Omdat wij niet verwachten dat het college nu prompt punt b zal schrappen, hebben wij een mo tie voorbereid die als volgt luidt. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24 november 1980, behan delende agendapunt 34, bijlage nr. 482, besluit a. het voorstel van het college van b. en w. een garantie-overeenkomst aan te gaan met de Stichting Leeuwarder Manege ter verzekering van de richtige betaling van rente en aflossing op de door genoemde stichting met een derde aan te gane geldlening te ver werpen; b. het concept-raadsbesluit in die zin te wijzigen dat de onderdelen III en IV, voor zover betrekking hebbend op de garantiestelling, worden geschrapt." De motie is mede-ondertekend door de heer Miedema. De heer Knol: Wat de heer Pruiksma nu te berde brengt, verbaast mij een klein beetje. In de eer ste plaats zie ik voor wat de exploitatie en de stichtingsvorm betreft geen enkel verschil met bij voor beeld de ijshal. Ook de geldlening voor de ijshal hebben wij gegarandeerd. Bovendien is daarbij de exploitatie-uitkomst eveneens op nul uitgerekend. Datzelfde wordt bij dit voorstel gedaan. Met betrekking tot de WIR-premie neem ik aan dat, net als bij de Stichting Parkeergarages Leeu warden, ook deze stichting, als zij in concurrentie treedt met derden, wel degelijk aanspraak kan ma ken op WIR-premie. De Voorzitter: De heer Pruiksma heeft meteen een motie ingediend. Het standpunt van hem en een aantal van zijn fractiegenoten is erg duidelijk. Ik neem aan dat de raad ermee kan instemmen dat wij meteen tot stemming overgaan. De heer Pruiksma: Ik wil toch even de verbazing van de heer Knol schetsen; hij vroeg daar om. De heer Knol vroeg zich af waarom wij bij de ijshal niet meteen hetzelfde standpunt hadden ingenomen. Het antwoord op die vraag kan zijn dat daar een eventuele dreigende oneigenlijke concurrentieverval sing zich minder snel kan en zal voordoen dan in het geval van de manege. (De heer Knol: Het ging mij even om de stichtingsvorm.) Daar kom ik nu even op. Als wij het over WIR-premie hebben, dan zal het de heer Knol bekend zijn dat de feitelijke on derneming in de parkeergarage wordt gedreven door een besloten vennootschap en niet door een stich ting. Ik handhaaf overigens mijn motie. De Voorzitter: Dat had ik dan goed geraden. De heer Knol heeft antwoord gekregen en daarom stel ik voor tot stemming over de motie over te gaan. De motie van de heren Pruiksma en Miedema wordt verworpen met 25 tegen 10 stemmen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 35 en 36 (bijlagen nos. 462 en 454). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 37 (bijlage no. 468). De Voorzitter: Dit agendapunt betreft het vaststellen van het medezeggenschapsreglement 1980. De heer Bijkersma: In het raadsvoorstel komt heel duidelijk naar voren dat het college de ongeor ganiseerden geen zitting wil laten nemen in de medezeggenschapscommissies. Nu begrijp ik dat niet goed, want het college spreekt zichzelf tegen. In de vierde alinea van bladzijde 1 van de raadsbrief staat namelijk: "De meerderheid van de medezeggenschapscommissies heeft zich kunnen verenigen met de door ons gekozen kiesvariant, te weten algemeen actief kiesrecht en passief kiesrecht voor ongeor ganiseerden." Dit zal echter wel een fout zijn. Ik neem aan dat in plaats van "ongeorganiseerden" wordt bedoeld "georganiseerden" In ieder geval, vrijheid van organisatie is een groot goed. Dat gaat niet alleen naar één richting toe, namelijk dat men het recht heeft om zich in vrijheid te organiseren, maar het wil ook zeggen dat 39 men nooit kan worden verplicht om zich te organiseren. De gemeente als werkgever is toch wel indi rect bezig de werknemers te verplichten zich te organiseren, omdat zij anders in de medezeggenschaps commissie geen kans krijgen hun belangen te behartigen. Ik kan mij niet voorstellen dat het college dit heeft gedaan, omdat het mee wil gaan met datgene, wat de organisaties zo graag willen. Ik ga er ge woon van uit dat het college deze keus heeft gedaan en dit voorstel doet op grond van een instelling ten opzichte daarvan. Ik kan die opstelling helemaal niet liberaal en helemaal niet goed vinden. (Ge lach) (De Voorzitter: Niet liberaal en toch goed zijn twee dingen die heel goed parallel kunnen lopen.) Op dit ogenblik niet. (De Voorzitter: Voor u niet, maar voor ons wel.) Ja, maar u hebt mij het woord verleend. (Gelach) Ik vind het een zeer principiële zaak en wij hebben daarom ook een motie gemaakt, die ik graag in stemming wil laten brengen. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24 november 1980, behande lende punt 37 der agenda, besluit het desbetreffende voorstel van b. en w. zodanig te wij zigen dat artikel 7 anders komt te luiden en artikel 5 dienovereenkomstig wordt aangepast. Artikel 7: Een kandidatenlijst kan ingediend worden door: a. een of meer organisaties; b. een-derde gedeelte of meer van de kiesgerechtigde ambtenaren die geen lid zijn van een organisatie welke een kandidatenlijst heeft ingediend, met dien verstande dat, indien dit gedeelte het aantal van 30 (dertig) te boven gaat, met 30 (dertig) handtekeningen kan wor den volstaan. Deze motie is ondertekend door de heer De Beer en door mij. De heer Van den E-lst: Enkele leden van onze fractie hebben dezelfde gedachte als de heer Bijker sma, omdat in het PvdA-programma "Voorwaarts" - toch niet een liberaal programma - staat dat alle werknemers actief en passief kiesrecht zouden moeten hebben. In het nieuwe verkiezingsprogramma van de PvdA "Weerwerk" is deze uitspraak zelfs nog wat versterkt door het een grondrecht te noemen. U zult dus begrijpen dat ik en met mij een aantal fractiegenoten deze motie zullen steunen. Ik wijs het college nog op één inconsequentie met betrekking tot de keuze van zijn model. Het col lege zegt dat het diensthoofd per definitie in de medezeggenschapscommissie zou moeten zitten. Op die manier komen er toch weer ongeorganiseerden, neem ik aan, in. Mevrouw De Jong: Ik ben het eens met de vorige sprekers en zal de motie dan ook ondersteunen. De heer Bijkersma: Dat had u niet gedacht, hè? (Gelach) (De Voorzitter: Ik zou bijna zeggen: de ene liberaal na de andere, maar dat mag ook weer niet.) (Gelach) De heer Eijgelaar (weth.): Passief kiesrecht voor alle werknemers voor de samenstelling van de m.z.c. 's is zowel landelijk als plaatselijk uitvoerig in discussie geweest. Dat wij ten slotte gekozen hebben voor het "vakbondsmodel", is niet alleen gebeurd vanwege de goede verhouding die wij met deze organisaties hebben, zoals de heer Bijkersma ook al veronderstelde, maar vooral om praktische redenen. Bij onze gemeente hebben wij te maken met een hoge organisatiegraad. Mensen die door de organisaties kandidaat worden gesteld, kunnen waarschijnlijk beter geleid en beter geïnformeerd wor den en daardoor naar onze mening ook goed en waarschijnlijk beter functioneren. Dit zijn dingen die wij ook aan de m.z.c.'s hebben voorgelegd en die ook in het GO uitvoerig aan de orde zijn geweest. In het GO was één tegenstem, maar over het algemeen was men het ermee eens. De ene tegenstem kwam van de heer Van den Eist. Het is maar dat u het weet. Het was bij de m.z.c. 's ook zo. Gewoon om praktische redenen wordt dit voorstel gedaan en wij menen dat het juist is. De Voorzitter: In het GO zat de heer Van den Eist niet in de functie als waarin hij nu hier zit. Ik stel voor over te gaan tot stemming over de motie. De motie van de heren Bijkersma en De Beer wordt verworpen met 21 tegen 14 stemmen. De Voorzitter: In het besluit, behorende bij dit raadsvoorstel, moet een kleine correctie worden aangebracht. Op bladzijde 2 van het besluit, artikel 6 lid 5 sub e, staat: "derde lid". Dit moet zijn: "vierde lid". Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gecorrigeerde voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 20