10
Mevrouw Van der Werf: Ik wil daarop graag nog even ingaan. Het punt dat mevrouw Brandenburg
naar voren heeft gebracht is inderdaad een probleem waarmee kleine fracties te maken hebben, maar zij
zouden er mijns inziens niets mee opschieten ais zij eens in de twee maanden nader werden geïnfor
meerd, want in de periode tussen twee besprekingen in gebeurt er ook heel wat. Ik meen dan ook dat we
de oplossing veel meer moeten zoeken in het in een vroegtijdig stadium bij de beleidsvoorbereiding be
trekken van de raad als geheel en de adviescommissies. Dat betekent dat er op tijd goede en volledige
informatie moet worden verstrekt, waarbij ook de ambtelijke informatie vroegtijdig naar de raad moet
gaan. In juni hebben wij daarover uitvoerig gepraat en ik zal dat nu niet opnieuw doen. Ik geloof wel
dat we met name op dat punt de vinger aan de pols moeten houden en dat via die weg de informatie
moet worden verstrekt.
De Voorzitter: Ik ben het met mevrouw Van der Werf eens dat daar een betere weg ligt. Via die weg
kan niet alles worden opgelost, maar wij zullen wel in die richting moeten werken. Overigens kan ik de
voor u verheugende mededeling doen dat de meeste raadscommissies eerder bij het beleid worden betrok
ken dan b. en w.; het zal voor u prettig zijn dat te weten.
Punten 21 t.e.m. 24.
De heer Bijkersma: De Wet openbaarheid van bestuur is uit democratisch oogpunt een heel goede
zaak. Ik heb begrepen dat u totdat de verordening is vastgesteld de afdeling Voorlichting wilt aanwij
zen als de afdeling die daaromtrent voorlichting en inlichtingen zal geven. Met alle respect voor de af
deling Voorlichting moet ik opmerken dat ik niet weet of die afdeling daarvoor is ingericht.
Het ligt in uw voornemen een verordening inzake openbaarheid van bestuur op te stellen. Ik wil u
aanbevelen bij die verordening, in de administratieve aanwijzingen, op te nemen waar de burger zijn
informatie kan verkrijgen en hoe hij verder moet handelen. Als u die taak bij de afdeling Voorlichting
wilt laten, wil ik u voorstellen bij die afdeling een ambtenaar aan te wijzen die zich speciaal met dat
aspect dient bezig te houden.
De Voorzitter: Ik kan de heer Bijkersma wel uit de droom helpen. Wij hebben niet geschreven dat
het geven van voorlichting en inlichtingen op dit vlak een specifieke taak van de afdeling Voorlichting
is. Er staat alleen: "Naast de specifieke taak van de afdeling Voorlichting zijn geen functionarissen
aangewezen met een speciale taak op dit terrein." De afdeling Voorlichting kan niet de taak vervullen
die hier wordt bedoeld, want daarvoor staat die afdeling te ver van de materie af. De mensen die infor
maties willen verkrijgen, komen meestal het eerst bij de afdeling Voorlichting terecht en het is dan de
taak van die afdeling hen zo snel en zo goed mogelijk te verwijzen naar de plaats waar zij de gewenste
informaties kunnen verkrijgen. Binnen afzienbare tijd zal hier de verordening op de openbaarheid aan
de orde komen. De concepten zijn al behandeld in de Commissie Een Goede Raad en zij worden nu ge
reed gemaakt. Uiterlijk in januari zal de verordening hier aan de orde komen, waarbij ook op dit pro
bleem nader zal worden ingegaan.
C. Personeelsbeleid.
Punten 25 t.e.m. 29.
De heer Bijkersma: In het antwoord op vraag 26 is de ontwikkeling van de personeelsbezetting ge
schetst. Ik zie dat de afdeling Reiniging in tegenstelling tot andere afdelingen een dalende lijn vertoont.
Heeft dit ook invloed gehad op de uitvoering van taken? Welke zijn de oorzaken van deze personeels-
besparing?
De heer Van den Eist: Ik wil een opmerking maken over vraag 29, waarbij ik met name een aanvul
ling wil geven op het antwoord. Het overleg waarover in het antwoord wordt gesproken is door de bon
den geïnitieerd. Dat is niet met zo veel woorden vermeld, zodat men uit het antwoord de indruk kan
krijgen dat het college daartoe zelf het initiatief heef genomen.
Verder meen ik dat het tot het normale werkoverleg en het functioneren van de afdelingen of dien
sten behoort - in uw antwoord suggereert u dat ook - om knelpunten naar voren te brengen. Indien die
knelpunten in dat kader onoplosbaar blijken te zijn, zullen zij door het college moeten worden opge
lost.
Vervolgens lijkt het mij goed dat het college in de toekomst eens wat eerder "nee" zegt tegen de
overvloedige verlangens die vanuit de raad naar voren komen.
II
Tenslotte ben ik van mening dat de medezeggenschapscommissies de eerst aangewezen instanties
zijn om dit soort zaken te bespreken.
De heer Eijgelaar (weth.): De heer Bijkersma heeft gevraagd of het terugbrengen van het perso
neelsbestand bij de Reiniging gevolgen heeft voor de kwaliteit. Zes jaar geleden hebben wij in het ka
der van de bezuinigingen met name ook deze sector onder de loep genomen, waarbij wij tot een mijns
inziens veel efficiëntere wijze van werken konden komen door met kleine veegwagentjes de stad door te
rijden. Wij hebben toen de hele organisatie van de veegdienst veranderd, met alle gunstige gevolgen
van dien. Voorts is de privaattonnendienst afgeschaft, hetgeen eveneens tot beperking van het perso
neelsbestand en derhalve tot besparing kon leiden. Wij menen dat wij ondanks of wellicht dankzij de
maatregelen die wij hebben genomen een voldoende verantwoord functionerende veegdienst hebben ge
houden. Verder zijn bij de Dienst Stadsontwikkeling, met name bij de afdeling Plantsoenen, maatrege
len getroffen, in de zin van vergroting van het aantal hectaren dat per man moet worden bewerkt. In de
cijfers zoals die zijn vermeld komt dat echter niet zozeer tot uitdrukking, doordat de oppervlakte is
toegenomen
Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van den Eist kan ik zeggen dat wij de bezuini
gingen nadat die waren voorgesteld in het Georganiseerd Overleg aan de orde hebben gesteld.
De heer Van den Eist: Ik ben het met het antwoord wel eens. Het punt waarom het mij met name
gaat is eigenlijk tweeledig. Als de formatie van de ambtenaren gelijk blijft of niet zo sterk meer groeit
als in het verleden, kan dat tot knelpunten leiden, gelet op het grote aantal vragen dat wij op het col
lege afvuren, onze verzoeken om nota's en de snelheid die wij bij alles wensen. Ik heb al gezegd dat
het college maar eens wat fierder "nee" moet zeggen of bepaalde termijnen moet aangeven waarbinnen
zaken kunnen worden behandeld. Indien er problemen zijn op het gebied van de werkbelasting, behoren
die gewoon binnen het werkoverleg te worden opgelost. Als dat niet mogelijk is, zullen zij in het col
lege moeten worden gebracht. De medezeggenschapscommissie is het geëigende orgaan voor het signale
ren van dat soort dingen.
De heer Eijgelaar (weth.): Ik meen dat ik geen beter antwoord had kunnen geven.
Punten 30 t.e.m. 38.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wil iets zeggen met betrekking tot vraag 30, die het in dienst
hebben van lichamelijk gehandicapten betreft. In het antwoord tref ik onder meer de woorden aan: "Een
lichamelijk gehandicapte sollicitant wordt niet afgewezen alleen op grond van zijn handicap." Ik vind
dat een rare zin en ik kan mij niet voorstellen dat u werkelijk bedoelt wat daar staat. (De Voorzitter:
Het is in ieder geval wel een zin waarover wij lang hebben gepraat.)
De hear Jansma: Ik haw ek in fraech nei oanlieding fan punt 30. Der is in wet op komst om de 2%-
regeling to foroarjen yn in 5%-regeling. Yn it andert fan b. en w. stiet dat de amtners dy't lichaemlik
handikapt binne, net apart registrearre wurde, sadat it oanial net bikend is. Ik wol der even op wize
dat der, as dy wet der aenst is, wol hwat mear ynformaesje oer dizze groep amtners jown wurde moatte
sil.
Yn it andert fan b. en w. op dizze fraech stiet ek dat de mooglikheit fan bineaming fan in lichaem
lik handikapte yn in foarkommend gefal earnstich oerlein wurdt mei de bidriuwsdokter. Leverje de pen
sioenkeuringen, dy't hjirmei anneks binne, yn dit ramt ek noch problemen op?
Dan noch hwat oer punt 35, de "deeltijdarbeid". Yn de gearkomste fan de Kommisje foar it Wol we
zen kaem fori ine wike it forsyk oan de oarder om akkoart to gean mei it splitsen fan in funksje, dy't
oant dat momint troch ien persoan yn 40 uren dien waerd, yn twa funksjes mei foar eltse funksionaris 24
uren. Dat bitsjut dus yn totael 48 uren. Soks brocht finansieel nochal hwat konsekwinsjes mei, waerd
der sein. Der wienen twa arguminten om dochs op dy twa kear 24 uren to kommen. Yn it foarste plak is
it sa dat de iene funksionaris it wurk oerdrage moat oan de oare, hwermei't nochal in bilangryk oantal
uren forlern giet. Men soe hjir in fraechteken efter sette kinne. In oar argumint wie dat it IZA de forse-
kering net fan tapassing forklearret hwannear't men minder as 24 uren wurket. Hat dit fa konsekwinsje
dat, hwannear't wy nei dieltiidwurk geane foar twa persoanen, elts op syn minst 24 uren wurkje moat?
Ik haw advertinsjes sjoen mei banen foar 20 uren en yn dat ramt ropt ien en oar by my hwat fraechtekens
op.