26 dat lijkt mij een zinvoller methode dan het hier aan de orde stellen van dat boekwerk met al die gege- I vens. De eerste aanzet tot een dergelijke discussie zou kunnen zijn de beleidsnota over de politie die wij momenteel opstellen en waarover u in de stukken hebt kunnen lezen. Wij hebben de afspraak ge maakt - ik hoop dat wij die kunnen realiseren - dat die nota in de eerste helft van het volgend jaar ge- I reed komt. Het lijkt mij een bijzonder goede start dat wij aan de hand van die nota, een beleidsnota over het politiegebeuren in Leeuwarden, een openbare discussie houden. Wij zouden dan in volgende jaren die discussie eenmaal per jaar kunnen vervolgen aan de hand van een nota, over de samenstelling I waarvan ik met de Commissie voor Openbare Orde best overleg wil plegen. Als door gebrek aan man kracht de beleidsnota niet in het eerste halfjaar van 1981 gereed kan zijn, behoeft dat niet te beteke- I nen dat er dan ook geen openbare discussie kan plaatsvinden. Wij zullen ons dan in de Commissie voor I Openbare Orde beraden over de vraag aan de hand van welke punten of gespreksnotitie een discussie kan worden gevoerd. Ik kan u zeggen dat er bij ons zelf geen aarzelingen bestaan voor wat betreft de opstelling van de beleidsnota. In de stukken hebt u ook iets kunnen lezen over een stafbureau. Het is geen gevolg van onwil van onze kant als de beleidsnota niet in de eerste helft van het volgend jaar ge- I reed is. Het opstellen van zo'n nota is geen sinecure en wij worstelen met het probleem dat de man kracht naast het bestaande werk aan die nota zal moeten werken. Die beleidsnota komt er in elk geval, I maar ik durf niet met zekerheid te stellen dat dat al in het eerste halfjaar van 1981 zal gebeuren. Ho- I pel ijk kunt u ermee instemmen dat wij dan aan de hand van een gespreksnotitie op een nader af te spre- I ken datum een discussie over het politiebeleid in de raad zullen voeren. Mevrouw Van der Werf heeft gesproken over de kwestie van openbaarheid van de vergaderingen van I de Commissie voor Openbare Orde. Het is mevrouw Van der Werf bekend dat dit soort aspecten in de Commissie Een goede raad aan de orde zijn gesteld. Voor het aflopen van de zittingsperiode van deze raad zal er een volgende nota van de Commissie Een goede raad worden uitgebracht, die de totale pro- I blematiek inzake raden en commissies zal betreffen. Ik ben van mening dat dit aspect daarvan onderdeel I zal moeten uitmaken. In de Commissie Een goede raad zullen wij mijns inziens nader moeten analyseren I wat wij op dat punt moeten doen. Wij hebben afgesproken - wij zullen dat ook waarmaken - dat in deze I zittingsperiode nog een aantal problemen omtrent het totale functioneren in de raad aan de orde zal ko- 1 men De heer Geerts: Ik ben blij met uw toezegging. Punten 85 t.e.m. 91. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil een vraag stellen over de gedragswetenschappelijk mede werker bij de politie, waarover wordt gesproken in de vragen 87 en 88. Nadat deze medewerker een poosje aan het werk is geweest heeft hij gevraagd of hij zou kunnen beschikken over video-apparatuur, I die 10.000,-- zou moeten kosten. Vanwege de bezuinigingen is echter in de begroting een bedrag van I 3.000,opgenomen. Aangezien de apparatuur niet in onderdelen kan worden aangeschaft, lijkt mij dit geen erg praktische oplossing; die leidt ertoe dat de gewenste video-apparatuur pas over drie jaar kan worden aangeschaft. Kan hiernaar nog eens worden gekeken? In het antwoord op vraag 88 wordt voorts gesproken over het aanstellen van een jurist en een poli- I tiefunctionaris. Bent u voornemens daarvoor nu al mensen aan te trekken? Gelet op wat u zojuist hebt gezegd vermoed ik dat niet, maar uit het antwoord op de vraag kan ik dat niet opmaken. Ik wil vervolgens nog een opmerking maken over het stafbureau. Ik moet u zeggen dat ik daar nogal I vreemd tegenaan kijk, aangezien dit de verticale structuur waarvan bij de politie sprake is nog ver sterkt. Ik geloof daarom dat deze aanpak eigenlijk niet goed is, al weet ik ook niet hoe het anders zou I moeten. Ik houd er niet zo erg van als er weer een koepel boven een koepel wordt gevormd; er moet mijns inziens juist van de basis worden uitgegaan, van de doodgewone agent die op straat loopt. Ik zie I dus niet erg veel in een stafbureau. Misschien zult u straks antwoorden dat het beter is dit moeilijke or- I derwerp nader te bespreken in de commissie en daarmee kan ik dan ook wel akkoord gaan. Niettemin wilde ik deze opmerking plaatsen, omdat mijns inziens moet worden gewaakt voor een verheviging van de verticale structuur. De heer De Jong: Ik wil graag de vragen 85 en 86 koppelen en daarbij betrekken de woorden die u zo'éven hebt gesproken. In het antwoord op vraag 86 stelt u: "Het ware wenselijk, dat op vrijdag- en zaterdagavonden meer personeel in dienst was. Zojuist hebt u al gezegd dat u over dat extra personeel I in het geheel niet beschikt. De politie kent echter een ploegensysteem, waarbij op maandag evenveel mensen aan het werk zijn als op vrijdag. Ik vraag mij daarom af of dat ploegensysteem niet zodanig zou I zijn te hanteren dat op vrijdag meer mensen aan het werk zijn dan op maandag. U zegt in het antwoord I 27 dat op de meeste vrijdag- en zaterdagavonden ongeveer de helft van het totaal in dienst zijnde perso neel in het Posthuis aanwezig was. Gelet op het aantal mensen dat in het weekend in dienst is, schrik je daar toch wel van. Vandaar dat ik u met klem verzoek te overwegen of het ploegensysteem zodanig kan worden gehanteerd, dat er op maandag en dinsdag wat minder mensen in dienst zijn en op vrijdag, zaterdag en zondag meer. Overigens ben ik mij bewust van het gestelde in het antwoord op vraag 86 omtrent onregelmatige diensten en vrije zaterdagen en zondagen. Het komt evenwel wat vreemd op mij over dat op de rustige dagen evenveel personeel op het bureau aanwezig is als op de drukke dagen. Ik verzoek u dan ook met klem met de functionarissen op de Holstmeerweg dit punt nog eens te bezien. De heer Van den Eist: Ik wil nog even ingaan op datgene wat u in antwoord op eerdere vragen hebt gezegd, waarbij u constateerde dat de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie in feite de aanbe velingen van het rapport over de sterkte uitvoeren, behoudens ten aanzien van de grote steden, wat in houdt dat de sterkte wordt bevroren. Gelet op het door u gestelde dat de politie eigenlijk over te wei nig mensen beschikt, vraag ik mij af op grond van welke overwegingen u vier of vijf manjaren in feite wilt onttrekken aan direct operationele taken. Ik vraag dit mede in het licht van uw antwoord op vraag 92, waarin u spreekt over beperkte beschikbaarheid van personeel en dergelijke. Welke afweging is in dezen gemaakt? Aan de ene kant stelt u dat u over veel te weinig mensen beschikt, maar aan de andere kant kiest u heel doelbewust voor een sportinstructeur en daarmee voor vermindering van het aantal di rect operationele uren. Ik zal graag horen welke overwegingen daaraan ten grondslag hebben gelegen. Overigens ben ik met u van mening dat aan de normaal te stellen eisen aan functionarissen moet worden voldaan, of het nu gaat om functionarissen bij de politie of om functionarissen van andere afdelingen, waarbij moet worden gedacht aan continuering van de opleiding, bekwaamheden en actualisering van een aantal zaken als cursussen en dergelijke. Gelet echter op het verhaal dat u hebt gehouden neem ik aan dat aan uw keuze een zeer zware afweging ten grondslag zal hebben gelegen. De heer Pruiksma: Naar aanleiding van het antwoord op vraag 86 en tegen de achtergrond van dat gene wat u zojuist over de politie, met name over de sterkte, hebt opgemerkt, wil ik uw aandacht vra gen voor een artikeltje in de krant van vandaag. In dat artikeltje staat dat de politie vrijdag drie fiet sen naar het bureau heeft meegenomen, die met kettingen aan parkeermeters op het Stationsplein waren vastgemaakt, waardoor de Markt- en Havendienst de parkeermeters niet kon legen. Ik meen hieraan een tweetal conclusies te kunnen verbinden: bf er is een personeelsoverschot bij de politie bf het aantal rug klachten bij het Markt- en Havenbedrijf ligt boven het landelijk gemiddelde. Ik zou mij kunnen voor ste i en dat er, gelet op de situatie waarin wij thans verkeren, een andere prioriteitenstelling bij de po litie mogelijk moet zijn. Mevrouw Van der Werf: Ik wil graag nog even teruggaan naar vraag 84, die de klachtenprocedure betreft. In die vraag wordt gesproken over het onderzoek dat is ingesteld door het Instituut voor Toege paste Sociologie naar het ontstaan van klachten over het optreden van de politie. Bij dat onderzoek is ook het klachtendossier van de gemeentepolitie van Leeuwarden doorgelicht. In het rapport wordt ge concludeerd dat de klachtenprocedure in Leeuwarden weinig waarborgen biedt, noch voor de klager noch voor de aangeklaagde politieman. Er staat in dat de behandeling van klachten in Leeuwarden niet via een dienstorder of via een schriftelijke instructie is vastgelegd. De procedure die bestaat is alleen via mondelinge afspraken geregeld, is uiterst summier en heeft ook alleen betrekking op schriftelijk in gediende klachten. Voor de afhandeling van mondelinge en telefonische klachten bestaan in het geheel geen instructies. Ik zal niet alles citeren wat in het rapport over de Leeuwarder klachtenprocedure is vermeld, want hieruit blijkt mijns inziens al duidelijk dat, ondanks het feit dat wij een poging hebben gedaan om in ieder geval iets te formuleren met betrekking tot de behandeling van klachten, aan de procedure daarvoor toch nog wel het een en ander mankeert. Met name is die procedure nog niet vol doende bekend bij de bevolking, wat mijns inziens bepaald aandacht behoeft. U zegt vaak in de Com missie voor Openbare Orde dat het feit dat er zo veel klachten komen wijst op de nodige bekendheid met deze procedure. In het rapport komt naar voren dat met het nodige voorbehoud wel kan worden ge steld dat de klagers tot een bepaalde maatschappelijke groep behoren, namelijk tot de groep van mensen die de weg weten, terwijl degenen die veel met de politie in aanraking komen daartoe nu juist niet be horen. Ik wil ervoor pleiten dat wij de hele klachtenprocedure nog eens goed onder de loep nemen. Ik vind een goede procedure belangrijk, omdat de klachten een inzicht geven in een aantal aspecten van hef functioneren van de politie en ook omdat een goede procedure waarborgen biedt voor een serieuze afhandeling van de klachten, hetgeen de image van de politie alleen maar ten goede kan komen. Er zal een landelijke regeling komen, maar voor zover ik het kan overzien - wij hebben de stukken daarover in de Commissie voor Openbare Orde besproken - zal die regeling wel een breed kader bieden doch ze-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 35