(fill blijven. Dan worden de vogels en het vee niet verstoord. Hier is alleen mijn en ook de mening van vele anderen. Er staat een handtekening onder de brief maar de schrijver zegt: "Bovenstaande is niet bestemd om opgenomen te worden in de dagbladen." (Gelach) De heer Van der Wal: Als ik het goed begrijp, is er al een recreatief fietspad. Waar maken wij ons dan nog druk om? (De hear Jansma: Binne jo der a Iris west?) Ja, ik ben er weieens geweest. (De hear Jansma: Dan witte jo ek dat dat paed der net is.) De wethouder leest met veel aplomb een brief voor waarin staat dat allerlei mensen al van deze route gebruikmaken. (De heer De Vries (weth.): Met veel aplomb? Ik sta hier niet te jokken!) Nee, ik concludeer dat er kennelijk al een fietsverbinding is waarvan al door mensen gebruik wordt gemaakt. Voor het overige zal ik ingaan op de opmerking van de wethouder dat Leeuwarden verweten wordt dat natuurgebieden bij Leeuwarden niet in goede handen zijn. Eerlijk gezegd geeft de inhoud van de raadsbrief ook voedsel aan dit verwijt, als men op de vraag naar het standpunt van de gemeente Leeu warden niet meer zegt dan: "Het fietspad moet maar worden aangelegd, want de argumenten van Wie- lenwerkgroep en bezwaarschrifschrijvers zijn enigszins overtrokken." Punt. Nergens, ook niet bij de ter inzage gelegde stukken, wordt aangegeven waarom deze argumenten overtrokken zijn. Klopt het dan niet wat de Wielenwerkgroep stelt? Op zo'n manier geeft men volgens mij voedsel aan deze ge ruchten Ik heb ook geen antwoord gekregen op mijn vraag waar in soortgelijke gebieden dan wel goede ervaringen zijn met zulke fietspaden. Het antwoord op die vraag wil ikgraag te weten komen. Voor lopig heb ik nog geen enkel argument gehoord op grond waarvan ik niet voor de ingediende motie zou stemmen Mevrouw De Haan—Laagland: Het verhaal van de wethouder heeft naar mijn mening niet zoveel nieuws meer ter tafel gebracht. Ik zal de motie dus handhaven. De wethouder en ik verschillen dui delijk van mening, maar ik heb mijn standpunt in eerste instantie al toegelicht en zal het dus hierbij laten. De heer De Vries (weth.): Ik wil nog even ingaan op de opmerking van de heer Van der Wal. In het rapport van de Wielenwerkgroep staan allerlei bijzonder interessante dingen, maar er staat geen enkel bewijs in van de manier waarop de vogels zullen reageren op het aanleggen van een fietspad. Wanneer wij zien dat op de vliegbasis de kieviten naast de startbanen broeden, dan is het duidelijk zo dat op een gegeven moment er een integratie plaatsvindt van natuur en mens. Men zegt dat er goede ervaringen zijn met recreatieve fietspaden in soortgelijke gebieden. Natuurlijk zijn die ervaringen er. Ik weet niet of een van u allen weieens gefietst heeft vanaf De Blesse via een soortgelijk pad naar Kontermans in de buurt van Oldeholtpade. Daar ligt een fietspad langs stukken grond in het bezit van it Fryske Gea, dat precies zo is aangelegd als het geplande fietspad door de Binnemiede. Daar gebeu ren geen gekke dingen. Daar genieten de mensen alleen van de stilte en de rust van de natuur, er is totaal niets mee aan de hand. Natuurlijk kan het hier rondom Leeuwarden best eens voorkomen dat er een of andere snoodaard met een hond komt, want zulke mensen komen ook met loslopende honden in het Groene Ster-gebied en daar horen zij ook niet. Deze mensen zullen gepakt moeten worden door de politie. De motie van mevrouw De Haan—Laagland en de heer Pronk wordt verworpen met 21 tegen 5 stemmen, Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 19 (bijlage no. 434). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 20 (bijlage no. 437). De Voorzitter: Dit agendapunt betreft de vaststelling Verordening inzake het toekennen van gel delijke steun aan ondernemers in de door de gemeenteraad aan te wijzen stadsvernieuwingsgebieden. U hebt gisteravond een stuk op uw tafel gevonden waarin nog enkele wijzigingen worden voorgesteld in het ontwerp. Het gaat niet om principiële wijzigingen. Wij zitten enigszins in tijdnood. Voor een bepaalde datum moet deze verordening zijn vastgesteld, opdat wij nog van deze regeling kunnen pro- *•43 fiteren. Het Ministerie van Economische Zaken heeft op dit punt nogal wat vijven en zessen, maar dat betreft gelukkig alleen maar detailpunten. Toen ambtenaren van genoemd ministerie ons concept van deze verordening hadden gezien, hebben zij nog een aantal punten genoemd die zij bijzonder graag gewijzigd wilden hebben. Men zei erbij dat men, als wij deze wijzigingen wilden aanbrengen, de verordening gegarandeerd zou goedkeuren. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Ik zal het niet zozeer over de inhoud van de verordening als wel over de procedure hebben. Toen wij het raadsvoorstel met daarbij de concept-verordening ontvingen, was onze reactie deze: waarom is het concept niet in de overlegcommissie voor het midden- en klein bedrijf behandeld? Deze ondernemers zullen immers in voorkomende gevallen van deze geldelijke steun gebruik moeten maken. Met hun inbreng bij de opzet zal naar onze mening dan ook rekening moeten worden gehouden. Gelukkig ontving ik vrijdag jl. echter een schrijven van deze vaste overlegcom missie, waaruit blijkt dat door tijdgebrek dit concept niet voor deze raadsvergadering maar pas daarna behandeld zal worden in de commissie. Nu willen wij graag bepleiten dat eventuele wijzigingen, als gevolg van naar voren gebracht commentaar tijdens de december-vergadering van deze commissie, nog aangebracht wordt, indien mogelijk. De heer Eijgelaar (weth.): Dat is mogelijk. De Voorzitter: Bij de aanhef van het besluit bij dit voorstel moet nog het volgende worden inge vuld: "Staatscourant nr. 210 van 29 oktober 1980". Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het gewijzigde en aangevulde voorstel van b. en w. Punt 21 (bijlage no. 442). De Voorzitter: Dan zijn wij nu toe aan de behandeling van het punt concept provinciaal afvalstof- fenplan van Friesland. De heer Bijkersma: Een enkele vraag over de inhoud van het concept-plan. Er zijn eigenlijk twee kernen te onderscheiden in het plan. De ene kern is dat de inzameling van het vuil een aangelegen heid van de gemeente blijft en de andere kern is dat de verwerking van het vuil zal gebeuren in een samenwerkingsverband, waarbij hergebruik het uitgangspunt is. Nu zit de gemeente Leeuwarden in een noordelijk samenwerkingsgebied, waarin het hergebruik zich zal toespitsen op de vuilverbrandings installatie. Ik wil ervan uitgaan dat er geen directe koppeling is tussen de stadsverwarming en dit af- valstoffenplan. Ik wil beide volledig van elkaar scheiden. In de toekomst zullen beide dingen echter toch vermengd worden. Als men een tijdbalk uitzet, dan zou men zich kunnen voorstellen dat de stads verwarming er is voordat het afvalstoffenplan in werking treedt. Men kan het ook omdraaien door te zeggen dat de stadsverwarming na het afvalstoffenplan komt. Nu zal de vuilverbrandingsinstallatie in Leeuwarden van twee ovens moeten worden uitgebreid tot drie ovens. Het kan natuurlijk voor de ge meente Leeuwarden een aanmerkelijk verschil betekenen, als de vuilverbrandingsinstallatie ergens in het samenwerkingsgebied wordt ondergebracht, hoe dan ook. Ook bestaat de mogelijkheid dat dit sa menwerkingsgebied veel later tot stand komt en wij die derde oven nodig hebben voor stadsverwarming. Dat kan misschien een financieel verschil opleveren, een financieel ander uitgangspunt. Ik zou graag van de wethouder willen vernemen hoe hij over dit aspect denkt. De heer Eijgelaar (weth.): Uit het afvalstoffenplan blijkt dat er omstreeks 1984 of 1985 een aanbod van vuil zal zijn van ongeveer 120.000 ton bij de vuilverbranding in Leeuwarden. Het is de bedoe ling dat de verwerkingscapaciteit van de vuilverbrandingsinstallatie samenloopt met de verdere uitvoe ring van het afvalstoffenplan. Dit plan zal in het voorjaar van 1981 door de staten worden vastgesteld. Dan treedt dus ook het schema, misschien enigszins gewijzigd, in werking zoals het in concept is voor gesteld. Het is de bedoeling dat ten aanzien van de vuilverbrandingsinstallatie daarmee zo veel moge lijk rekening wordt gehouden. De twee reeds bestaande ovens van de installatie draaien nu al "vol last". Wij kunnen nauwelijks meer vuil verwerken dan wij op dit ogenblik aangeboden krijgen. Dit betekent dat er zo snel mogelijk een derde oven moet komen, die dan geschikt wordt gemaakt voor stadsverwar ming. Daarna moeten de beide bestaande ovens nog worden omgebouwd om gebruikt te kunnen worden voor dezelfde stadsverwarming. Wij hopen dat beide plannen wat de tijd betreft in elkaar passen en dat wij in dat opzicht geen verlies lijden. Hoe een en ander dan moet met betrekking tot het op te richten vuilverwerkingsschap en hoe de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 22