22 23 geval kan men ervan verzekerd zijn dat deze kwestie onze aandacht heeft. Ook wij vinden het droef dat de gang van zaken niet anders is geweest dan wij nu met elkaar moeten constateren. Mevrouw Van der Werf heeft een ander aspect aangesneden, dat zij inderdaad ook in de Commissie Een goede raad aan de orde heeft gesteld. Binnen afzienbare tijd - u kunt van mij aannemen dat dit niet ongelimiteerd zal worden uitgesteld - zullen wij twee dingen moeten doen. Op korte termijn zullen wij wellicht moeten proberen te bereiken dat een en ander soepeler en vlotter kan verlopen en op wat langere termijn zullen wij de aspecten onder ogen moeten zien die mevrouw Van der Werf heeft ge noemd. Ik ben het met haar eens, wat ik in de Commissie Een goede raad ook kenbaar heb gemaakt. Helaas zijn er nogal wat dingen die wij op korte termijn zouden willen realiseren, wat echter niet mo gelijk is. Ik geef u evenwel de verzekering dat deze zaak alle aandacht heeft. Ik wil hierbij vermelden dat wij op dit punt een handicap hebben, waardoor alles tegen loopt. Al vrij lange tijd kan de heer Kuipers om gezondheidsredenen niet volledig functioneren, terwijl een andere medewerker van de afde ling Voorlichting een baan bij een andere gemeente heeft gekregen, waardoor de heer Van der Hoek er momenteel in feite alleen voor staat. Hij heeft wel goede assistentie gekregen van iemand die tijdelijk hand- en spandiensten kan verrichten, maar die kan er niet zonder meer in stappen en een deel van de taak overnemen. Wij hebben inmiddels een nieuwe kracht aangesteld die naar ik hoop op 1 januari kan beginnen, maar er zal nog wel wat meer moeten gebeuren. U kunt echt van mij aannemen dat ik er alles aan zal doen - dit gedeelte behoort tot mijn portefeuille - om op korte termijn in dezen tot verbete ringen te komen Mevrouw Van der Werf: Ik wil hierop toch nog even ingaan. Ik beweer niet dat de huidige ambtena ren het niet goed zouden doen of dat zij meer moeten doen, maar het gaat er mij om dat de raad dient te worden betrokken bij de discussie over de vraag hoe het beste kan worden gehandeld. Wij hebben ooit gesteld dat er een informatiecentrum moet komen, maar voorlopig komt dat er niet; dat is duidelijk. Wij kunnen echter wel praten over de vraag wat er in de tussentijd kan gebeuren. Kunnen we bij voor beeld gebruik maken van filialen van de bibliotheek, van wijkcentra en dergelijke voor het inrichten van voorlichtingsstands? Over dat soort dingen zal ik graag als raadslid meepraten. U zegt dat deze zaak de aandacht van u en van de overige collegeleden heeft, maar hoe wordt de raad hierbij ingescha keld? Komt dit punt nu werkelijk in de werkgroep public relations aan de orde en zal er ook in de Com missie Een goede raad over worden gesproken en zo ja, wanneer? Gelet op het programma voor die commissie zal dat pas over twee jaar mogelijk zijn en dat vind ik te laat. Het lijkt mij daarom goed dat de werkgroep public relations zich hiermee gaat bezighouden. De heer De Jong: Ik meen dat wij op het ogenblik met elkaar een denkfout maken, want public re lations is duidelijk iets anders dan voorlichting. Datgene wat mevrouw Van der Werf bedoelt betreft niet public relations maar voorlichting. U deelde mee dat er een ambtenaar is vertrokken en u doelde daar mee op een ambtenaar van de afdeling Voorlichting en niet op een ambtenaar van een, overigens niet bestaande, afdeling public relations. Ik meen dat public relations nog steeds bezig is met het maken van een studie met betrekking tot de vraag wat er moet gebeuren om Leeuwarden te promoten. Mijns inziens is men alleen nog maar wat aan het stoeien met de een of andere drukker. Kunt u ons vóór 15 december een nota toezeggen... De Voorzitter: Oh nee! Ik kan u nu al zeggen dat wij vóór 15 december geen nota kunnen uit brengen; we moeten er geen gekheid van maken. Verder moeten wij geen twee dingen door elkaar ha len. De commissie die is ingesteld heeft een bepaalde taak en gaat daarmee door. De kwestie die me vrouw Van der Werf heeft aangesneden is niet primair een punt voor die commissie. Dat punt zal nog wel de aandacht moeten hebben; wij hebben er al even over gesproken in de Commissie Een goede raad. Ik wil wel zeggen dat datgene waarover u spreekt vrij veel geld kost. Wij zullen eerst maar eens moeten vaststellen hoeveel wij daarvoor over hebben, waarna wij het in het beleidsplan kunnen inpassen. Het idee omtrent de voorlichting vinden wij bepaald niet waardeloos, maar helaas hebben wij u moeten voorstellen voorlopig daarvan afstand te doen, louter en alleen uit financiële overwegingen; laten wij ons daarvan goed bewust zijn. Mevrouw Van der Werf heeft nu een paar suggesties gedaan, maar ook die kosten nogal wat. Wij zullen eerst maar eens ten principale moeten discussiëren over de vraag of wij ertoe bereid zijn in het beleidsplan een aanzienlijk groter bedrag voor de voorlichtingsproblematiek uit te trekken. De vraag wie een en ander moet aanpakken is dan een kwestie van uitwerking. Het pro bleem dat u nu aan de orde stelt staat mijns inziens los van de commissie die onder voorzitterschap van wethouder Eijgelaar staat. Hiermee kom ik meteen bij de opmerkingen die de heer De Jong heeft ge maakt. Er deden zich op dat terrein mankementen voor, waarover in het verleden ook allerlei opmer kingen vanuit de raad zijn gemaakt. Het was duidelijk dat wij op het gebied van public relations in Leeuwarden tekort schoten. Over dat probleem beraadt de commissie zich. Mevrouw De Jong heeft iets gezegd over het briefpapier. Ik kan haar zeggen dat niet alleen ander briefpapier is ingevoerd bij afdelingen waar het oude toevallig op was. Misschien zal op kamers die vrij ver van het centrum af liggen nog wel eens oud briefpapier worden gebruikt, maar wij hebben algemeen nieuw briefpapier ingevoerd, waarop de gewenste gegevens zijn vermeld; inmiddels is dat ook in om loop. Mevrouw Van der Werf: Ik wil de kwestie van het budget voor voorlichting en de besteding daarvan onder voorbehoud aanhouden tot de plenaire zitting. De Voorzitter: Kunt u er niet mee akkoord gaan dat wij eerst als commissie hierover nog eens pra ten? Ik ben van mening dat eerst de Commissie Een goede raad over dit kardinale probleem dient te spreken. (Mevrouw Van der Werf: Op welke termijn komt het dan hier weer op tafel? Dat is het punt.) Ik wil u toezeggen dat het voor die commissie op de agenda zal worden geplaatst. U kunt dit punt rustig claimen, maar u zult in de raad niets anders horen dan de toezegging dat het in de Commissie Een goede raad zal worden besproken. Ik wil dus toezeggen dat wij dit onderwerp in een van de eerstvolgende ver gaderingen van de Commissie Een goede raad aan de orde zullen stellen, waar we er een principiële discussie over zullen kunnen voeren. Wij zullen dan de vraag aan de orde stellen of er in het beleids plan meer middelen moeten worden uitgetrokken voor de voorlichting. Daarover zullen wij in de eerste plaats ernstig met elkaar moeten praten. Mevrouw Van der Werf: Ik wil dit punt toch wel graag aanhouden, want ik wil de mogelijkheid openhouden om bij de behandeling van dit beleidsplan ten aanzien hiervan voorstellen te doen. Mevrouw De Jong: Ik wil nog even op vraag 77 terugkomen. Binnen de commissie hebben wij onder andere over briefpapier gesproken, maar nu blijkt dat die kwestie inmiddels is opgelost. Hieruit blijkt dat de commissie een stuk werk heeft verzet dat in feite niet hoefde te worden verzet. De Voorzitter: Er moeten natuurlijk ook misverstanden zijn, want anders zouden we niets meer heb ben om over te praten! In het antwoord staat dat inmiddels duidelijker op het briefpapier is aangegeven hoe men de mensen kan bereiken en dergelijke. In de Commissie voor de public relations is de vraag aan de orde geweest of wij niet op heel ander papier zouden moeten overgaan, zoals dat ook door bedrijven wordt gebruikt, waarop op opvallende wijze is aangegeven wat Leeuwarden allemaal wil. PAR. 2. BELEIDSSECTOR OPENBARE VEILIGHEID. A. Politie. Punten 80 t.e.m. 84. Mevrouw Willemsma—de Jong: In vraag 81 wordt gesproken over het jaarverslag, waarin wij kunnen lezen dat er volgens de waarnemingen van de politie geen sprake is van toename van de kleine crimina liteit. Er wordt echter ook verondersteld dat er niet altijd aangifte wordt gedaan. De burgerij klaagt nogal eens en ook de rapporten van de politie, waarvan wij in de pers verslagen kunnen lezen, liegen er niet om. In het parlement is eveneens over dit onderwerp gesproken, waarbij men heeft gepleit voor meer aandacht voor de kleine criminaliteit. Tevens is gesproken over uitbreiding van het politie-appa- raat. Is bekend of er in Leeuwarden een uitbreiding van het personeel bij de politie kan worden ver wacht en wordt er een speciale studie gemaakt met betrekking tot de vraag hoe de kleine criminaliteit hier moet worden aangepakt? Ik wil nog een ander punt aan de orde stellen, eveneens naar aanleiding van het jaarverslag. Ik heb ergens gelezen dat in het kader van de energiebesparing bij de politie zou worden bespaard op het benzineverbruik. Betekent dit dat men minder zal surveilleren en zo ja, hoe wordt daarvoor dan een op lossing gevonden? Ik weet overigens niet of deze informaties juist zijn; ik meen dat ik die uit de pers heb vernomen De heer Geerts: Wat ik wil zeggen betreft eveneens vraag 81De vraag is gesteld of het niet zinvol zou zijn het jaarverslag van de politie, voorzien van uw commentaar, jaarlijks in de plenaire zitting van de raad aan de orde te stellen. De achtergrond van deze vraag is de sterke behoefte die binnen on ze partij wordt gevoeld om de gemeenteraad sterker dan nu misschien het geval is bij het politiebeleid te betrekken. Die behoefte is hier op locaal niveau aanwezig, maar zij is ook landelijk uitgesproken. U

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 33