24 stelt dat de verslagen van alle andere diensten toch ook niet in de raad aan de orde komen; zij worden aan de raadsleden toegezonden, maar verder niet besproken. U meent dat met het jaarverslag van de politie hetzelfde kan blijven gebeuren, maar mijns inziens gaat dat wat voorbij aan de specifieke posi tie die het politiebeleid in de gemeente inneemt. Vervolgens wijs ik erop dat over de andere beleids sectoren in voldoende mate in de raad wordt gesproken. In verband met die andere beleidssectoren wor den regelmatig punten aan de orde gesteld, maar met betrekking tot de politie gebeurt dat nooit. Mijns inziens zou daarin de rechtvaardiging kunnen liggen om eens per jaar in pleno over het beleid dat u ten aanzien van de politie voert te praten. De suggestie die in de vraag is neergelegd voor de wijze waarop dat zou kunnen gebeuren lijkt mij erg zinvol. Mevrouw De Jong: Ik wil die suggestie graag ondersteunen. Mevrouw Van der Werf: Ook ik vind het een uitstekende suggestie. Wij vinden het belangrijk dat in de raad niet alleen naar aanleiding van bij voorbeeld brieven over relletjes of conflicten wordt gepraat, maar dat in de voltallige raad de burgemeester verantwoording aflegt over het door hem gevoerde poli tiebeleid, terwijl de raad tevens in staat moet worden gesteld zijn mening over dat soort zaken kenbaar te maken aan de burgemeester. Juist nu er hele discussies worden gevoerd over de rechtsorde en de handhavende rol van de politie daarbij, vinden wij het belangrijk dat over die onderwerpen in alle openbaarheid kan worden gediscussieerd, zodat er ook sprake kan zijn van politieke controle op de po litie. Vraag 82 hangt hiermee eigenlijk samen. Wij hebben gevraagd of de Commissie voor Openbare Or de in openbaarheid kan vergaderen. Al veel vaker hebben wij gesteld dat wij het belangrijk vinden dat niet alleen een aantal ingewijden bij het politiebeleid wordt betrokken, maar dat het hele politiebeleid inzichtelijk wordt voor veel meer mensen. Wij vinden het daarom ook van belang dat de commissie in het openbaar vergadert. Het vorig jaar is in september afgesproken dat na een jaar, dus in september 1980, de Commissie voor Openbare Orde opnieuw zou bekijken of zij wel of niet in openbaarheid zou gaan vergaderen, aangezien de leden van die commissie dan meer zicht op het functioneren van de commissie zouden hebben en tevens op de mogelijkheden en onmogelijkheden. Bovendien zou er een rapport van de Commissie Een goede raad op tafel liggen, dat er echter nu nog niet ligt. Voor mij is dat echter geen reden om dit punt nu niet opnieuw aan te kaarten. U hebt al diverse malen uitgesproken dat u niet degene bent die hierover beslist en dat er morgen al in openbaarheid kan worden vergaderd als de raad dat wilDat is natuurlijk waar, maar ik ben toch ook van mening dat de opvatting van de burge meester voor deze discussie zeer bepalend is. Ik hoor dus graag of u voor het in openbaarheid vergade ren van deze commissie bent. De Voorzitter: Ik wil beginnen met de opmerkingen van mevrouw Willemsma. Zij heeft in het jaar verslag van de commissaris van politie gelezen dat men in vergelijking met de twee laatste jaren geen toename van de kleine criminaliteit heeft geconstateerd. Gelet op hetgeen hieromtrent van elders be kend is heeft zij daarover enige twijfels, als ik haar goed heb begrepen. Ik moet u zeggen dat het erg moeilijk is op haar vragen daarover een exact antwoord te geven. De politie vergelijkt de aantallen ge vallen waarin men is opgetreden. Omtrent de vraag hoe de ontwikkeling van de kleine criminaliteit zich in werkelijkheid verhoudt tot die van de laatste jaren bestaan geen gegevens. Dat geldt niet alleen voor Leeuwarden, het doet zich overal voor. Met name op het terrein van de kleine criminaliteit zal er heel wat gebeuren waarvan de politie niet op de hoogte is. Men mag daarom geen te absolute conclusies trekken uit datgene wat de commissaris van politie rapporteert over vergelijking van cijfers die men heeft gegeven op grond van geconstateerde overtredingen. Het kan dus best zijn - ik stel niet dat het zo is - dat het aantal gevallen dat de politie op dat terrein heeft gesignaleerd geringer is dan het aantal van het vorig jaar, terwijl de facto het aantal gepleegde overtredingen in omvang is toegenomen. Ik moet zelfs zeggen dat het laatste zeer waarschijnlijk is. Inderdaad hebben bewindslieden in de Kamer gezegd - ik meen dat met name minister De Ruiter dat heeft gedaan - dat er extra aandacht aan de kleine criminaliteit moet worden geschonken. Dat zijn var die prachtige uitspraken, maar het zou erg prettig zijn als hij er ook bij zou zeggen wat wij minder mo gen doen. Men doet ook van die zijde niets aan uitbreiding van de sterkte van de corpsen en daarom moet ik stellen dat dat soort uitspraken nogal theoretisch zijn. Ik vind het jammer dat te moeten consta teren, maar het is wel zo. Wij worstelen hiermee zelf ook; dit is een kwestie van het stellen van priori teiten. Wij hebben een lange fase meegemaakt waarin de politie datgene aanpakte wat werd gesigna leerd, of het nu om kleine criminaliteit ging of om zwaardere problemen. Vroeger maakte de politie er zelfs werk van als er een portemonnaie werd gestolen. Nu moet men mijn woorden ook weer niet inter preteren in die zin dat de politie er niets aan doet wanneer er een portemonnaie wordt gestolen; dit is 25 maar een voorbeeld. Aan veel dingen kan de politie niets doen, omdat zij niet over voldoende mensen beschikt. Het geweldige probleem waarvoor wij staan met betrekking tot het politiebeleid is het stellen van prioriteiten, met name het bewust stellen van prioriteiten. Als dat niet gebeurt is de praktijk dat de politie zelf prioriteiten gaat stellen. Wij zijn hiermee bezig, al is het moeizaam werk. Wij proberen ook in Leeuwarden duidelijker dan in het verleden prioriteiten te stellen. In het tripartite overleg is de ze kwestie ook regelmatig in discussie. In de Commissie voor Openbare Orde heb ik toegezegd dat wij, zodra wij enige lijn naar voren kunnen brengen, dit onderwerp ook in die commissie ter discussie zullen stellen. Ik heb dat toegezegd en die toezegging zal ik gegarandeerd nakomen. Op de vraag of er uitbreiding van het pol itie-apparaat kan worden verwacht heb ik hiermee meteen een antwoord gegeven. Wij hebben al jaren geen uitbreiding gekregen. Zojuist heb ik een brief van de minister van Binnenlandse Zaken gekregen, waarin is meegedeeld dat de ene man die wij nog steeds ex tra hadden en waarom wij regelmatig hebben gesoebat, met ingang van 1 januari 1981 zal moeten ver trekken. Ik heb een brief teruggeschreven waarin ik er met klem op heb aangedrongen daartoe niet over te gaan, omdat wij zelf ook nog een paar mensen boven de sterkte hebben. Zoals u weet hebben wij daarvoor geen geld meer; dat staat in het beleidsplan. U moet er dus van uitgaan dat in de eerstkomende jaren de politiesterkte niet zal worden uitgebreid, maar dat er juist een aantal mensen zal vertrekken. De man die nu door Binnenlandse Zaken wordt toegestaan wordt nu ook teruggetrokken; wij weten dat men ook op dat ministerie moet bezuinigen. Al dat soort dingen worden aangepakt, wat men niet onmid dellijk in de krant kan lezen. Wij moeten, gedwongen door onze eigen financiële situatie, de mensen die wij nog steeds boven de sterkte hebben - in het verleden is daarvoor een bepaald patroon vastge steld - laten vertrekken. Ik kan u verzekeren dat wij daarmee bepaald moeite hebben. U moet ook be slist niet de illusie hebben dat er de komende jaren meer mensen bij zullen komen. Niettemin zeggen de ministers op politieke vergaderingen, ook in Leeuwarden, dat zij doorgaan met het uitbreiden van de sterkte van de politie. U moet dan toch niet denken dat zij jokken, want zij geven wel een aantal grote gemeenten wat extra mensen voor specifieke taken, bij voorbeeld om arrestatieteams te kunnen formeren. Voor het overige doet men niets aan uitbreiding van de politiesterkte. Corpsen als het onze en ook gro tere hebben zo'n jaar of vijf, zes geleden voor het laatst mensen erbij gekregen. Er is niet één symp toom, niet één aanwijzing - u weet dat ik in Den Haag nogal eens deelneem aan centrale gesprekken over dit onderwerp - waaruit wij kunnen afleiden dat er in de komende jaren uitbreiding kan worden verwacht. Door de financiële situatie van het rijk zijn de vooruitzichten zelfs nog ongunstiger gewor den. Er is onlangs nog een circulaire binnengekomen over overwerkvergoeding. Dit is een kwestie waar mee de rijkspolitie momenteel nog worstelt. Met de commissaris heb ik hierover al een heel gesprek ge had. Ik kan u zeggen dat wij hiermee geweldig in onze maag zitten. Wij zullen aanzienlijk minder geld krijgen, gebaseerd op de overuren; ik geef het je te doen! Een van de raadsleden heeft eens gevraagd of er niet wat meer mensen van de politie op straat zouden kunnen lopen, maar uiteraard kan dat niet; dat aantal zal integendeel juist moeten worden verminderd. Ik geloof ook niet dat ik bij uw raad moet aan komen met het voorstel om voor de politie meer geld uit de eigen middelen beschikbaar te stellen. In middels hebben wij als college de principiële beslissing genomen dat de politie vanaf 1981 quitte moet lopen; men moet met de doeluitkering de politietaak uitvoeren. Wij moeten op allerlei manieren bezui nigen en wij zijn het erover eens - tussen de wethouders en mij bestaat daarover ook geen verschil van mening - dat wij voor wat de politie betreft met de doeluitkering moeten uitkomen. Dit impliceert dat de circulaire van Binnenlandse Zaken tot aanzienlijk minder verhogingen moet leiden; u kunt net zo goed als ik uitrekenen welke gevolgen dit heeft. Het betekent dat er minder politie op straat zal kunnen verschijnen en dat er minder taken zullen worden uitgevoerd; ik wil daar niet omheen draaien. Ik weet niet waar mevrouw Willemsma het vandaan haalt dat er op het benzineverbruik zal worden bezuinigd. Overigens zal natuurlijk wel ergens op moeten worden bezuinigd en je kijkt dan in de eerste plaats naar de variabele kosten. Ik kan zeggen dat de patrouillewagens al jaren op gas rijden, met name uit financiële overwegingen. Verder ga ik ervan uit dat er over enige tijd - ik weet nog niet wanneer - minder zal kunnen worden gesurveilleerd. Dit is een wat droeve mededeling, maar zo ligt het toch wel. Overigens zullen anderen vanwege deze mededeling misschien juist de vlag uitsteken; het hangt ervan af van welke zijde je de wereld bekijkt. Ik wil vervolgens ingaan op het meer principiële punt van discussies over de politie in de raad. Als de raad het op prijs stelt om eens per jaar in het openbaar een principiële discussie te voeren over het politiebeleid, zeg ik zonder meer toe dat dat zal gebeuren; ik heb daarmee geen enkel probleem. Ik moet u echter wel zeggen dat ik het weinig zinvol vind die discussie te voeren aan de hand van het jaarverslag. Het lijkt mij zinniger dat ik met de Commissie voor Openbare Orde overleg pleeg over de wijze waarop die discussie het best kan plaatsvinden. Ik kan mij voorstellen dat er ten behoeve van zo'n discussie een nota wordt opgesteld, waarin enkele hoofdpunten aan de orde komen die leven of spelen;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 34