik heb al gezegd dat het meestal niet zo gaat. Het gaat echt om uitzon deringsgevallen. Het punt waar het om draait, is meestal de definitie van wat medisch noodzakelijk is. Op zeker ogenblik ligt er een uitspraak van de GMD, die op grond van haar deskundigheid de uitspraak "niet medisch noodzakelijk" doet. Het kan zijn dat er van de DGD de uitspraak "wel medisch nood zakelijk" ligt. Een andere mogelijkheid is dat de beroepscommissie van b. en w, de indruk heeft dat de GMD onzorgvuldig heeft gehandeld. Dan spelen wij de zaak eerst terug naar de GMD. Helpt dat niet, dan staat nog maar één mogelijkheid open en dat is de Centrale Overleggroep Gehandicapten te Zwolle. Dat het lange en kostbare procedures zijn, geef ik toe. De Voorzitter: Ik vrees dat wij helaas moeten beslissen adressante te berichten overeenkomstig het gestelde in de raadsbrief. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 13 (bijlage no. 423). De Voorzitter: Het volgende agendapunt luidt: Aanzet tot de ontwikkeling van een gemeentelijk drugspreventie- en hulpverleningsbeleid De heer Meijerhof: Het is een goede zaak dat deze materie aan de orde wordt gesteld. Ik wil al lereerst mijn waardering uitspreken voor de helder leesbare nota en ook voor de inbreng die diverse instellingen hebben gehad. Deze instellingen hebben mede de bouwstenen aangedragen voor wat som migen wel noemen de "shit-nota". Het gaat hier om een aanzet tot een drugspreventiebeleid en een hulpverleningsbeleid. Er zijn zeer vee| raakvlakken met het justitieel beleid, dat hier vanavond overigens niet ter discussie staat; het is onze zaak ook niet. Het is echter een goed ding dat een vertegenwoordiger van de gemeente politie zitting neemt in de commissie die in de raadsbrief wordt voorgesteld. Naast de waardering voor het feit dat de nota nu aan de orde is en de waardering voor de voorstellen van het college, wil ik nog wel iets opmerken over de tekst op bladzijde 9 van de nota, halverwege wat onder het kopje "Resumé" staat. In dit hoofdstukje wordt eerst vermeld dat enkele instellingen verschillend blijken te oordelen over de manier waarop de hulp wordt verleend. Vervolgens staat er: Wij onderschiijven in piincipe de uitgangspunten van de therapeutische hulpverlening." Dit is een soort partij kiezen voor opvattingen die twee groepen van instellingen in feite hebben, Als men doorleest en op bladzijde 11 het hoofdstuk je "Leemtes in de hulpverlening" doorneemt, dan is een van de eerste opmerkingen de constatering dat het aanbod van de hulpverlening vrij eenzijdig is en dat aan de andere manier van hulpverlening, de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 13