21
20
Ik heb nog een tweede motie achter de hand, die weliswaar door weinig leden van mijn fractie
wordt gesteund. Dat ligt aan het feit dat men in ieder geval eerst cijfers op tafel wil zien over de be
staande behoefte. Drie mensen van onze fractie zeggen dat zij eigenlijk nu al zien aankomen dat de
behoefte bestaat, ook al om redenen die ik eerder heb genoemd. Wij willen deze motie dan ook op
dit moment indienen. De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Haan en luidt als volgt.
"De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24 november 1980,
besluit als aanvulling op het plan en programma kinderdagverblijven 1981-1985
dat ter uitbreiding van het aantal plaatsingsmogelijkheden van in principe 0-6-jarigen
met eigen gemeentelijke financiële middelen een personeelslid kan worden aangetrok
ken ten behoeve van de voorgestelde dependance in Bilgaard."
Ik wijs erop dat zo'n dependance in het plan al wordt aangekondigd.
Naar onze indruk is het achterliggende motief van de motie van het CDA toch dat het kinderdag
verblijf een specifieke voorziening moet worden. Dat gaat onze fractie duidelijk te ver. Wij steunen
deze motie dan ook niet. (De heer Boelens: Wat in onze motie staat, is toch een uitspraak van de raad?)
Wij hebben geen behoefte aan deze motie, omdat die duidelijk neigt naar een specifieke voorziening.
(De Voorzitter: Wat u nu zegt, slaat toch wel op punt 1 van de motie van het CDA?) Inderdaad. Wat
in het overige deel van de motie staat over de accommodaties, lijkt mij vanzelfsprekend. Wij hebben
geen moeite met dit deel van de motie, omdat het voor de hand ligt dat die zaak in het komende plan
en programma aan de orde komt.
U zult begrijpen dat het ons te ver gaat om ons, zoals de motie van PAL wil, voor de komende
vier jaar al vast te leggen. Wij willen in ieder geval volgend jaar opnieuw bekijken hoe de situatie
dan is. Deze motie zullen wij dan ook niet steunen.
Mevrouw Zondag—Demes: Ik kan zeer kort zijn, want de wethouder is ons een heel eind tegemoet
gekomen. Wel wil ik graag ten aanzien van punt 1 van mijn motie de toezegging dat de criteria in
1981 worden opgesteld en worden opgenomen in het programma 1982 en het plan 1982-1986.
Met betrekking tot punt 2 van de motie heb ik de indruk dat de wethouder ons ook daarbij een
heel eind tegemoet is gekomen, maar ik verzoek de wethouder ook nu toe te zeggen dat het gedeelte
van de motie over de accommodaties ook in het volgende plan en programma wordt opgenomen.
Vervolgens nog een vraag over punt 3 van de motie, de financiële consequenties. Ik wil graag
van de wethouder de toezegging dat de besteding van de vijf ton opnieuw in de raad wordt gebracht.
Ik wil hem toezeggen dat ik, als dit alles mij wordt toegezegd, de motie niet meer indien.
De Voorzitter: Dan is er ook geen motie meer.
Mevrouw Van der Werf: De wethouder heeft gezegd dat mijn opmerking dat het plan onaf is, het
intrappen van een open deur is. Er is bijna drie jaar aan dit plan gewerkt en als ik zeg dat het plan
onaf is, dan bedoel ik daarmee niet dat hier een eeuwig geldend en zaligmakend antwoord op alle
vragen zou moeten liggen, maar wel dat er zeker meer had kunnen liggen dan er nu ligt. Allerlei ge
gevens, die al wel beschikbaar zijn, staan niet in het plan en programma. Als voorbeeld noem ik de
behoefte die er blijkbaar nu al is. Dat die gegevens in het plan moeten worden opgenomen, is niet om
dat dat zo leuk staat, maar wel omdat men die gegevens nodig heeft voor de vaststelling van de beleids
doeleinden en prioriteitenstelling.
Een oplossing voor dit probleem wordt nu in feite vooruitgeschoven door eerst te zeggen dat onder
zoek zal worden gedaan naar de behoefte, terwijl daarover al heel wat bekend is. Als de meerderheid
van de PvdA zegt te willen wachten op het antwoord op de vraag hoe groot die behoefte is, dan begrijp
ik daar helemaal niets van, want zelfs onze motie is niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat
en komt niet eens tegemoet aan de behoefte die wij, zonder wat voor onderzoek dan ook, al kennen.
Dat de motie niet verder gaat, is omdat wij inderdaad vinden dat wij als gemeente niet alles op onze
nek kunnen nemen, zolang het rijk niet over de brug komt. Daarom hebben wij ook aan de motie gekop
peld dat een van de belangrijkste dingen die wij moeten doen het ondernemen van acties naar het rijk
toe is. Wij moeten dit niet heel voorzichtig, via een brief of een gesprek van de VNG met het rijk,
doen maar veel harder, zoals bij voorbeeld ook het geval is met de actie van de VNG met betrekking
tot de financiering van de onderwijsbegeleidingsdiensten. Ik vind dat een goed voorbeeld van de ma
nier waarop wij een en ander ook in dit geval kunnen aanpakken.
Wij vinden het op zich wel terecht dat men de opnamecapaciteit voor 0-6-jarigen zo volledig
mogelijk wil benutten, maar wij vinden het niet juist dat er al toelatingscriteria met het oog hierop
in werking treden, zonder dat duidelijk is wat er nu precies komt voor de 6-12-jarigenAls de wet
houder in dit verband zegt dat de kans weieens groot kan zijn dat er waarschijnlijk in de loop van
dit jaar al wat gaat gebeuren, dan vind ik dat een veel te vage opmerking, want ik vraag mij bij
voorbeeld af wie dat gaat betalen. Er zijn eigenlijk helemaal geen financiële middelen geraamd voor
de opvang van de 6-12-jarigenWat ik mij daarbij moet voorstellen, is nog volkomen onduidelijk.
Ik weet helemaal niet of wij daar wel achter kunnen staan. Als het allemaal door vrijwilligers zou
moeten worden gerund, dan kan dat weieens betekenen dat er nauwelijks continuïteit in zit en dat
wij die opvang helemaal niet kunnen waar maken. Om dan al te zeggen dat in de toelatingscriteria
moet worden opgenomen dat het kinderdagverblijf alleen bedoeld is voor kinderen van nul tot zes jaar,
gaat ons veel te ver.
Vervolgens iets over de samenhang met andere voorzieningen. Er had in het plan meer over dat
onderwerp moeten staan. De wethouder zegt dat de rijksbijdrageregeling daar niet voor is en met na
me betrekking heeftop het kinderdagverblijf. In de tekst van de rijksbijdrageregeling staat: "De rijks
bijdrageregeling kinderdagverblijven beoogt een tweeledig doel: de ontwikkeling van een samenhan
gend beleid en de coördinatie in uitvoering te stimuleren op het terrein van voorzieningen van kinde
ren." Dat gaat veel verder dan alleen maar een regeling die beoogt om een financiële onderbouwing
van de kinderdagverblijven te garanderen.
Ik vind het plan toch wel vaag, met name door de uitlatingen van de wethouder op het punt van
centraal of decentraal. In het voor ons liggende plan staat duidelijk dat er eerst een dependance zal
komen in Bilgaard. Het gaat daarbij om een dependance van het kinderdagverblijf en dus, naar ik aan
neem, om een voorziening voor 0-6-jarigen. Daarnaast ligt er inderdaad nog een heel ander voorstel.
Op dat voorstel doelde ik toen ik het had over behoeften. Als ik dan hoor dat wij ons het komende
jaar weieens zouden moeten bezinnen op de vraag centrale of decentrale opvang, omdat het voor 0-6-
jarigen de vraag is of die kinderen wel zonodig in de wijk moeten worden opgevangen - voor deze
groep speelt het probleem van de schoolleeftijd en de bereikbaarheid van de scholen niet zo duidelijk,
zegt men dan -, dan snap ik niet meer wat in de nota staat of ik heb dat helemaal verkeerd begrepen.
Wat ik helemaal niet snap, is de opmerking van de wethouder dat hij geen moeite heeft met het twee
de deel van mijn motie, waarin staat dat er het komende jaar een plan moet worden gemaakt met be
trekking tot de decentralisering van het kinderdagverblijf; dat gaat dus nog steeds over de groep van
nul tot zes jaar.
Wij vinden dat wij zelf formatieplaatsen moeten creëren, in afwachting van het tijdstip waarop
het rijk dit ter hand gaat nemen. De wethouder zegt dat de gemeente precies doet wat zij moet doen,
want de gemeente hoeft alleen maar de accommodaties voor haar rekening te nemen. Als het rijk zijn
taak niet goed uitvoert, dan is dat een zaak van het rijk, zegt de wethouder. Dat soort redeneringen
liggen mij niet. Mijn fractie vindt het belangrijk dat er goede collectieve voorzieningen zijn, dat er
in dit geval voldoende kinderdagverblijven zijn en dat wij, als het rijksbeleid het op dat punt laat af
weten, alles móeten ondernemen om in ieder geval iets van een goede voorziening te kunnen garande
ren." Dat betekent dat wij, zoals ik net al zei, aan het rijk duidelijk maken wat wij willen maar ook
dat wij, in afwachting daarvan, zelf dingen ter hand nemen. Eventueel moet daarvoor de begroting
maar worden overschreden. Dat lijkt mij dan nog de enige manier om duidelijk te maken dat wij dit
ontzettend belangrijk vinden.
Verder heb ik nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de uitlating van de wethouder tij
dens de hoorzitting, waar hij zei dat het plan eigenlijk niet gaat over wat de gemeente wil of om de
gemeentelijke visie, maar alleen een uiteenzetting betreft over wat het rijk zou willen horen.
Ik heb het tweede deel van de motie met name ingediend, omdat het mij niet voldoende duidelijk
is waarvoor de vijf ton precies bedoeld is en in hoeverre de decentralisatie daarbij een rol speelt. Het
lijkt mij niet gewenst dat men, zonder een duidelijke visie ten aanzien van de decentralisatie en de
vraag hoe die eruit moet zien, zegt vijf ton in de centrale accommodatie te zullen verklossen, want
dat zou weieens kunnen betekenen dat de decentralisatie op de erg lange baan wordt geschoven. Van
daar dat ik deze twee dingen heel graag aan elkaar gekoppeld zou willen zien. Ik handhaaf mijn motie.
Mevrouw Waalkens: Ik zou graag willen weten wat er gebeurt met de kinderen uit de gemeenten
Ferwerderadeel, Leeuwarderadeel en Dantumadeel, aangezien deze gemeenten wel een bijdrage be
talen. Zij stellen deze bijdrage evenwel afhankelijk van de reden van plaatsing. Ik heb wel van de
wethouder gehoord dat kinderen uit gemeenten die niet een bijdrage betalen niet meer op het kinder
dagverblijf mogen komen. Wat gebeurt er met de gemeenten die nog willen bekijken wat zij gaan be
talen?
Vervolgens nog een vraag over een tekstgedeelte op bladzijde 31 Er staat: "De raad zal het be
schikbaar stellen van het aantal plaatsen in de kinderdagverblijven steeds willen afwegen tegen de mo
gelijkheden om binnen het kader van de totale beleidsprioriteiten te komen tot uitbreiding van het aan-