tal plaatsen." Ik zou graag meer concreet van de wethouder willen vernemen wat hem precies voor ogen staat met deze uitbreiding, gezien het feit dat op bladzijde 37 staat dat de decentralisatie zal maken dat geleidelijk meer kinderen naar de gedecentraliseerde vestigingen van het kinderdagverblijf in een wijk zullen gaan. Verderop wordt gezegd dat dit niet mag leiden tot uitbreiding van de door de gemeente gesubsidieerde personeelsformatie. Dat is in tegenspraak met datgene, wat op bladzijde 31 staat. Daarom vroeg ik ook of het toepassen van het gestelde op bladzijde 37, namelijk dat wij de personeelsformatie niet gaan uitbreiden, niet tot gevolg zal hebben dat er op zeker moment in het cen trale punt, waaraan wij bijna vijf ton gaan besteden, helemaal geen kinderen meer zullen zitten. De heer De Pree (weth.): Mevrouw Otsen en mevrouw Van der Werf vroegen zich af waarvan men de kinderopvang voor een paar uur per dag, waaraan men het komende jaar wil gaan werken, moet be talen. De moeilijkheid is dat wij niet eens weten hoeveel dat kost. Het kost echter duidelijk veel en veel minder dan het kinderdagverblijf. Ik heb het voorstel van Bilgaard, dat op het moment bij de Ra- ja ligt, vluchtig bekeken. De in dat voorstel genoemde bedragen gaan uit van een zeer geringe ouder bijdrage. Als ik even aanneem dat de ouderbijdrage nu eens wordt verhoogd en bedenk dat wellicht andere bronnen kunnen worden aangeboord voor de investeringen die men wil doen, dan komt men vol gens mij wat dit soort kinderopvang betreft op bedragen uit die dermate laag zijn dat het zoeken naar financiële middelen misschien nog enig resultaat heeft en daar gaat het per slot van rekening om. Mevrouw Otsen had het nog over een ander plan van Bilgaard. Dit plan is mij en ook de afdeling niet bekend. Dat schijnt te komen omdat de mensen uit Bilgaard zich allereerst hebben geworpen op het verhaal dat bij de Raja ligt, om het zomaar te zeggen. Dat verhaal is bij ons bekend. De motie van mevrouw Otsen, die zij namens enkele leden van haar fractie heeft ingediend, komt erop neer dat de gemeente zelf een formatieplaats zou moeten betalen. Ik raad deze motie af, omdat ik - het is een herhaling van een eerder genoemd argument - eerst zo sterk mogelijk wil staan tegen over CRM. Ik wil niet alvast toegeven dat men als gemeente datgene, wat CRM eigenlijk zou moeten betalen, noodgedwongen zelf betaalt. Hoe het gesprek met CRM afloopt, weet ik niet. Afhankelijk van de resultaten van dat gevecht of gesprek, hoe men het ook maar wil noemen, zal men als gemeen te verder moeten kijken. Ik heb de hoop niet opgegeven, zeker niet als CRM kan worden duidelijk ge maakt dat wij bezig zijn de huidige situatie bij het kinderdagverblijf in die zin af te bouwen dat men daar toch komt tot opvang voor kinderen in de leeftijdscategorie als bedoeld in de rijksbijdragerege ling en voor het aantal uren per dag dat overeenkomt met die regeling. In dat geval staan wij sterk tegenover CRM en kunnen wij dit ministerie op zijn eigen rijksbijdrageregeling wijzen. Mevrouw Zondag heeft enkele opmerkingen gemaakt naar aanleiding van de door haar in eerste instantie voorgelezen motie. Punt 1 van deze motie heeft betrekking op criteria voor een opnamebe- leid. Er is een raadsuitspraak dat het kinderdagverblijf een algemene voorziening is. Als ook na "op schonen" blijkt dat niet volledig tegemoet kan worden gekomen aan de behoefte aan opvang van kinde ren, dan zal men, tot op het moment dat wel aan de behoefte kan worden voldaan, een beleid moeten voeren. Zo interpreteer ik dit deel van de motie. Ik ben het er helemaal mee eens dat dit beleid er op korte termijn moet komen, opdat degene, die het aangaat, ook zekerheid krijgt. Wij zullen het op korte termijn met het kinderdagverblijf over het beleid eens moeten worden. Bij punt 2 van de motie van het CDA gaat het over accommodaties. Aan dit deel van de motie zal zeker uitvoering worden gegeven, want wij moeten in het komende plan en programma aangeven op welke plaatsen in Leeuwarden verantwoorde accommodatie voor opvang te vinden is. Punt 3 van de motie betreft de financiële consequenties. Over dit onderwerp heeft mevrouw Van der Werf ook het een en ander gezegd, naar aanleiding van het tweede deel van haar motie. Er be staat een stelpost van vijf ton. Over de wijze waarop wij dit geld concreet denken te besteden, zul len zonder meer voorstellen aan de raad worden voorgelegd. Mevrouw Van der Werf ging eveneens in op de samenhang met andere voorzieningen. Ik heb niet gezegd dat het hier alleen een plan en programma betreft voor het kinderdagverblijf en dat de samen hang verder niet hoeft te worden aangegeven. De samenhang zit er wel in. In het plan en programma worden allerlei instellingen genoemd. Ik heb in eerste instantie alleen gezegd dat de samenhang, die ook ten aanzien van kinderopvang wordt verlangd, er niet in die mate in zit, want er wordt nu juist geconstateerd dat de opvang van met name oudere kinderen ontbreekt en dat wordt gewerkt aan het opheffen van die lacune. Men kan nu eenmaal niet een samenhang laten zien met iets dat er niet is. Zo was mijn opmerking in eerste instantie bedoeld. Vervolgens de kwestie centraal-decentraaIIk heb in eerste instantie over dit onderwerp enige opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het verhaal van Bilgaard dat mij bekend is. Dat verhaal gaat niet over het kinderdagverblijf. Er ligt een uitspraak van de raad, waarin wordt gezegd dat het kinderdagverblijf geleidelijk gedecentraliseerd moet worden. Daaraan zal in het komende programma 23 aandacht worden geschonken. Mijn opmerkingen over de kwestie centraal-decentraal hadden dus te maken met kinderopvang, want die zal ongetwijfeld decentraal moeten gebeuren. Mevrouw Van der Werf stelde een vraag naar aanleiding van mijn opmerking tijdens de hoorzit ting, waar ik zei: "Dit is wat het rijk wil." Mevrouw Van der Werf haalt deze woordeij nogal uit hun verband, want ik maakte deze opmerking naar aanleiding van het feit dat enkele aanwezigen het on terecht vonden dat alleen maar 0-6-jarigen voor ten minste vijf uur per dag zouden mogen worden op gevangen. Ik heb toen zoiets gezegd als: "Mensen, dat kunnen wij wel vinden, de behoefte in Leeu warden is voor een deel kennelijk anders, maar willen wij in ieder geval voor de rijksbijdrageregeling in aanmerking komen, dan zullen wij aan de daarin gestelde normen moeten beantwoorden." Dat heb ik tijdens de hoorzitting gezegd. Zo is de situatie, ongeacht of je vindt dat CRM daarvoor te enge normen stelt. Wij hebben op de hoorzitting ook gezegd dat wij de normen te eng vinden. CRM is ook wel een tikkeltje overstag gegaan door de voorwaarde van opvang voor zes uur per dag terug te bren gen tot vijf uur. Ik had in eerste instantie kennelijk de vraag van mevrouw Waalkens verkeerd begrepen over de kinderen van regiogemeenten. Zij vraagt wat er gebeurt met kinderen uit gemeenten die wel betalen. Die kinderen draaien op precies dezelfde manier mee als de kinderen uit Leeuwarden. Er wordt op het ogenblik geen onderscheid gemaakt. Mevrouw Waalkens heeft verder verwezen naar een opmerking op bladzijde 31 van het plan en pro gramma over het afwegingsproces. Zo'n proces is er. Nadat er alternatieve mogelijkheden voor kinder opvang zijn gerealiseerd voor een kortere duur per dag, kan blijken dat de behoefte aan plaatsing toch groter is dan het aantal beschikbare plaatsen. Dan zal de raad een afweging moeten laten plaatsvin den. Dit geldt overigens niet alleen voor het kinderdagverblijf, maar voor meer dingen. Als de behoef te en de op dat ogenblik ter beschikking staande middelen bekend zijn, dan moet de raad zich afvra gen of hij bereid is meer middelen beschikbaar te stellen. Als de raad daartoe bereid is, moet men zich ook nog afvragen of men in staat is meer middelen beschikbaar te stellen, want tussen het een en het ander zit vaak ook nog een gat. Dit komt ongetwijfeld ieder jaar aan de hand van een plan en pro gramma voor het kinderdagverblijf en de overige kinderopvang in de raad aan de orde. Dat wordt dus bedoeld met de afweging op bladzijde 31 De Voorzitter: Wij kunnen nu de discussie afsluiten. Van de eerste motie van mevrouw Otsen en mevrouw De Haan heeft wethouder De Pree gezegd dat die geen problemen oplevert voor het col- iege en dus wordt overgenomen. Ik stel mevrouw Zondag de vraag of zij na de uiteenzetting van de wethouder content is en of haar motie nog in stemming moet worden gebracht. Mevrouw Zondag—Demes: De motie hoeft niet in stemming te worden gebracht. De Voorzitter: Dank u wel. Ik houd dan nog twee moties over. Van deze twee moties strekt de mo tie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal het verst. Deze motie breng ik eerst in stemming. Mevrouw Otsen: Kan deze motie gesplitst in stemming worden gebracht? Het lijkt mij duidelijk dat het in de motie om twee elementen gaat. De Voorzitter: Dat lijkt mij juist. Het eerste gedeelte van deze motie luidt als volgt. "(besluit) bij gebrek aan voldoende financiële voorzieningen van de rijksoverheid, zelf de uitbreiding van het kinderdagverblijf met één kracht per jaar gedurende vier achtereenvolgende jaren te financie ren en daartoe, indien dit nodig mocht blijken, een tekort op de begroting te accepteren. Het eerste gedeelte van de motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt verwor pen met 35 tegen 2 stemmen. De Voorzitter: Het tweede deel van dezelfde motie luidt als volgt. "(besluit) dat in het komende jaar een plan gemaakt wordt met betrekking tot de decentralisering van het kinderdagverblijf, de fasering ervan, de geografische spreiding van de accommodaties, de organi satiestructuur van het gedecentraliseerde kinderdagverblijf, enz., welk plan mede uitgangspunt dient te zijn voor de besteding van de stelpost van 500.000, De tekst van de motie is concreter dan wat in de raadsbrief staat. In ieder geval moet dit nader worden bekeken. Kunnen de indieners van de motie instemmen met de verklaring van de wethouder dat de intentie van dit gedeelte van de motie akkoord is?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 12