3f
36
dat, zoals in andere steden is bewezen, drugsgebruik omringd wordt met randverschijnselen in de jus
titiële sfeer. Ik zou het Kric tekort doen, als ik zou zeggen dat mensen die het Kric bezoeken, alleen
maar dieven zouden zijn. Dat heb ik niet met mijn opmerkingen bedoeld te zeggen. Ik heb wel gezegd
dat drugsgebruik andere dingen aantrekt. Daarvoor ben ik bang.
De heer Schagen heeft gezegd dat ik "dit soort verhalen" maar in de Commissie voor Welzijnsaan-
gelegenheden moest houden. Ik vind deze opmerking zeer ondemocratisch. (De heer Ten Brug(weth.):
Dan zouden wij die verhalen missen.) Hoe u daarover oordeelt, moet u weten. U kunt mijn verhalen
serieus beschouwen en soms denkt u dat u ze niet zo serieus moet beschouwen, maar dat is uw zaak.
Het mag toch duidelijk zijn dat ik, als hier een raadsbrief aan ons voorligt, zeker op deze raadsbrief
in mag gaan en daarvoor niet zitting hoef te nemen in een Commissie voor Welzijnsaangelegenheden.
Bovendien wijs ik de heer Schagen erop dat een dag 24 uur heeft. Ik had vroeger een commandant die
zei: En ook de nacht nog. Maar zo is het toch niet. Mijnheer Schagen, ik heb niet meer tijd.
Wethouder De Vries heeft gezegd dat de intentie is dat de verhuur van het pand Uniabuurt 1 0 aan
Kric een tijdelijke aangelegenheid is. Als hij nu tenminste nog zou zeggen; "VVD-fractie, Kric gaat
er met twee jaar uit, daar is geen mankeren aan", dan was ik tevreden geweest, maar ik begrijp wel
dat de wethouder het niet zo scherp kan stellen. (De Voorzitter: Dan zou u het ook niet geloven, denk
ik.) Mijn twijfel blijft bestaan, ondanks de woorden van de wethouder.
De Voorzitter: Die twijfel kunnen wij dus niet wegnemen. Ik neem aan dat wij de heer Van den
Broek uit Eindhoven, die een brief heeft geschreven naar aanleiding van eventuele verkoop of verhuur
aan hem van het pand Uniabuurt 10, wel kunnen berichten dat hij in dit pand niet een café—restaurant
zal kunnen inrichten. (De heer Janssen: Misschien over twee jaar.) Dat gaan wij dan over twee jaar
wel behandelen.
Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 31 tegen 3 stemmen.
Tevens wordt besloten de heer Van den Broek uit Eindhoven te berichten overeenkomstig het geno
men besluit.
De Voorzitter: Ik heb begrepen dat ook over volgende agendapunten het woord zal worden gevoerd
en daarom stel ik voor de vergadering thans te beëindigen. Ik stel verder voor morgenavond om acht
uur door te gaan.
De heer Rijpma (weth.): De Commissie voor Openbare Werken heeft in de pers aangekondigd welk
onderwerp morgenavond in de vergadering van die commissie zal worden behandeld. Deze vergadering
begint morgenavond om half acht.
De heer Janssen: Bovendien heb ik speciaal de mensen uit de Transvaalwijk gevraagd deze verga
dering'bij te wonen..
De Voorzitter: Ik stel dan voor de raadsvergadering morgenavond te laten beginnen om half negen.
Onze agenda is niet meer zo lang. De Commissie voor Openbare Werken kan dan één uur lang verga
deren. Ik neem aan dat dat lang genoeg is.
De Voorzitter schorst, om 24.00 uur, de vergadering tot dinsdag 4 november 1980, 20.30 uur.
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van dinsdag, 4 november 1980.
RAADSVERGADERING van dinsdag, 4 november 1980, aanvang 20.30 uur.
(Vervolg van de vergadering van 3 november 1980)
Aanwezig 26 leden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, M.A. van Dijk-van Terwisga, H.J. de Haan-
Laagland, C.J.M. Otsen, M.A.D. Waalkens (vanaf 20.45 uur), T. Wielinga-Graansma, A. Willem-
sma-de Jong en J.E.M.T. Zondag-Demes en de heren J. de Beer, J. ten Brug (weth.), G. Buising,
J.R. Bijkersma, G.F. Eijgelaar (weth.), ir. C.G.H. Geerts, D.E. Heere, H. Jansma, J.F. Janssen,
J. Knol, H. Meijerhof, A. Pronk, ir. C.L. Rijpma (weth.), N. Sterk, P.J. Sijbesma, L. Visser, G.
de Vries (weth.) en P.D. van der Wal.
Afwezig; de dames J. de Jong, G. Visscher-Bouwer en J. van der Werf en de heren T.A. Boelens,
drs. G.J. van den Eist, H. ten Hoeve, C. de Jong, W. Miedema, dr. W.A. de Pree (weth.), mr.
H.S. Pruiksma en J. Schagen.
Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester.
Secretaris: de heer mr. W.J.G. Reumer.
Voorts zijn aanwezig: de heren G.J.P. van den Berg, hoofd van de afdeling Sociale Zaken en Wel
zijnsaangelegenheden, en W. Braaksma, plv. hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplan
ning en Organisatie.
De Voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom op deze vergadering, die wij gisteravond hebben
onderbroken. Niet alle raadsleden zijn aanwezig, maar dat was te verwachten. Het quorum is even
wel aanwezig.
Punt 17 (bijlage no. 433).
De Voorzitter: Dit agendapunt omvat het subsidieverzoek van de Stichting Verenigde Leeuwarder
IJsclubs Trias.
De heer Meijerhof: De Raad voor Sportaangelegenheden heeft bij de behandeling van dit punt een
paar bezwaren opgenoemd. Eén bezwaar was van formele aard en het tweede bezwaar was dat door het
meeëten uit de ruif van de subsidieregeling voor het gebruik van niet-gemeentelijke accommodaties
- vier verenigingen maken daarvan op dit ogenblik gebruik - de kosten voor Trias ongeveer 9.000,
zullen bedragen. Daardoor zouden de verenigingen, die er nu gebruik van maken, een stuk achteruit
gaan.
Ik heb daarnaast nog een ander probleem. Het college stelt in de raadsbrief zelf al voor dat wij
een definitieve beslissing over de subsidiëring voor 1980-1981 relateren aan de begroting voor de Stich
ting Ijshal. Ik neem aan dat deze beslissing van meer structurele aard zal zijn. Waar hebben wij hier
in feite mee te maken? In december 1978 hebben wij een beslissing genomen over de zogenaamde Men-
ken-ijshalWij hebben toen nog geen beslissing genomen over de beheersvorm. De wethouder heeft
destijds in zijn beantwoording wel een aantal opmerkingen over dat facet gemaakt en uiteindelijk is
gekozen voor een stichtingsvorm, waarin de gemeente naast de twee plaatselijke ijsclubs zitting heeft.
De ijsclubs zijn met name in de stichting opgenomen vanwege het "ijsgebeuren", zoals de wethouder
het destijds stelde. Nu hebben wij bij dit punt te maken met een Stichting Trias. Wie zitten er in die
stichting? Dezelfde twee ijsclubs die ook in de Stichting IJshal zitting hebben. Waarmee Trias zich
bezighoudt, zou men "ijsgebeuren" kunnen noemen. In feite hebben wij dus twee stichtingen en ik zou
de wethouder willen vragen of hij, als de subsidie voor het seizoen 1980-1981 hier in de raad aan de
orde komt, niet alleen informatie geeft over de begroting en het resultaat van het afgelopen seizoen
maar ook antwoord geeft op de vraag of het wenselijk is dat hier in feite twee stichtingen naast elkaar
bestaan. Verder verzoek ik de wethouder zich nog eens te beraden op de redenen die er destijds zMn