J3
32
De Voorzitter: Naar aanleiding van de eerste vraag wil ik zeggen dat naar mijn indruk de verkie
zingen hierbij geen rol spelen. Gelukkig gebeurt er voor wat betreft het plakken en kalken op dit mo
ment niet al te veel. Er is een periode geweest waarin men wel erg flink bezig was. Tot dusverre hebber
wij het standpunt ingenomen dat het geki ieder en geplak weer ongedaan moet worden gemaakt, maar er
zijn heel wat steden waar dat niet meer mogelijk is. Wij hebben de indruk dat wij, wanneer wij daar
mee ophouden, een stuk verloedering in de hand werken waarover wij ons met elkaar zorgen moeten ma
ken. Ik hoop dat men dat soort activiteiten zo veel mogelijk zal nalaten, want ik zie ook echt niet in
welke dienst men de gemeenschap bewijst met het volkliederen en beplakken van muren. De bedragen i«
verband met het schoonmaken vertonen een stijgende lijn in verband met het feit dat er de laatste jaren
nogal wat is gebeurd.
Op de vraag van mevrouw Van der Werf wanneer de plakborden zullen komen kan ik zeggen dat de
opdracht hieromtrent is gegeven aan Openbare Werken en het krediet beschikbaar is gesteld. Ik vind hel
ook jammer dat die dingen er nog niet staan, maar zij zullen wel spoedig komen, want de opdracht is al
enige tijd geleden uitgegaan. Ik zal hiernaar informeren.
B. Civiele Verdediging.
Mevrouw Van der Werf: Bij de behandeling van het rampenplan is afgesproken dat er een commissie
zou worden ingesteld die rampenbestrijdingsplannen voor de verschillende takken zou maken. Nu heb
ben wij in de ter inzage gelegde stukken gelezen dat de commissie de naam "Commissie voor de Ram
penbestrijdingsplannen en Schuilgelegenheden" draagt. Bij mijn weten is echter dat laatste aspect in
dertijd niet aan de orde geweest. Ik zal graag horen welke de taak van de commissie met betrekking tot
dat laatste punt is.
Verder wil ik ook graag weten welke precies de status van die commissie is. Wij hebben hier laatst
de LPG-affaire aan de orde gehad. Er is toen gezegd dat de wethouder de commissie de opdracht zou
geven om voor de situatie in Bilgaard te bekijken welke de mogelijkheden zijn voor een rampenbestrij
dingsplan. In het verslag lees ik het volgende: "De commissie besluit zich afwachtend op te stellen en
behoudt zich het oordeel omtrent de gewenstheid van het opstellen van een rampenbestrijdingsplan voor
de LPG-tank in Bilgaard voor." Ik vraag mij af welke precies de taak van die commissie is en of die ee«
dergelijke opdracht inderdaad naast zich neer kan leggen.
De Voorzitter: Er is inderdaad een commissie in verband met de rampenbestrijdingsplannen ingesteld,
hetgeen is voortgevloeid uit de verordening die u hebt vastgesteld. Wij moeten nu nagaan voor welke
situaties rampenbestrijdingsplannen moeten worden opgesteld. De commissie is inmiddels gestart en de
verslagen van de besprekingen hebt u kunnen vinden bij de ter inzage gelegde stukken. Vervolgens
moeten er - ook daarvoor ben ik verantwoordelijk - spelregels worden gemaakt voor de schuilkelder,
waarbij voor een deel dezelfde mensen zijn betrokken. Uit praktische overwegingen hebben wij die ta
ken dan ook gekoppeld. Omtrent de beide taken moet advies worden uitgebracht aan de burgemeester.
De formele status van de commissie is die van commissie van advies aan de burgemeester.
Voor wat betreft de situatie in Bilgaard heb ik naar aanleiding van vragen die hier waren gesteld de
commissie verzocht dit punt bij voorrang te behandelen; ik heb dat niet schriftelijk aan de commissie
meegedeeld, maar de secretaris verzocht het aan de orde te stellen. In de commissie bestond enige aar
zeling omtrent de vraag of deze kwestie wel voorrang moest hebben en of niet eerst moest worden nage
gaan, op grond van de gegevens van deskundigen, waar de grootste problemen lagen. Toen ik het ver
slag van die bespreking had ontvangen heb ik de commissie schriftelijk verzocht dit probleem bij voor
rang te behandelen. Ik mag aannemen dat die commissie dat niet zal weigeren en ik ga er dan ook var-
uit dat dat probleem nu in behandeling is.
De Voorzitter sluit, om 23.30 uur, de vergadering.
Verslag van de vergadering op donderdag 13 november 1980 van de afdeling II van de Gemeenteraad
van Leeuwarden ter voorbereiding van de behandeling van de ontwerp—begrotingen voor 1981 en het
ontwerp—beleidsplan 1981—1985.
Aanwezig van de afdeling: mevrouw M.A. van Dij k-van Terwisga en de heren ir. C.G.H. Geerts, J.F.
Janssen, C. de Jong, ir. C.L. Rijpma (weth.), P.J. Sijbesma en P.D. van der Wal.
Aanwezige overige raadsleden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma (tot 22.20 uur), J. de Jong (tot de
pauze en vanaf 21.55 uur), G. Visscher-Bouwer (tot 22.10 uur), T. Wielinga-Graansma en J.E.M.T.
Zondag-Demes en de heren J. ten Brug (weth.) (vanaf 19.45 uur), G. Buising (tot 22.05 uur), J.R.
Bijkersma (tot 22.00 uur), drs. G.J. van den Eist (vanaf 20.35 uur), W. Miedema (tot de pauze), dr.
W.A. de Pree (weth.) (tot de pauze), mr. H.S. Pruiksma (tot 22.30 uur), en N. Sterk (tot de pauze).
Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester.
Voorts zijn aanwezig: de heren H. Achterhof, directeur Stedebouw en Bouwkunde van de Dienst Stads
ontwikkeling, P. de Boer, plv. hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen, L.D. Corée, directeur
Grondbedrijf van de Dienst Stadsontwikkeling, H. Flinterman, hoofd van de afdeling Ruimtelijke Orde
ning en Volkshuisvesting, mr. L.P.A. van Kats, loco-secretaris, mr. H.A. Lassche, plv. hoofd van de
afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, ir. J.J. Muller, directeur Openbare Werken van de
Dienst Stadsontwikkeling, mr. W.J.G. Reumer, secretaris, en J. van der Wal, hoofddirecteur van de
Dienst Stadsontwikkeling.
Te behandelen:
Par. 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Vervoer.
De Voorzitter: Ik open de vergadering van de afdeling II en heet u allen hartelijk welkom.
Ik verzoek de afdeling ermee in te stemmen dat wij eerst behandelen het gestelde op de pagina's
3-13 en 3-14 over stadsvernieuwing. Wethouder De Pree wil daar namelijk erg graag bij zijn en het is
ook zinvol dat hij daarbij aanwezig is.
Par. 3. BELEIDSSECTOR RUIMTELIJKE ORDENING, OPENBARE WERKEN, VERKEER EN VERVOER.
E Stadsvernieuwing.
Punten 141 t.e.m. 145.
De heer Geerts: Ik meen dat onder de punten 101 en 102 ongeveer dezelfde vragen zijn gesteld. De
ze vragen betreffen de adviescommissie stadsvernieuwing en de nota stadsvernieuwing. In antwoord op
vraag 101 is gesteld dat de nota binnenkort zal verschijnen. Wij vinden het zeer noodzakelijk dat de
prioriteitstelling nu eens duidelijk wordt uitgewerkt in een nota die ook in de raad bespreekbaar wordt
gesteld. Wij moeten eens af van het maken van planningen die wij nooit halen, wat de afgelopen jaren
nogal gebruikelijk was. Mijns inziens is het dus zeer noodzakelijk dat op zeer korte termijn de nota
stadsvernieuwing ter bespreking aan ons wordt voorgelegd. Kunt u mij zeggen hoe ik het woord
"binnenkort" moet opvatten dat in uw antwoord op vraag 101 is gebruikt?
Naar aanleiding van het besprokene in de Commissie Een goede raad is besloten dat er een advies
commissie voor de stadsvernieuwing wordt ingesteld. Ik had begrepen dat die inmiddels al is geïnstalleerd
en ik neem dan ook aan dat u ook al ervaringen hebt opgedaan met het functioneren van die commissie,
waarnaar ik erg benieuwd ben.
De heer Rijpma (weth.): Het woord "binnenkort" betekent in dit geval dat nog deze maand de ambte
lijke commissie in eerste instantie het concept met het beleid zal bespreken. Wij hebben de nota op be
stuurlijk niveau nog niet bezien, zodat ik nog niet kan zeggen wat er zal gebeuren na 28 november, als
de eerste confrontatie tussen het ambtelijk stuk en het beleid heeft plaatsgevonden. In elk geval is de
nota op ambtelijk niveau thans afgerond.