30
De heer Bijkersma noemde ook nog het drugsgebruik onder Surinamers. Toen de werkgroep, die
de elementen voor deze nota van b. en w. heeft aangedragen, aan het werk was, was inderdaad
al iets bekend over de situatie bij een deel van de Surinaamse jongeren en bij het Surinaamse jonge
rencentrum. Vlak daarna kwamen er kranteberichten over wat in dat centrum is gebeurd. In de prak
tijk blijkt het vreselijk moeilijk te zijn om inzicht te krijgen in de aard en de omvang van de proble
matiek. Het wisselt, ook in Leeuwarden. Jaren geleden verdween het probleem ineens uit Leeuwarden,
maar begon het op andere plaatsen in Friesland weer de kop op te steken. Dat soort ontwikkelingen is
bijna niet te voorzien. Op het ogenblik - alle signalen wijzen erop - is het hard-drugsgebruik inder
daad een probleem, overigens niet alleen onder Surinamers. Dat kwantitatieve gegevens erg moeilijk
te krijgen zijn, heeft natuurlijk te maken met het feit dat een en ander zich in de illegaliteit afspeelt.
Daar staat tegenover dat men via allerlei kanalen wel zoveel informatie krijgt dat men kan zeggen
dat er sprake is van een probleem, ook al kan men niet exacte aantallen noemen.
Mevrouw Van der Werf vraagt op welke termijn er een visie of zoiets als een beleid komt. Nu,
zo snel mogelijk, iets anders kan ik ook niet zeggen. Een van de figuren die daarvoor materiaal zal
moeten aandragen, is de preventiewerker plus de commissie die hem of haar begeleidt. Welke advie
zen er zullen komen en wat er wordt gesignaleerd, zal hopelijk meer zijn dan wat er tot dusverre door
instanties wordt gesignaleerd. Het gaat er naar mijn mening ook niet zozeer om dat de gemeente aller
lei dingen in de uitvoerende sfeer zal moeten doen. De bedoeling is dat instellingen, die nu vaak nog
los van elkaar bezig zijn, elkaar ontmoeten rondom de aan te stellen preventiewerker - daarvoor is
de begeleidingscommissie ingesteld - en zelf komen tot een afgestemd beleid. Dat beleid moet primair
gericht zijn op hulpverlening, zo realistisch moet men dan wel zijn.
Ik besef heel goed dat men dan alleen nog maar bezig is met symptoombestrijding, zoals mevrouw
De Jong zegt. Zij stelt terecht de vraag wat dit alles nu eigenlijk voorstelt. Hulp verlenen is evenwel
niet niks en als men mensen door alleen maar direct hulp te verlenen van die troep kan afhelpen, dan
is dat heel erg belangrijk, ook al weet je dat je eventuele oorzaken nog niet hebt aangepakt. Het is
de bedoeling wel dat een preventiewerker, met de aan deze problematiek werkende instellingen, sig
nalen doorgeeft van problemen waarmee drugsverslaafden hebben te maken en die de oorzaken zouden
kunnen zijn van hun toevlucht zoeken tot drugs. Dat is echter afhankelijk van de locale situatie. Het
kan dan gaan om huisvesting en dergelijke dingen. Overigens vervullen hulpverleningsinstellingen
überhaupt deze signaleringsfunctie. Instellingen kunnen ook aan de gemeente adviezen geven in de
zin van: weten jullie wel dat jullie op dat terrein falen en dat dit tot gevolg heeft dat mensen hard
drugs gaan gebruiken?
Mevrouw De Jong heeft gevraagd in hoeverre de Psychiatrische Dienst bij dit alles betrokken is.
In de nota heeft u kunnen lezen dat deze dienst er niet bij betrokken is. Er is wel overleg geweest,
zoals u uit de krant had kunnen vernemen, waarbij ook de gemeente was vertegenwoordigd, na de be
zetting van het CAD door een aantal mensen uit de provincie en uit Leeuwarden. De Psychiatrische
Dienst was wel bij dat overleg betrokken en het lijkt mij heel goed indien wij niet net doen alsof daar
helemaal geen deskundigheid of ervaring aanwezig is.
Ik realiseer mij dat deze nota een heel bescheiden begin vormt, maar het is tenminste iets. Wij
zijn heus niet zo origineel dat wij alles zelf hebben verzonnen, maar hebben heel sterk geleund op
ervaringen in andere gemeenten, waar in ieder geval in kwantitatieve zin de problemen veel groter
zijn dan op het ogenblik in Leeuwarden het geval is.
De heer Meijerhof: Ik heb in eerste instantie alleen maar gesproken over wat de nota aangeeft:
het komen tot een drugspreventie- en een hulpverleningsbeleid. Ik heb geen uitspraak gedaan, noch
namens de fractie noch namens mij zelf, over al of niet legaliseren van het gebruik van drugs. Hierom
trent zijn wel door sommige andere fracties uitlatingen gedaan. Ik denk dat wij dit toch wat moeten re
lativeren. Dat brengt mij meteen op de opmerking van de wethouder dat deze nota alleen betrekking
heeft op hard drugs. Nu kan ik uit de nota niet opmaken wat hard drugs en wat soft drugs zijn. Men
zou misschien een indeling kunnen maken van legaal en illegaal gebruikte middelen. Men kan ook een
indeling maken volgens de vraag wat maatschappelijk aanvaard en wat maatschappelijk niet aanvaard
is. Iets zal eerst maatschappelijk moeten worden aanvaard, wil het legaal worden. Wij kunnen dan
ook aan koffie denken, die in een grijs verleden ook de nodige kritiek heeft gewekt, die zelfs tot
maatregelen heeft geleid ten aanzien van het feit dat werklieden koffie wilden drinken, en dat nog
wel in werktijd! Dat was helemaal uit den boze. Daarmee wil ik helemaal niet zeggen dat in de no
ta enkele drugs worden genoemd die men naar men mening zou moeten legaliseren. Ik ga ervan uit
dat deze vraag hier niet aan de orde is.
Ik heb in eerste instantie ook al iets gezegd over de termijn waarop beleidsadviezen tot stand
moeten komen. Ik ben blij dat de wethouder in plaats van over een termijn van twee jaar al spreekt
31
over een termijn van één twee jaar. Ik denk dat wel de nodige spoed moet worden betracht, maar
men moet een en ander ook kunnen realiseren. In hoeverre kan Kric hier nog een interim-rol vervul
len wat de opvang betreft?
De hear Jansma: Ik woe noch oan de wethalder freegje oft wy der yndied fan ütgean kinne dat it
CAD akkoart giet mei oanheakjen fan de previnsjewurker by dit buro en dat dizze wurker der ek to-
rjochte komt. (De heer De Pree (weth.): Daar kunt u van uitgaan.)
Oan it adres fan mefrou Van der Werf soe ik dit noch sizze wol Ie. It is miskien dochs goed om
eventsjes wer to jaen hwat yn in brief fan it Konsulfaesjeburo foar Alkohol en Drugs stiet. It brief is
stjurd oan it bistjur fan de Stichting Hippopotamus Unltd. Der stiet:
"Ik (de coördinator van het bureau) ben er bepaald niet zeker van dat het inschakelen van een huis
dealer het gebruik van soft drugs zou doen verminderen. Ik acht het zelfs mogelijk dat, ondanks de
activiteiten van de hierbij tevens ingeschatte drugspreventiewerker, het soft-drugsgebruik eerder
groter zal worden dan verminderen."
Dat is foar my ien fan de oerwegings om dit to neamen en ik achtsje it CAD ek tige deskundich op
dit mêd.
De heer Bijkersma: Ik wil toch even reageren op de opmerking van de wethouder over hetgeen ik
omtrent het gebruik van soft drugs stelde. Er is hier duidelijk sprake van een gemeentelijk drugspre
ventie- en hulpverleningsbeleid en er is geen uitzondering gemaakt. Op basis van dit gegeven heb
ik dus iets aangedragen over de legalisering van soft drugs. Ik ben het met de heer Meijerhof eens
dat de legalisering uiteraard niet ter discussie staat, maar ik geloof toch dat het zin heeft om zo'n
opmerking te maken, omdat ik het gevoel heb dat de preventiewerker, die straks bij het CAD wordt
aangesteld, natuurlijk zijn eerste gegevens uit dit rapport en vermoedelijk uit de discussie in de raad
zal halen. Daarom ben ik even ingegaan op het vraagstuk van de legalisering van het gebruik van
soft drugs. Ik ben het met u eens dat dit op het ogenblik niet ter discussie staat.
Nog iets over de in te stellen commissie. Ik had gedacht dat de wethouder zou ingaan op vragen
van mevrouw Van der Werf hoe later het beleid zou worden. Een aanvullende vraag nog. Wie wordt
nu voorzitter van zo'n commissie? Dat is immers ook essentieel. Een voorzitter geeft toch een bepaal
de richting aan.
Ik heb voorgesteld om mensen uit het onderwijs en uit de kerkelijke wereld in de commissie zit
ting te laten nemen. Ik heb dit voorstel gedaan, omdat juist het signaleren van drugsgebruik zo be
langrijk is, niet het bestrijden op zich; dat laatste is de tweede fase. In de eerste fase gaat het om
het signaleren van de plaats waar het drugsgebruik begint. Als men mensen uit het onderwijs en de
kerken hierbij zou betrekken, dan zouden de signalen misschien wat sneller bij de begeleidingscom
missie terechtkomen.
Mevrouw Van der Werf: Ik heb de indruk dat de wethouder niet helemaal nauwkeurig heeft geant
woord op mijn vraag over het tijdstip wanneer die visie er komt. Deze vraag stelde ik met name naar
aanleiding van de recente ontwikkelingen, de bezetting van het CAD en de nieuw ontstane groep.
Deze groep zegt dat wij ons eigenlijk niet kunnen permitteren nog langer te wachten met de aanpak
van de problemen, in afwachting van een meer uitgewerkte visie. Wij moeten snel iets doen. Hoe
worden de eisen van de groep ingepast in de commissie die aan het werk gaat? Dat was mijn vraag.
Dan nog een opmerking naar aanleiding van uitlatingen van de heer Jansma. Ik denk dat het niet
zozeer gaat om de vraag of de omzet van Hippo is toegenomen. Zelfs al zou naar aanleiding van het
huisdealerschap de omzet van Hippo toegenomen zijn, dan zal daaruit niet de conclusie zijn te trek
ken dat het gebruik van soft drugs als zodanig is toegenomen. Het betekent alleen maar dat meer drugs
gebruikers drugs in Hippo kopen, omdat die soft drugs gecontroleerd zijn en de kwaliteit ervan gewaar
borgd js. Bovendien denk ik dat het probleem niet is het gebruik van soft drugs als zodanig maar het
soft-drugsm/sbruik. Naar aanleiding daarvan is nu juist het interne beleid van Hippo ontwikkeld, met
het doel enige greep te krijgen op dat misbruik en op de criminaliteitsinvloeden en de hard-drugsex-
pansie die daarmee samenhangt.
Mevrouw De Jong: Wij hebben het hier over hard drugs, heeft de wethouder gezegd. Ik consta
teer dat er nog weinig deskundigheid op dit gebied is. Dan blijft het mij verwonderen dat wij niet
een Jeugd Psychiatrische Dienst hebben ingeschakeld, nu deze dienst haar diensten zelf heeft aange
boden bij het samenstellen van nota's, en wij de deskundigheid van dr. Wijnand hebben laten liggen.
Wat ik verder proef, is dat er wordt gesproken over de problemen die ontstaan als gevolg van het
drugsgebruik. Tegelijkertijd wijs ik dan op de nota, waarin wij het hebben over preventie. Dan vind