32 ik dat de preventie echt gericht moet zijn op de maatschappelijke factoren, die hierin meespelen, en grotere nadruk moet krijgen. De heer De Pree (weth.): Ik zal proberen kort op de diverse opmerkingen in te gaan. De heerMeijer- hof heeft gevraagd of het Kric een rol kan spelen bij de opvang van drugsgebruikers. Naar mijn me ning is dit wel mogelijk. Het is ook een van de redenen waarom het Kric in de begeleidingscommissie is vertegenwoordigd. De werkwijze van het Kric, zoals wij bij een volgend agendapunt zullen zien, is inderdaad ook gericht op opvang. Het probleem is niet zozeer de opvang van hard-drugsgebruikers maar wel de vraag wat daarna met deze mensen moet gebeuren. Men moet hen kunnen doorverwijzen, maar dan moet er ook iets zijn om naar door te verwijzen. Er moeten instellingen zijn die als het wa re klaar staan om meer te doen dan alleen maar opvang. Dat zal een van de eerste punten zijn die ten aanzien van hulpverlening ter sprake moeten komen. In antwoord op opmerkingen van mevrouw Van der Werf zeg ik dat de werkgroep al heel snel met enkele oplossingen is gekomen. De vraag is wel of men een en ander financieel en organisatorisch op korte termijn kan realiseren. Denk maar aan opvangcentra, "halfway-houses" als in Groningen en meer van die dingen die eventueel gerealiseerd moeten worden. Wij moeten natuurlijk niet zeggen: laat men eerst maar een paar jaar over de situatie in Leeuwarden studeren en dan zien we wel weer. Om even wel zomaar even, uit de losse pols, met dit soort oplossingen - die overigens best goed kunnen zijn - te komen, moet men naar mijn mening goed weten wat men doet. Dat hoeft niet eindeloos lang te du ren, maar men heeft meer gegevens nodig over de situatie in Leeuwarden dan op het ogenblik beschik baar zijn. Ik heb zonet al bij interruptie de vraag van de heer Jansma beantwoord: als het CAD positief rea geert, dan zal de werker bij dat bureau worden ondergebracht. De heer Bijkersma wijst op het belang van de begeleidingscommissie als klankbord voor de preven- tiewerk(st)er. Wie voorzitter wordt van deze commissie, weet ik niet. Het is natuurlijk wel een club van in ieder geval deskundige instanties, opererend vanuit verschillende optieken. U hebt zelf al kun nen lezen welke methoden er zoal in de hulpverlening zijn. Ik weet niet of in zo'n club, die niet meer is dan een begeleidingscommissie - dat is overigens belangrijk genoeg - waar men tegenaan praat en die wat kan sturen, de voorzitter een doorslaggevende rol heeft. Veel belangrijker is het feit dat men er zeker van moet zijn dat zoveel mogelijk ervaringen of optieken in de commissie zijn vertegenwoor digd. Dat laatste is mijns inziens het geval. Mevrouw De Jong legt de nadruk op de preventie. Dat is natuurlijk juist. Als men wist hoe de maatschappij zodanig moet worden ingericht dat er geen aanleiding is, voor niemand, om drugs te ge bruiken, dan hoeft men deze hulpverlening niet te doen, maar doet men het belangrijkste, namelijk de maatschappij anders inrichten. Zo simpel ligt het echter niet. Leidt de maatschappij om allerlei redenen tot deze slachtoffers, dan zal men toch eerst hulp moeten verlenen. Punt twee is dan het op sporen van de oorzaken en het proberen om aan die oorzaken iets te doen, maar dat is een kwestie van de langere termijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe zegging van de wethouder met betrekking tot het onderzoeken van de mogelijkheid om iemand uit het onderwijs zitting te laten nemen in de coördinatiecommissie. De Voorzitter schorst, om 23.20 uur, de vergadering voor de tweede pauze. De Voorzitter heropent, om 23.35 uur, de vergadering. De heer Geerts heeft inmiddels de vergadering verlaten. De Voorzitter: Ik stel voor snel weer te beginnen. Ik hoop dat wij in twintig minuten de resteren de punten van de agenda kunnen behandelen. Lukt dat niet, dan is de consequentie dat wij morgen avond verder moeten vergaderen. Punten 14 en 15 (bijlagen nos. 426 en 427). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 16 (bijlage no. 438). De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde de subsidiëring van het Krisis- en informatiecentrum (Kric). 33 De heer Bijkersma: Het college stelt voor om een subsidie te verstrekken en dit te koppelen aan een tijdelijke ter beschikking stelling van het gebouw Uniabuurt 10 aan deze instelling. Nu geloven wij niet zo in het tijdelijk karakter daarvan. Wij hebben ervaring met andere instanties die ook tijde lijk ergens zaten en waarvan wij jaren later de ellende kregen. Ik vind het eigenlijk ook niet juist dat een instituut als het Kric als een nomade, als een verschoppeling, van de ene plaats in de stad naar de andere moet verhuizen. Het Kric heeft een functie in deze stad en heeft problemen met de huisvesting. Het centrum moet nu uit de Schoolstraat verdwijnen en wij zouden, alweer voor een kor te tijd, een gebouw ter beschikking moeten stellen. Ik dacht niet dat dit het beleid dat Kric voert ten goede komt. Bij de behandeling van de drugspreventie- en hulpverleningsnota is duidelijk naar voren gekomen dat het Kric een 24-uurs-opvang verzorgt. Het Kric krijgt veel drugsproblematiek "in huis". Zoals wij elders in den lande ook kunnen zien, geeft het grote problemen ais men een hulpver leningsinstelling, die te maken heeft met de drugsproblematiek, vestigt in een buurt met winkels en dergelijke. De wethouder heeft zelf gezegd dat de drugsproblematiek ook aspecten in de justitiële sfeer aantrekt. Het is een bekend feit dat drugsgebruikers, als zij niet aan het geld kunnen komen om drugs te kopen, dit geld op een oneerbare wijze proberen te verkrijgen door diefstal en braak. In een winkelbuurt is dat laatste natuurlijk een zeer kwalijke zaak. Overigens is dat in iedere buurt het ge val. (Gelach) Een winkelbuurt, waarvan vaak gezegd wordt dat de mensen er door worden aange lokt, is toch vaak koren op hun molen. Verder vind ik dat het college bijzonder karig is ingegaan op de argumenten van de buurtbewo ners. Het college antwoordt onder andere dat het feit dat reeds geruime tijd een voor Kric geschikt pand wordt gezocht, de voornaamste reden is waarom het college de argumenten van de buurtbewoners afwijst. Dat spreekt mij helemaal niet aan. Ik vind dat de buurtbewoners op juiste wijze tegen dit voor stel hebben geprotesteerd. Zij hebben dat gedaan op grond van een raadsbesluit waarvan de inkt van de goedkeuring van provinciale staten amper droog is. Op 23 juni van dit jaar hebben wij namelijk het raadsbesluit genomen, waarbij wij onder andere het pand Uniabuurt 10 hebben aangekocht. Ik citeer de betreffende raadsbrief: "De verwerving van bedoeld onroerend goed is voor de gemeente van belang in het kader van de bevordering van de woonfunctie van de binnenstad. Ik vind dan dat men in het ge val van Kric niet van woonfunctie kan spreken. Ik dacht dat het college heel iets anders met de door mij geciteerde zin bedoelde. Ik kan mij dan goed voorstellen dat de bewoners van deze buurt zeggen: "Mensen, jullie hebben amper twee maanden geleden een beslissing genomen op grond van voorlich ting die jullie in een raadsbrief hebben gekregen en nu doen jullie heel iets anders." Dat zij tegen dit voorstel protesteren, vind ik volkomen terecht en wij zijn het dan ook niet eens met het voorgestel de besluit. Ook heeft het mij verwonderd dat het college helemaal niet is ingegaan op de suggesties die Kric zelf heeft gedaan. Het Kric heeft een aantal panden genoemd die zij voor huisvesting van hun centrum geschikt achten. Het college heeft helemaal niet gezegd waarom het Kric niet in die panden gehuis vest kan worden. Ook is niet gezegd of de afweging tussen het pand Uniabuurt 10 en een van de ande re panden voor het college van doorslaggevend belang is geweest om het in de richting van het pand Uniabuurt 10 te zoeken. Kortom, wij zijn het met dit voorstel niet eens. Mevrouw Van der Werf: Mijn fractie heeft behoefte om te zeggen dat wij heel blij zijn dat de sub sidiëring van het Kric en de beschikbaarstelling van een pand aan het Kric er nu eindelijk doorkomen. Wij hebben nooit onder stoelen en banken gestoken dat wij erg veel waardering hebben voor de acti viteiten van het Kric, dat er, ondanks alle tegenslagen op het gebied van de huisvesting en financiële tekorten, nog steeds in slaagt het hoofd boven water te houden. Bovendien is het Kric erin geslaagd, in tegenstelling tot de gevestigde instellingen die al jarenlang aan het overleggen zijn, een bereik baarheid van 24 uur te realiseren. Met betrekking tot de protesten van de bewoners krijg ik de indruk dat ook wel wat mankeert aan het overleg dat hierover heeft plaatsgevonden. Als in de brief de vraag wordt gesteld of de gemeente weieens een ander pand heeft proberen te vinden voor het Kric, dan denk ik dat, mits er een goed ge sprek had plaatsgevonden, op zijn minst duidelijk gemaakt had kunnen worden wat de problemen zijn rond het Kric en hoe lang die problemen al wel niet spelen. Overigens heb ik de indruk dat een deel van de problemen opgelost zal zijn als er een gesprek tot stand komt tussen het Kric, de gemeente en de bewoners. Ik meen zelfs dat er al gesprekken hebben plaatsgevonden en dat een deel van die proble men al opgelost is. De heer Schagen: In eerste instantie had ik niet willen reageren op de raadsbrief, omdat ik dacht dat het wel als een hamerstuk kon worden beschouwd. Dat blijkt niet zo te zijn volgens het optreden van de heer Bijkersma. Hij zegt zoiets als: men krijgt die mensen er nooit meer weg en wij moeten het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 17