36 best, waarin wordt gesproken over de regionale indicatiecommissie Friesland-Noord. De functionaris krijgt iets te maken met de commissie intramurale zorg en hij krijgt een nieuwe functie bij het samen werkingsverband betreffende de extramurale zorg om een koppeling te bewerkstelligen met gezinsvor ming en wijkverpleging. Hij komt in dienst bij de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden (SBL), waar door zijn aanstelling onder de subsidieregeling kan vallen. Naar ik heb begrepen moet de functiona ris de bejaarden, die bij de indicatiecommissie bekend zijn, begeleiden tot plaatsing in het verzor gingstehuis mogelijk is. Op 1 oktober jl. waren er 184 bejaarden die urgent moeten worden opgeno men als er plaats is. Een hoog aantal, dat zeker de komende tijd niet veel lager zal worden. Ons ver zoek om meer aangepaste bejaardenwoningen te bouwen is dus zeker zinvol. Deze adjunct-hoofdfunctionaris zal aan die begeleiding echter niet veel soelaas kunnen bieden, omdat immers de extramurale zorg geen personeelsuitbreiding wordt toegestaan. De gezinsverzorging kan met de huidige personeelsbezetting lang niet optimaal functioneren en kan gewoon niet in staat worden geacht meer aandacht aan deze bejaarden te schenken. Is het daarom wel reëel deze functio naris een deeltaak te geven aan het samenwerkingsverband, als hij niet veel meer kan doen dan advi seren bij opname in een verzorgingstehuis? Voor dat werk behoeft de commissie intramurale zorg toch niet zo'n "zware" functionaris? Krijgt de functionaris nu na 1 mei 1981 toch nog een deeltaak bij de regionale indicatiecommissie? Zo ja, welk percentage van zijn taak wordt dan door de regio bijgedra gen? Waarom dient deze functionaris een hbo-opleiding te hebben? Doen wij dat omdat dit mooier staat of beter past in de SBL-formatie? Of vinden wij werkelijk de hogere beroepsopleiding voor deze functie noodzakelijk? Wij stellen deze laatste vraag, omdat wij de noodzaak daarvan niet direct aan wezig achten. Als men stelt: "Hij of zij dient een goed incasseringsvermogen te hebben en dient over veel mensenkennis te beschikken en administratief wat onderlegd te zijn", dan willen wij deze eigen schappen zeker niet uitsluitend koppelen aan een functionaris met een hbo-opleiding. Deze nieuw te benoemen functionaris kunnen wij volgens de raadsbrief aanstellen met 80% subsi die van CRM. Vervalt nu straks deze subsidie en komt hij dan in ons eigen welzijnsbeleid, waardoor hij na drie jaar geheel voor onze rekening komt? Het woord "prioriteiten" is vanavond vaker gevallen. Het afwegen van belangen en noodzakelijk heden is wat dit onderwerp betreft bij ons flink aan de orde geweest. Wij willen derhalve eerst de reac tie van het college vernemen, om ons daarna nader over dit voorstel uit te spreken, te meer daar de argumenten, genoemd bij agendapunt 27 over het arbeidsplaatsenplan, ook op dit agendapunt van toe passing zijn. De heer De Vries (weth.): De heer De Jong heeft de hele zaak vrij gedetailleerd op een rij gezet. Ik zal proberen om even globaal aan te geven hoe de vork in de steel zit. Wij kenden al voor de instelling van de indicatiecommissie hier in Leeuwarden de situatie dat een functionaris van de GGD - nu DGD - de plaatsingen begeleidde van de mensen die moesten worden opgenomen in de bejaardentehuizen. Toen de regionale indicatiecommissie tot stand kwam volgens ar tikel 6j van de Wet op de bejaardenoorden, hebben wij in Leeuwarden de constructie met elkander ge zocht en gevonden dat wij de administratieve onderbouw van de indicatiecommissie lieten bij de func tionaris van de GGD. Als zodanig viel deze functionaris voor de helft onder de Districtsgeneeskundi- ge en -gezondheidsdienst. Voor de andere helft van zijn functie bleef hij als begeleider optreden voor de plaatsingen van de mensen in de verzorgingstehuizen, de zogenaamde commissie-Fongers, waarvan hij secretaris was. Vanaf het moment waarop de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden begon te functio neren is het de bedoeling geweest dat de taak van deze functionaris van de DGD, zodra hij met pen sioen zou gaan, zou worden overgenomen door de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden. Dat moment is bijna aangebroken, want in het komend voorjaar vertrekt de functionaris van de DGD. Voor de scheidende functionaris kan dan een veel "lichtere" administratieve functionaris worden aangesteld. Wat de SBL betreft is dan de situatie zo dat deze instelling een projectleider en een adjunct-hoofd- functionaris kent. De taak van de SBL is tweeledig. Haar eerste taak is de indicaties die niet leiden tot opname in een bejaardentehuis, te leiden naar de hulpverleningsorganen zoals kruisverenigingen, bejaardenzorg, "Tafeltje dek je" en gezinsverzorging. De tweede lijn, die hij of zij zal moeten in vullen, is het begeleiden van de mensen, die op de lijst staan, naar de verzorgingstehuizen. Alle open gevallen plaatsen in de verzorgingstehuizen worden straks gemeld bij de SBL en daar wordt dan precies dezelfde functie uitgevoerd als de functie die op het ogenblik nog bij de DGD wordt uitgevoerd. In dat kader zal deze adjunct-hoofdfunctionaris gaan functioneren. Wij menen dat het op zichzelf een zaak is die volledig past in het beleid zoals dat een paar jaar geleden al op pennen is gezet. Als de heer De Jong opmerkingen maakt over de inhoudelijke kant van de taak van de functiona ris en over de eisen die aan deze persoon worden gesteld, dan is het zo dat beide aspecten volkomen passen bij de richtlijnen en eisen die hieromtrent door CRM worden gesteld. De functionaris is alleen 37 subsidiabel onder deze noemer. Wij krijgen alleen een subsidietitel, wanneer het iemand is met een hogere beroepsopleiding. Bovendien vraagt het werk naar mijn mening ook inhoudelijk zoveel ken nis en vaardigheden dat wij op zijn minst een functionaris van dit niveau nodig zullen hebben. De heer De Jong: Ik heb nog geen antwoord gekregen op wat de clou van mijn verhaal was. Ik vroeg namelijk of de functionaris na drie jaar volledig voor rekening van onze gemeente komt. Moet hij dan worden opgenomen in ons welzijnsbeleid en wordt deze aanstelling dan niet mee door CRM ge subsidieerd? De heer De Vries (weth.): De heer De Jong heeft gelijk. De functionaris van de SBL valt onder de tijdelijke rijksbijdrageregeling voor het bejaardenwerk. In dat kader is het deel, dat door de ge meente wordt bijgedragen, voor tachtig procent subsidiabel. Wij weten op dit moment nog niet hoe deze rijksbijdrageregeling straks ingepast zal worden in de rijksbijdrageregeling voor de maatschap pelijke dienstverlening. Het is best mogelijk dat hij daarin wordt geïncorporeerd, maar dan zal toch het bedrag, dat nu onder de 80%-regeling valt, worden meegenomen naar de uitkeringsnorm die wij up het ogenblik hebben. (De heer De Jong: Maar dat geldt toch ook voor de Madi? Ik vraag dit naar aanleiding van de discussie bij agendapunt 27.) Nee, zo is het niet. (De Voorzitter: Dat agendapunt hebben wij al behandeld.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 32 en 33 (bijlagen nos. 460 en 465). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 34 (bijlage no. 482). De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde het agendapunt: Gemeentelijke medewerking bij het rea liseren van een manege op het kinderboerderijcomplex. De heer Pruiksma: Toch even de "knuppel in het paardehok". Het gaat in dit voorstel om drie ver schillende dingen: a. het verlenen van een bijdrage a fonds perdu - met andere woorden, het is van nou en nog eens weg - van 590.000,b. het garanderen van de rente en aflossing op de geldlening; c. het verlenen van het recht van opstal. Namens een groot deel van mijn fractie een paar opmerkingen. Tegen de punten a en c hebben wij geen enkel bezwaar. Tegen punt b, het garanderen van de lasten voortvloeiende uit de geldle ning, echter des te meer. Wij zijn daar tegen, omdat wij vinden dat in dit soort gevallen de gemeen te in principe niet voor exploitatietekorten in de subsidiesfeer zou moeten opdraaien. Weliswaar zegt het voorstel dat het geheel uitgaat van een sluitende exploitatie, maar juist op dat punt hebben wij nogal wat vraagtekens. Wij zijn namelijk van oordeel dat men, als men garant gaat staan voor rente en aflossing van deze geldlening, impliciet zichzelf ook bir Jt aan een subsidie voor eventuele exploi tatietekorten. Immers, is er een exploitatietekort, dan kan men als gemeente kiezen voor aanvulling van het tekort of, via de garantstelling, aangesproken worden, omdat alles zich dan in dezelfde sfeer van rode cijfers afspeelt. Die vrees voor een niet-sluitende exploitatie wordt alleen maar versterkt als wij het verhaal op bladzijde 2 van de raadsbrief, onder het kopje "Inkomsten", lezen. Weliswaar wordt hier gezegd dat in het begrotingsstaat je nog niet is meegenomen de eventuele WIR-premie, maar zolang de corruptie bij het Ministerie van Financiën niet tot grotere hoogten wordt opgestuwd, zal de stichting nooit WIR- premie ontvangen, omdat men als stichting niet geacht wordt een onderneming te mogen drijven. Een ander punt is dat bij de inkomsten wel wordt begroot een teruggevorderd bedrag aan btw van ruim twee ton. Dat betekent dat men in de zin van de Wet op de omzetbelasting opteert voor een on dernemersschap en dat heeft tot consequentie dat ook op de prestaties die de manege gaat verrichten een belast tarief van toepassing zal worden verklaard, hetgeen dan weer de les- en cursusgelden zal verhogen naar onze mening. Waarschijnlijk zal dit, omdat het allemaal betaalbaar moet blijven, tot een minder sluitende exploitatie voeren. Onze conclusie is dat wij met het bedrag van 590.000,--, het bedrag van de miljoenendans in 1978 plus de daarop gekweekte rente, nu ten aanzien van de manege heel wat kunnen doen. Wij vin den dat het daarbij moet blijven. De 590.000, als gemeentelijke bijdrage, lijkt ons ook voldoen de om op therapeutisch gebied voor gehandicapte kinderen het nodige te doen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 19