14
uitgangspunt van ons beleid met betrekking tot deeltijdarbeid. Er moet worden gemotiveerd waarom een
functie niet in deeltijd kan worden verricht; de bewijslast daaromtrent ligt bij het diensthoofd. Ook
daaraan wordt door de afdeling Personeelszaken duidelijk aandacht geschonken. Als wordt gemotiveerd
dat een functie niet in deeltijd kan worden vervuld, wordt ook een nader advies door Personeelszaken
uitgebracht. Ik ben van mening dat dit punt inderdaad steeds weer moet worden aangekaart en dat daar
op regelmatig moet worden gewezen, evenals dat geldt voor de positieve discriminatie en alle andere
punten die wij in het kader van ons personeelsbeleid hebben opgenomen; ik kan u zeggen dat wij dat
ook doen. Binnenkort wordt gestart met een cursus van het CIVOB, ik meen op 24 november, waarbij
over de emancipatie in totaliteit met betrekking tot het personeelsbeleid en over deeltijdarbeid zal wor
den gesproken. Die cursus zal in vier of vijf afleveringen worden gegeven. Van de zijde van onze ge
meente hebben op ons verzoek van alle diensten en bedrijven mensen zich laten inschrijven. Over het
algemeen zijn de ingeschrevenen leden van de medezeggenschapscommissie en leidinggevenden van de
bedrijven en diensten. Wij zullen met ongeveer vijftig mensen aan de cursus deelnemen en wij verwach
ten dat deze mensen in hun eigen dienst of bedrijf datgene wat zij tijdens de cursus opsteken vertalen.
Zo proberen we ook op die wijze gestalte te geven aan het beleid zoals wij dat menen te moeten voeren
en zoals het u uit de stukken bekend is.
Ook mevrouw Wiel inga heeft gesproken over het werken in deeltijd, in welk verband zij heeft ge
vraagd of bij het aantrekken van leidinggevende figuren en diensthoofden dat punt aan de orde wordt
gesteld. Ik kan haar zeggen dat in het algemeen het personeelsbeleid met deze mensen wordt besproken,
dus niet alleen met de mensen die al in dienst zijn maar ook met de mensen die nieuw worden aange
steld. Het lijkt mij echter goed dat wij in de toekomst nog wat explicieter op een aantal wezenlijke
punten, zoals wij die de laatste tijd hebben gelanceerd - positieve discriminatie, deeltijdarbeid enzo
voorts -, ingaan bij sollicitatiegesprekken. In elk geval ben ik blij met de opmerkingen die zijn ge
maakt en wij zullen daaraan dan ook de nodige aandacht schenken. Voor zover tot nu toe daaraan nog
niet voldoende aandacht is gegeven, zal dat in de toekomst zeker wel gebeuren.
Mevrouw Otsen heeft gesproken over de positieve discriminatie, waarbij zij nog een stapje verder
is gegaan. Zij heeft gevraagd hoe kan worden bevorderd dat vrouwen meer gaan solliciteren. Ook dit is
een punt dat in de emancipatienota die binnenkort verschijnt aan de orde komt. Ik wil dan ook voor wat
dat punt betreft daarnaar verwijzen.
Voorts heeft mevrouw Otsen nog iets gezegd over Start en andere uitzendbureaus. Het is heel dui
delijk - daarover behoeft geen misverstand te bestaan - dat ook wij van mening zijn dat in de eerste
plaats moet worden geprobeerd via Start mensen aan te trekken. Mij is ten stelligste verzekerd dat dat
ook gebeurt en voor zover wij daarvan weet hebben is dat ook het geval. Een aantal malen kon Start
echter niet de gewenste krachten leveren - bij voorbeeld geroutineerde typistes -, zodat een beroep
moest worden gedaan op een ander uitzendbureau. Er behoeft evenwel geen twijfel over te bestaan dat
onze diensten en afdelingen in de eerste plaats mensen van Start proberen aan te trekken. Het kan best
zijn dat er weieens iets fout is gegaan, maar dat is mij op dit moment niet bekend. Als regel is dat ech
ter besl ist n iet het geva I
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
Punten 39 t.e.m. 43.
De heer Van den Eist: In het antwoord op vraag 43 stelt u in de eerste zin: "Een dergelijke korting
vindt niet plaats." Mijns inziens is dat antwoord niet correct, daar wij bij mijn weten in de raad een
regeling hebben vastgesteld voor ambtenaren die publiekrechtelijke functies vervullen, waarbij hun sa
laris wordt gekort voor zover die activiteiten in diensttijd worden verricht. Als dat juist is, kan de
vraag rijzen of wij niet met twee maten meten, mede gezien in het licht van het feit dat ook andere op
leidingen dan de Bestuursschool van belang moeten worden geacht, waarbij ik bij voorbeeld denk aan de
AAF, de SHF en de HTS, als instellingen die een behoorlijk potentieel aan ambtenaren afleveren. Ten
aanzien van een bepaald soort ambtenaren wordt al gekort en daarom heb ik de neiging te denken: ge
lijke monniken - gelijke ambtenaren -, gelijke kappen; dat zal mijns inziens dus voor een ieder moeten
gelden.
De heer Eijgelaar (weth.): Voor wat betreft de publiekrechtelijke functies waarover de heer Van
den Eist sprak is het inderdaad waar dat wij daarvoor een bepaalde regeling hebben die enige korting op
het salaris inhoudt. Dat is niet het geval met betrekking tot andere activiteiten van zeer beperkte om
15
vang, want daarover gaat het toch wel. Het gaat dan hoofdzakelijk om ambtenaren die les geven aan de
Bestuursschool, als regel gedurende niet meer dan enkele uren per week. Over het algemeen zijn dat
ambtenaren met de rang van referendaris of een hogere rang, mensen die - dat kunnen wij aannemen -
hun paadje bij de gemeente beslist wel schoon maken. Naar mijn stellige overtuiging hebben hun werk
zaamheden niet te lijden van het feit dat zij een paar uur les geven. Het zijn als regel ook mensen die
in dienst van de gemeente veel onbetaalde overuren verrichten. Als wij op hun salaris zouden korten,
zouden wij mijns inziens niet op de goede weg zijn. Wij doen dat dus ook niet.
De heer Van den Eist: Ik neem aan dat de wethouder niet heeft bedoeld te zeggen dat ambtenaren
met de rang van referendaris of een hogere rang hun paadje wel schoonvegen en dat anderen dat niet
doen, maar zo kwam het wel een beetje op mij over.
In de tweede plaats meen ik dat hij een aantal oneigenlijke argumenten heeft aangevoerd. Ik ga
ervan uit dat alle ambtenaren op hun eigen wijze hun best doen en daarom gaat het mijns inziens niet
aan met verschillende maten te meten. Ik wil dit punt dan ook onder condities claimen.
De heer Eijgelaar (weth.): Ik heb al gezegd dat dit hoofdzakelijk betrekking heeft op ambtenaren
die les geven op de Bestuursschool. Het gaat hierbij om een situatie die ook voor ons van belang is.
Mijns inziens is het voor de gemeenten van belang dat op de Bestuursschool mensen les geven die daar
voor de benodigde kwaliteiten hebben. Wij werken op deze wijze hieraan mee. Overigens kan ik zeg
gen dat dit punt ook landelijk in discussie is en dat het niet onmogelijk is dat er richtlijnen zullen ko
men die meer eenheid geven met betrekking tot dit onderdeel.
De heer Van den Eist: Ik blijf bij mijn eerdere uitspraken.
De Voorzitter: Wij nemen daarvan acte.
D. Huisvesting Gemeentelijke Diensten.
Punten 47 t.e.m. 51.
Mevrouw Zondag—Demes: Ik wil een opmerking maken naar aanleiding van vraag 48. In de Commis
sie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst is mij gebleken dat het pand Zuidvliet 12 eigenlijk helemaal
niet geschikt is als vergaderruimte. U kunt dit vinden in het verslag van de vergadering van de commis
sie van 11 september van dit jaar onder punt 3b. Als gevolg hiervan wordt het gebouw vrij weinig ge
bruikt. Het h uren van het pand kost 13.355,--. Ik wil u de volgende vragen stellen:
a. Hoe lang loopt het huurcontract nog?
b. Vindt u de bezettingsgraad van 30% niet erg laag?
c. Wordt erover gedacht dit gebouw af te stoten, bij voorbeeld na beëindiging van het huurcontract?
De heer De Jong: Ik wil iets zeggen met betrekking tot vraag 49. De huisvesting waarom het daar
gaat blijkt niet op korte termijn te kunnen worden verwezenlijkt. Wanneer kunnen wij voorstellen hier
omtrent verwachten? U zegt in het antwoord alleen maar dat wij die op vrij korte termijn tegemoet kun
nen zien. (De heer Ten Brug (weth.): Op 24 november.)
De Voorzitter: Ik wil eerst ingaan op wat mevrouw Zondag over het pand Zuidvliet 12 heeft gezegd,
/eer recentelijk is ons gebleken, naar aanleiding van het verslag dat mevrouw Zondag noemde, dat dit
pand nauwelijks wordt gebruikt en dat het ook als minder geschikt wordt gekwalificeerd. Mijns inziens
moet dit ertoe leiden dat wij ons in het college, uiteraard in overleg met de heer De Boer, bezinnen op
de vraag of wij niet beter afstand kunnen nemen van dit pand. Ik ben het ermee eens dat wij niet zo'n
groot bedrag moeten uitgeven voor een gebouw waarin nauwelijks iets gebeurt. Ik zeg u dan ook toe dat
dit punt in het college alle aandacht zal krijgen en dat wij er met elkaar over zullen spreken. Helaas
kan ik op dit moment niet zeggen hoe lang het contract nog loopt. Uiteraard zullen wij dat contract in
acht moeten nemen. Ik kan echter nu al zeggen dat het vast geen contract zal zijn waaraan wij nog ja
ren vast zitten, want wij huren niet het hele gebouw en in dat soort gevallen worden nooit zeer langlo
pende contracten gesloten.
De heer De Jong heeft gesproken over de Sint Jacobsstraat. Ik moet u zeggen dat ik er heel weinig
vertrouwen in heb dat in de Sint Jacobsstraat zal worden gebouwd. Dat betekent dat wij op 1 april 1982
de grond weer beschikbaar krijgen; dat staat in het contract. In de tussenfase kunnen wij niets doen. Te
zijner tijd zullen wij ons moeten beraden op de vraag wat daar moet gebeuren. Het is u bekend dat wij