28 29 De heer Van der Wal: In antwoord op de opmerking van de heer Bijkersma moet ik zeggen dat door het college van b. en w. ook is gevraagd dat de raad een "voorschot" geeft. Het eerste voor stel was uitstel van behandeling van dit punt. Ik kan zeggen dat ik toch wel met een gevoel van opluchting het woord neem. Zoals ik bij de be handeling van de beleidssector Ruimtelijke Ordening in de betreffende afdelingsvergadering al heb op gemerkt, had ik grote bezwaren tegen de voorgestelde procedure bij dit zeer belangrijke onderwerp. De procedure is nu dus teruggedraaid. Wij krijgen nog een informatieve raadsvergadering en dat geeft ons allen de gelegenheid om onze voorlopige kanttekeningen ook met de eigen achterban door te spre ken. In maart kan de raad dan met een wat meer afgewogen standpunt komen. Ik moet zeggen dat het rapport goed leesbaar en duidelijk is. Ik heb één groot punt van kritiek, namelijk dat de planopzet te eenzijdig is. Het is naar onze mening functioneel te eenzijdig en het is ook stedebouwkundig te eenzijdig. Met "functioneel eenzijdig" bedoel ik dat duidelijk wordt ge kozen voor een mono-cultuur of, populairder gezegd, een "slaapwijk". Dat klinkt misschien wat ne gatief, maar ik bedoel dan een duidelijke woonwijk met alleen maar wat aanvullende werkgelegen heid die uit die woonfunctie voortkomt, zoals winkels, bankfilialen en dergelijke. Wij hebben altijd een multifunctionele wijk voorgestaan, een multifunctionele stadsuitbreiding die meer de richting uit gaat van een "leefwijk". In een leefwijk komt veel meer veelvormigheid voor en daardoor kan een leefwijk in zichzelf veel meer eigen karakter tonen. Een groot voordeel van een meer multifunctionele aanpak is dat er een begin wordt gemaakt met het fundamenteel opheffen van een van de grootste problemen waar iedere stad en ook Leeuwarden mee worstelt, namelijk het spitsuurverkeer. Dit ontstaat doordat op één bepaald moment het woon-werk-ver- keer los komt. De oorzaak daarvan is dat sinds het begin van de negentiende eeuw het wonen en het werken uit elkaar en na de laatste wereldoorlog ver uit elkaar zijn gegroeid. Wij vinden dat men die ongewenste ontwikkeling, die naast allerlei onveiligheid ook allerlei economisch nadeel en milieu vervuiling veroorzaakt, in de oorzaak ervan moet proberen aan te pakken. Men moet proberen het wo nen en werken - ook het recreëren - meer bij elkaar te brengen. Ik realiseer mij daarbij heel goed dat een nu ongeveer een eeuw aan de gang zijnde ontwikkeling natuurlijk niet in tien jaar kan worden te ruggedraaid, zo men deze ontwikkeling ooit terugdraait. Wij vinden het echter wel een ongewenste ontwikkeling, die wij in ieder geval niet moeten laten doorgaan of mogelijk nog versnellen, om ons op die manier met name in en rond de binnenstad niet nog meer in de problemen te werken. Het scheppen van werkgelegenheid in woongebieden moet natuurlijk wel zo worden georganiseerd dat geen verkeersoverlast ontstaat. Verkeer aantrekkende werkfuncties zou men dus bij de invalswegen van in dit geval Wiardaburen moeten projecteren, op die punten waar op grond van onder meer de Wet op de geluidhinder toch al niet mag worden gebouwd. Het heeft ook het voordeel dat men wellicht een economischer parkeerhuishouding in de wijk kan aanbrengen. De parkeerplaatsen voor de auto's die 's'avonds en in het weekeinde bij de woningen staan geparkeerd, kunnen worden gecombineerd met de benodigde parkeerplaatsen die ten behoeve van de werkgelegenheidsvoorzieningen in de wijk moeten worden aangebracht. Op die manier komt men ook tot een economisch gunstiger grondgebruik. In de exploitatie van het hele plan zal dit een voordelige uitwerking hebben. Overigens werkt het so wieso voordelig als men meer werkgelegenheid vanaf het begin in het grondplan opneemt. Ik kan nog wel een voordeel noemen. Als men grootschalige werkgelegenheid bij de invalswegen bouwt, dan betekent dit dat men die grond heel snel voorhanden heeft. In het geval van een aanvraag voor een grootschalig bedrijf of kantoor, kan men daarop snel inspelen. Men hoeft daarvoor niet de infrastructuur van een hele wijk overhoop te halen. Men kan een aanvraag vrij gauw honoreren. Het grote voordeel is ook nog dat men een vrij hoge prijs voor de grond krijgt, als er zo'n hoogwaardige functie op komt te liggen. Dat betekent weer minder renteverliezen op het hele grondplan. Vervolgens zal ik ingaan op de stedebouwkundige eenzijdigheid. De heer Geerts is hierop al vrij uitgebreid ingegaan. Ik kan in grote lijnen instemmen met zijn woorden. De filosofie van de vier of vijf dorpjes, zoals die in het rapport wordt aangehangen, spreekt ons in die zin niet aan dat wij de vorm te eenzijdig vinden. Het is ons inziens een illusie om te denken - de heer Geerts heeft het in andere bewoordingen ook al gezegd - dat een stadsuitbreiding van 4.000 tot 6.000 woningen kan wor den gerealiseerd in de vorm van vier dorpen in het landschap tussen drie wegen en een bestaand dorp. Bovendien heb ik in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening al gezegd dat hier aan voor ons enigszins het aspect van verloochening van het stadskarakter van Leeuwarden verbonden is. Leeuwarden is een stad en duidelijk geen aaneengebreid aantal dorpen. Ik denk ook niet dat men wat de stadsuitbreiding betreft het in die richting moet zoeken. Groene "lobben" - termen als "fjorden" en "insteken" worden ook weieens genoemd - vind ik op zich een goed idee, alleen, niet op alle plaatsen. Dat het adviesbureau de gedachte heeft dat op dat groen, dat dan gebruiksgroen moet zijn, nog enige landbouwbedrijven moeten worden gehandhaafd, vind ik op zich ook een goed idee gelet op het multifunctionele karakter van de wijk; het is tenslot te ook werkgelegenheid. Van verschillende kanten is al de veronderstelling geuit dat het dan wel "sub sidie-boeren" zullen worden. Aan de andere kant moeten wij ook beseffen dat wij groen, als wij toch groen in de wijk willen, zelf zullen moeten onderhouden. Dat kost de gemeente erg veel geld. Met de regelmaat van een klok bereiken ons immers verhalen dat de kosten van het onderhoud van plant soenen zo uit de hand lopen. Wij staan veeleer het idee voor dat vier of vijf of zes groepen bebouwing worden gerealiseerd, waarbij moet worden geprobeerd een zo goed mogelijke invulling te maken van landschappelijke ge gevens als met name de vaarten en de bestaande bebouwing. Deze vier of vijf groepen of buurten moet dan wel een heel duidelijk verschillende verschijningsvorm worden gegeven en een daarmee samenhan gende bebouwingsdichtheid. Daarmee wordt ook een grotere flexibiliteit bereikt. Ik noem een voor beeld. Als men bij voorbeeld in de richting gaat van een aantal van 6.000 woningen, dan zou men - verdeeld over vier buurten - natuurlijk niet 1 .500 woningen per buurt moeten bouwen, maar bij voor beeld in een verhouding als 1.000, 1 .500, 2.000, 1 .500 woningen moeten bouwen, zodat men van landschappelijker naar stedelijker toewerkt. In dat geval kan men naar mijn mening ook veel beter met de voorgenomen milieudifferentiatie uit de voeten. Uit de functioneel en stedebouwkundig gezien te eenzijdige voorstellen vloeit naar wij vrezen voort dat in deze nieuwe wijk een sociaal eenzijdig klimaat ontstaat. Als wij ergens tegen zijn, dan is het tegen die ontwikkeling. Wij willen geen wijk bouwen voor in hoofdzaak één groepering uit on ze bevolking. Wat dat betreft sluit ik mij aan bij wat de heer Geerts noemt de evenredige plaatsing van bevolkingsgroepen in een nieuwe wijk. Men kan het ook een sociaal meerzijdig klimaat noemen. Dat laatste is voor ons een uiterst belangrijk uitgangspunt. De kans op realisering van deze mogelijk heid vind ik in de voorgestelde opzet onvoldoende terug. Wij vinden dat de waterlopen in het gebied zeker via de boezemwateren bereikt moet kunnen wor den. Dat betekent dus hogere bruggen en dergelijke. Bij Camminghaburen hebben wij helaas de fout ge maakt om dit niet te doen, terwijl ook daar dezelfde kansen aanwezig waren. In dit gebied bij Gou- tum zijn de kansen nog groter. De verkeersoplossingen, zoals die worden voorgesteld, hebben onze instemming. Dat geldt dus voor de verdeling van het verkeer over de twee bruggen over het Van Harinxmakanaal, om het zo maar even uit te drukken. Wij kunnen ook instemmen met de oplossingen voor het fietsverkeer. Vervolgens de fasering. Ik heb - met opzet - niet gesproken over de kwantitatieve gegevens op pagina 6 van het rapport. Deze gegevens hebben betrekking op de bouwproductie van 700 woningen per jaar, op de bouwvorm etc. Voorgesteld wordt 85% h 90% laagbouw te realiseren. Hoewel wij vin den dat men het merendeel van de woningen als laagbouw moet realiseren, is dit hoge percentage in het rapport iets waarop wij ons nog niet willen vastleggen. De verhouding tussen kleine en grote wo ningen is 25%-75%. Terwijl het RIGO op het moment nog studeert op de woningbehoefte en de woning voorraad, waaruit als resultaat de gewenste bebouwing van Camminghaburen moet komen, kunnen wij daarover nu nog geen uitspraak doen. Datzelfde geldt min of meer voor de verhouding tussen koop- en huurwoningen van 65%-35%, hoewel ik daarvan zeg dat wij althans bij zo'n verhouding eerder in om gekeerde richting denken: 65% huurwoningen en 35% koopwoningen. Misschien kan dit nog worden ge middeld en komen we op 50-50 uit. Ik zal nog even ingaan op het wervend karakter van deze nieuwe wijk. Het "wervend karakter" dreigt natuurlijk een cliché te worden, want wij kunnen het ons bij geen enkele nieuw te bouwen wijk veroorloven om die niet wervend te noemen. Voor mij heeft de term "wervend karakter voor zo n wijk al zijn inhoud verloren, om redenen die ik zojuist heb genoemd. Tot slot wil ik nog opmerken dat ik het het bureau, dat dit rapport heeft gemaakt, niet kwalijk neem dat men tot deze opzet is gekomen. Hier wreekt zich naar mijn idee een verzuim van de gemeente. Ik heb het daarover al vaker gehad. Ik bedoel het verzuim dat een duidelijke beleidsvisie op hoog ab stractieniveau op het gebied van de ruimtelijke ordening ontbreekt. Dat is met zoveel woorden ook ge bleken bij de behandeling van dit voorstel in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Or dening, waarbij op zeker ogenblik werd opgemerkt: "Dit is onze filosofie, dat is een andere filosofie. Er ontbrak een filosofie van de gemeente en dus hebben wij, afgeleid van wat wij zo hebben opgevan gen, een filosofie op tafel gelegd. Die gang van zaken vindt men terug in dit rapport. In eerste in stantie hebben de gemeente en de gemeenteraad het aan zich zelf te wijten, doordat jaren lang ge weigerd is een dergelijke visie op vragen over veelvormigheid, al of niet multifunctioneel, al of niet een sociaal eenzijdig of veelvormig klimaat, op papier te zetten en dergelijke uitgangspunten mee te geven aan zo'n adviesbureau of de eigen dienst. Misschien dat de nu beloofde schets ingaat op alge mene uitgangspunten. Ik ben echter bang dat het anders mosterd na de maaltijd wordt. Misschien dat dit met de nieuwe procedure nog wordt voorkomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 15