237 Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil iets zeggen naar aanleiding van vraag 109, die het ma ken van postzegelplannen betreft. Ik ben het wel eens met het antwoord dat u op die vraag geeft, maar ik ben er wel een beetje bang voor dat het door u gestelde tot een soort van dogma wordt en dat wij de wettelijke mogelijkheid, waarover wij in dezen beschikken, nooit meer gebruiken. Ik wil er in dit verband op wijzen dat het omgekeerde heel vaak gebeurt en met het omgekeerde bedoel ik dan een arti kel 19-procedure, waarbij wij, vooruitlopend op iets, een ontwikkeling die wij niet afkeuren alvast laten plaatsvinden, zonder dat er al een bestemmingsplan is. Wij nemen dan een voorbereidingsbesluit. Misschien kom ik hierop nog even terug bij vraag 160, die de Willemskade, derhalve een praktisch voor beeld, betreft, dat in mijn ogen ook nogal urgent is. U moet maar bekijken of u hierop nu wilt ingaan of straks, aan de hand van dat praktische voorbeeld. (De Voorzitter: U kunt beter nu meteen op vraag 160 ingaan.) Vraag 160 betreft, zoals ik al aangaf, het gebied rond de Willemskade, tussen de Sophia- laan en het Zuiderplein. In een brief van de Rijksdienst voor de Monurnentenzorg is de opmerking ge maakt dat de gemeente Leeuwarden ervoor moet zorgen dat zij voor dit gebied beschermende maatregelen neemt. Wethouder Rijpma heeft in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening meegedeeld dat diezelf de rijksdienst geen goedkeuring heeft verleend voor het opnemen van de gevelwand als monument. Dat is dus van de baan, maar nu komt het beschermd stadsgezicht eraan, dat bescherming biedt aan beeld bepalende panden; ik meen dat een dergelijk gebied valt onder categorie B. Nu weet je nooit hoe lang zoiets nog op zich kan laten wachten en wat er in de toekomst allemaal zal gebeuren. Enkele maanden geleden hoorden we zo hier en daar dat er veranderingen plaatsvonden voor wat betreft de eigendoms verhoudingen. De situatie kan daar uit de hand gaan lopen, want op dit moment is met betrekking tot dat gebied niets van kracht. Ik wil u daarom vragen wanneer het beschermd stadsgezicht werkelijk be scherming gaat geven en of het, als dat nog een poosje op zich laat wachten, niet verstandig zou zijn een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gebied dat te zijner tijd onder het beschermd stadsgezicht zal vallen. (De heer Rijpma (weth.): Kunt u nog even aangeven wat u precies bedoelt met "bescherming" in dit geval?) Mijns inziens moet het onmogelijk worden gemaakt dat die panden worden afgebroken. (De heer Rijpma (weth.): Ik moet dan een oud verhaal herhalen, maar dat wil ik wel doen.) Ik vraag u dus met name of het niet goed zou zijn een voorbereidingsbesluit ten aanzien van dat gebied te nemen, als het nog enige tijd gaat duren voordat het beschermd stadsgezicht werkelijk bescherming gaat bieden. Ik wil ook vragen of het mogelijk zou zijn daarbij van een groter gebied uit te gaan, door er nog een gedeelte van het Zuiderplein bij te betrekken, tussen Potmatge en Klanderijstraat. Ook voor dat ge bied geldt geen bescherming, terwijl het eveneens valt onder het beschermd stadsgezicht. De heer Van der Wal: Ik wil eveneens een opmerking maken met betrekking tot vraag 160. Ik ondersteun het betoog, het verzoek en de vragen van mevrouw Brandenburg voor wat betreft de be schermende werking. Voor andere gebieden in de binnenstad, met name het gebied rond de Grote Kerk, zijn heel gedetailleerde plannen gemaakt, waarin wellicht niet letterlijk is aangegeven dat panden bin nen die gebieden niet mogen worden afgebroken om daarna weer identiek te worden opgebouwd, maar waarbij de bescherming die van het plan uitgaat zodanig is, dat afbreken en op dezelfde manier weer opbouwen gewoon praktisch en economisch gezien niet haalbaar is. Hiermee reageer ik op de interruptie van de wethouder, waarmee hij dreigde met het oude verhaal. Ik meen dat hetzelfde voor dit gebied, al thans voor deze grachtenwand, mogelijk moet zijn. Overigens heb ik bij vraag 160 genoteerd: even tueel claimen. De heer Rijpma (weth.): De eerste vraag die is gesteld betrof de globale bestemmingsplannen. Wij hebben toegezegd dat die problematiek nog in de raad aan de orde zou worden gesteld vóór de be grotingszitting, maar wij hebben daaraan geen prioriteit gegeven. Wij hebben prioriteit gegeven aan andere werkzaamheden, welke inmiddels zijn verricht, met betrekking tot de I.S.R., het beschermd stadsgezicht en andere plannen. Vervolgens hebben wij voorrang gegeven aan het afronden van het welstandsadvies, aan de nota erfpacht en aan de nota stadsvernieuwing. Er was geen gat te vinden om de bespreking van de problematiek inzake de globale bestemmingsplannen ertussen te wringen, dit nog afgezien van de vraag hoe groot het nut daarvan zou zijn geweest. Het is namelijk heel duidelijk dat je ten aanzien van binnenstadsgebieden, vallend binnen het beschermd stadsgezicht, alleen kunt wer ken met een gedetailleerd bestemmingsplan. Zo'n gedetailleerd bestemmingsplan gaat verder dan de normale bestemmingsplannen, want het zegt ook iets over de materialen die worden gebruikt, de kleu ren, de parcel leringen en dergelijke. Dat zijn dingen welke in een normaal bestemmingsplan niet wor den aangegeven, maar voor een bestemmingsplan voor dergelijke gebieden is dat vereist. Ik meen dat er voor wat betreft de problematiek van de globale bestemmingsplannen met een simpele notitie zou kun nen worden volstaan, tenzij u stelt dat er een nota moet worden uitgebracht op basis van onderzoek naar de gang van zaken in dezen in andere steden. Ik meen evenwei dat er op dit moment urgentere proble men zijn die voorrang verdienen ten opzichte van het uitbrengen van zo'n nota met een historisch over zicht. De heer Geerts: Daarnaar heb ik ook niet gevraagd. U herinnert aan de toezegging die het vorig jaar is gedaan en ik neem daarom aan dat wij deze problematiek binnenkort toch eens zullen bespreken. Overigens betreft de vraag die wij hebben gesteld niet alleen het binnenstadsgebied. Er kan ook in wat wijder verband worden gedacht aan andersoortige bestemmingsplannen die ook op deze wijze zouden kunnen worden samengesteld. De heer Rijpma (weth.): U weet dat wij voor de nieuwe gebieden werken met globale bestemmings plannen en ook de reden daarvoor is u bekend. De heer Geerts: Een bestemmingsplan als dat voor de Vogelwijk had misschien ook op die wijze-kun- nen worden gemaakt. De Voorzitter: Wethouder Rijpma heeft duidelijk uiteengezet waarom deze kwestie nog niet in de raad aan de orde is gesteld. Wij begrijpen evenwel dat u dit onderwerp toch nog graag wilt bespreken; u hebt uw verzoek het vorig jaar uiteraard niet voor niets gedaan. Ik zeg u toe dat u in elk geval op de wachtlijst blijft staan. In dit verband wil ik tevens meedelen dat wij momenteel een moedige po ging doen om de staf bij de afdeling ROV uit te breiden. Wij hebben al een paar maal een adverten tie geplaatst, maar helaas zijn wij er nog steeds niet in geslaagd iemand aan te trekken. De heer Geerts weet even goed als wij aan deze kant van de tafel dat wij voor deze wat zwaardere problematieken af hankelijk zijn van slechts enkele medewerkers. Zodra het gat waarvan sprake is zal zijn opgevuld, zal ook worden gepoogd in verband met het door u gevraagde een afspraak te maken. De heer Rijpma (weth.): Mevrouw Brandenburg heeft gesproken over postzegelplannen. Inderdaad nemen wij artikel 19-besluiten, vooruitlopend op bouwplannen, maar met de Provinciale Planologische Dienst en met gedeputeerde staten is de afspraak gemaakt dat wij in die gevallen pas met een artikel 19-procedure starten als er voldoende zicht is op de ontwikkelingen ten aanzien van dat gebied. Ik wil niet beweren dat wij in dat soort situaties altijd even elegant zijn. Wij beroepen ons daarbij wei eens op een schets die nog niet zo verschrikkelijk ver is ontwikkeld, maar als het gaat om een bouw plan van importantie, nemen gedeputeerde staten met een summiere begeleiding van onze aanvraag geen genoegen. Zij wensen dan duidelijk te vernemen waarop onze aanvraag is gebaseerd. Wij nemen ook voorbereidingsbesluiten om ontwikkelingen tegen te houden. Voor sommige gebieden betekent dit dat een jaar lang bouwplannen kunnen worden tegengehouden en voor andere gebieden geldt die maat regel voor drie jaar. Na een jaar c.q. na drie jaar moeten we evenwel de bouwplannen beoordelen, tenzij er op dat moment een bestemmingsplan ter visie ligt. Indien wij er geen uitzicht op hebben dat op dat moment een bestemmingsplan ter visie kan liggen en ervan moeten uitgaan dat dat niet mogelijk zal zijn, is het mijns inziens geen goed bestuur om een voorbereidingsbesluit te nemen, dat middel wordt dan oneigenlijk gebruikt. De uitspraken van de Raad van State bij Arob-procedures geven ook heel duidelijk aan dat in die gevallen middelen oneigenlijk worden gebruikt, op een wijze die in het rechtsverkeer niet thuishoort. Ik wil thans overgaan naar het concrete voorbeeld van de Willemskade. Ergens in de stukken staat dat er in 1981 een groep zou kunnen worden ingesteld. Dat is inderdaad mogelijk als de raad een de finitieve beslissing neemt - die is inmiddels voorbereid en zal binnenkort aan u worden voorgelegd - over de verkeersstructuur in dat gebied. Als er namelijk een bestemmingsplan wordt gemaakt zonder dat duidelijkheid bestaat omtrent de verkeersstructuur in dat gebied, wordt dat bestemmingsplan in het overleg ex artikel 8 niet in behandeling genomen. Voor wat betreft de bescherming wijs ik erop dat met een bestemmingsplan afbraak niet kan worden voorkomen. Wel een instrument biedt in dezen de Bouwverordening, waarin wij een jaar of vijf gele den een bepaald artikel hebben opgenomen. Voordat men gaat afbreken, moet men beschikken over een goedgekeurd bouwplan. Er moet dus een bouwvergunning zijn verleend, voordat wij toestemming ver lenen voor afbraak. Alleen een monument kan niet worden afgebroken» Als er voor de Willemskade een bestemmingsplan zou gelden, waarin is aangegeven dat huizen welke men daar mag bouwen qua onder meer daklijnen en materiaalgebruik precies gelijk moeten zijn aan de bestaande, zou het wellicht niet interessant zijn daar panden af te breken, omdat praktisch hetzelfde pand daarvoor in de plaats moet worden gebouwd. Het ligt echter anders als het gaat om een pand dat grenst aan panden, waar-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 40