8
Punten 17 t.e.m. 20.
Mevrouw De Jong: In het antwoord op vraag 18 stelt u dat het niet voorkomt dat slechts aan een
deel van de raad informatie wordt verstrekt. Ik heb echter mijn vraag gesteld naar aanleiding van een
gespreksnotitie in verband met de juli-circulaire. Onder punt 8, dat de kazerne betreft, staat het vol
gende: "Alternatieven zijn berekend op de notitie voor de fracties van CDA en PvdA."
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil eveneens ingaan op vraag 18, in welk verband ik u het
Utrechtse systeem wil aanbevelen. Bij dat systeem is een van de wethouders belast met het eenmaal in de
twee of drie maanden onderhouden van contact met de kleine fracties, de fracties die niet in het colle
ge zijn vertegenwoordigd. Dit lijkt mij zeer zinvol, want de wethouders dienen ook een relatie te heb
ben met de fracties waartoe zij niet behoren.
De heer Geerts: Wij hebben bij de behandeling van het interim-rapport van de Commissie Een Goe
de Raad gesproken over het politieke gehalte van het beleidsplan en de relatie tussen hetgeen wij hier
doen en de politieke partijen, waarbij onder meer aandacht is besteed aan verantwoording die moet
worden afgelegd. Wij vinden het belangrijk dat wij op een wat geordender en systematischer wijze onze
prioriteiten kunnen uitspreken, vermoedelijk op basis van een collegeprogram, en dat die prioriteiten
ook kunnen worden onderbouwd. Ik meen dat het beleidsplan een belangrijk aangrijpingspunt vormt en
mijns inziens zullen de pogingen om het beleidsplan meer politiek gehalte te geven ons in dezen ook
helpen. Naar mijn mening moet dat inhouden dat in het beleidsplan nog wat duidelijker de prioriteiten
tot uiting komen. Het beleidsplan zal ons dan tevens kunnen helpen bij de samenstelling van het colle
geprogram. Het collegeprogram zal alsdan op het beleidsplan kunnen worden afgestemd, terwijl omge
keerd het beleidsplan aan het collegeprogram zal kunnen worden getoetst. Wij zullen derhalve gaarne
hulp krijgen bij het vervaardigen van het collegeprogram, hetgeen in feite de achtergrond van onze
vraag is geweest.
De heer Bijkersma: Ik wil de heer Geerts even iets vragen. Hij heeft gezegd: wij zullen graag hulp
krijgen bij het vervaardigen van het collegeprogram. Wie bedoelt hij met "wij"? Doelt hij op een situ
atie waarin het college al is samengesteld of op een situatie waarin de formatie al bekend is, of wil hij
dat iedere partij hulp krijgt op dit terrein? (De heer Geerts: Ik heb mij niet helemaal goed uitgedrukt.
Ik vind het zinvol dat de partijen die tezamen het college vormen, hulp krijgen bij het samenstellen van
het collegeprogram.)
De Voorzitter: Voor wat betreft vraag 18 kan ik zeggen dat het college absoluut handelt zoals in het
antwoord is aangegeven. Er is echter één probleem, dat onmiddellijk in relatie staat tot de opmerking
die mevrouw Brandenburg maakte. Het is natuurlijk waar dat de fracties namens welke een wethouder in
het college zit een zekere voorsprong hebben, dit echter niet omdat het college als zodanig die fracties
meer informatie geeft. Bij de discussies van de fracties waarvan een wethouder in het college zit zijn
echter een of meer mensen aanwezig die dikwijls op dat moment een zekere wetenschap hebben. In de
praktijk is het waarschijnlijk vaak erg moeilijk om een grens te leggen voor wat betreft de wetenschap
die wel en de wetenschap die niet in de discussies in de fracties kenbaar moet worden gemaakt. Dat
probleem doet zich niet alleen hier voor, maar overal. Ik kan u echter verzekeren dat het college nooit
besluit tot het uitsluitend informeren van de fracties waarvan leden in het college zitten; het zou ook
incorrect zijn als dat zou gebeuren.
Omtrent datgene wat mevrouw Brandenburg naar voren bracht heb ik wat twijfels, want ik meen dat
de communicatie waarop zij doelde in het algemeen goed tot stand kan komen via de toch vrij ruime
"batterij" commissies en raden die wij hebben, waaraan ook vertegenwoordigers van kleine fracties
deelnemen. Via die organen worden alle raadsleden zo goed mogelijk gettiformeerd over alle punten. Ik
noem in dit verband de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, de Commissie voor Welzijnsaangele-
genheden, de Commissie voor het Onderwijs en de Commissie voor de Financiën. Overigens ben ik er
erg blij om dat mevrouw Brandenburg de taak van het periodiek informeren van de kleine fracties aan
een wethouder wilde toedichten, want ik heb heel wat programma's gezien waarin die rol aan de burge
meester is toebedeeld. Ik prijs mij gelukkig dat ik dat niet zou behoeven te doen, want ik heb het toch
al zo druk! (De heer Ten Brug (weth.): Zij zou een amendement kunnen indienen!) Voor dit probleem
weet ik dus ook niet direct een afdoende oplossing.
Mevrouw De Jong: In het stuk waarop ik doelde wordt duidelijk gesteld dat er een notitie wordt ge
maakt voor de fracties van CDA en PvdA. Dat klopt dus niet met het antwoord op vraag 18. (De Voorzit
9
ter: In welke notitie hebt u dat gelezen?) Ik heb het gelezen in het stuk "Uitkomsten juli-circulaire,
gespreksnotities ten behoeve van de vergadering op donderdag 10 juli 1980 te 9.30 uur op de kamer van
wethouder Ten Brug". (De Voorzitter: Wat zijn dat voor notities?) Het zijn notities voor de Commissie
voor de Financiën. (De Voorzitter: Daar zou dus eigenlijk de betreffende wethouder iets over moeten
zeggen, want daar zit ik nooit bij.)
De heer Ten Brug (weth.): Ik vind het niet zo moeilijk om hierop een antwoord te geven, want ik
heb dat in de Commissie voor de Financiën ook al gedaan. Het betreffende stuk is een intern b. en w.-
stuk, waarin alles staat wat ook in de notitie staat. De notities waarover mevrouw De Jong spreekt, zijn
gespreksnotities voor overleg van twee wethouders als leden van hun fractie met betrekking tot een aan
tal problemen. In het ene stuk staat in elk geval hetzelfde als in het andere stuk. In de commissie heb
ik dat al gezegd en meer zou ik niet kunnen vertellen. (Mevrouw De Jong: Neemt u mij dan niet kwa
lijk; ik heb de bewuste commissievergadering niet bijgewoond. Vermoedelijk vond die in mijn vakantie
plaats.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wordt over het punt dat ik aanroerde nog verder gedacht?
De Voorzitter: Jawel
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil best opkomen voor kleine fracties, want ik denk dat hun
positie niet altijd even leuk is. Door net te doen of het niet uitmaakt of er wel of geen lid van de frac
tie in het college zit, probeert men de boot af te houden, maar natuurlijk maakt het wel wat uit. Som
mige dingen worden helemaal niet in de commissies besproken. Het gebeurt nogal eens dat door de wet
houders een seintje aan hun fracties wordt gegeven over het een of andere probleem dat er aan komt met
het verzoek daarover alvast te brainstormen. Als ik tot een kleine fractie behoorde, zou ik me doodon
gelukkig voelen wanneer ik bemerkte dat mijn mening blijkbaar niet werd geteld en ik helemaal niet
werd ingelicht over wat er speelt. Ik vind zoiets niet juist, want wij zijn allen raadsleden. Als er een
brandend probleem aan de orde gaat komen, moeten de wethouders niet alleen hun fracties daarover een
seintje geven; over dat soort zaken dienen ook de kleine fracties te worden ingelicht.
De heer Bijkersma: Ik geef mevrouw Brandenburg wel gelijk als zij zegt dat.... (De heer Miedema:
Dat je je niet happy voelt!) Daar heb ik het niet over; u moet me niet altijd de woorden uit de mond
nemen
Mevrouw Brandenburg heeft terecht opgemerkt dat bij bepaalde onderwerpen weieens blijkt dat je
verschillende informaties niet hebt ontvangen. Ik kan het voorstel van mevrouw Brandenburg om hier het
Utrechtse systeem te volgen wel onderschrijven. Een periodiek overleg, eens in de twee maanden, met
de wethouder lijkt mij wel te regelen. Wij zullen dan wat dieper op een aantal zaken kunnen ingaan en
tevens wat informatie van de zijde van het college kunnen krijgen. Ik moet u zeggen dat wij het gemis
van een eigen wethouder wel voelen; ik wil dat heel eerlijk bekennen. Hierdoor ontgaat ons gewoon
een aantal informaties, dit uiteraard niet omdat u met betrekking tot bepaalde zaken geheimzinnig doet;
daarvan wil ik u helemaal niet betichten. Ik wil het idee van mevrouw Brandenburg dus wel ondersteu
nen.
De Voorzitter: Ik bagatelliseer dit probleem beslist niet, maar ik weet er geen oplossing voor; het
kan natuurlijk niet worden opgelost door een collegelid eens In de twee maanden met de kleine fracties
te laten praten. Het probleem doet zich uiteraard met name voor vóór de raadsvergaderingen. Ik kan mij
voorstellen dat discussies van de fracties, die voor de raadsvergadering plaatsvinden, wat anders kunnen
verlopen in fracties waarvan leden in het college zitten dan in fracties die geen lid in het college heb
ben. Ik zie echter niet hoe in de praktijk daarvoor een oplossing kan worden gevonden en ik zou het
dan ook niet eerlijk vinden om te zeggen dat wij die kwestie wel even zullen oplossen. In elk geval
geeft het college als zodanig geen voor-informatie aan welke fractie dan ook; dat moet u echt van mij
aannemen. De discussies die de wethouders in hun eigen fracties voeren, zijn natuurlijk ook van geheel
andere aard dan de discussies die zij eens per twee maanden zouden voeren met fracties van een andere
politieke kleur. Wethouder Ten Brug zou dan bij voorbeeld met de VVD-fractie moeten praten en wet
houder Eijgelaar met weer een andere fractie. Dat zouden uiteraard heel andere discussies zijn dan de
discussies die dezelfde wethouders in hun eigen fracties voeren; laten we daar nu niet omheen draaien.
(De heer Eijgelaar (weth.): De burgemeester staat boven de partijen; die zou het kunnen doen!)