tfbb
7-J3
voor een dergelijke bescherming niet geldt, of aan open ruimten. Je kunt dan, eventueel halverwege
de Willemskade beginnend, de hoek om gaand en de hele andere straat erbij nemend, een nieuw bouw
project realiseren, met inachtname van eventuele parcelleringsgrenzen die zijn aangegeven. Als wij
op dit moment een voorbereidingsbesluit voor dat gebied zouden nemen, zou dat nog nergens op stoe
len. Inmiddels zijn de verkeersstudies ten aanzien van het Zuiderplein, het Stationsplein, Klanderij
en Tulpenburg gereed, wat betekent dat op heel korte termijn de alternatieven welke tegenover el
kaar zijn gesteld aan u zullen worden aangeboden. Wij zullen dan een definitieve uitspraak van de
raad vragen, inzake de vraag waarheen wij moeten koersen, opdat wij een bestemmingsplan voor dat
gebied zullen kunnen maken.
Mevrouw Brandenburg heeft ook de Potmarge en de Kianderijbuurt genoemd. Voor de volgende
raadsvergadering ligt een voorstel gereed tot het instellen van een projectgroep voor het gebied
St. Jacobsstraat-Wirdumerdijk, tot aan de gracht, en inmiddels is er ook een voorstel voorbereid,
dat echter nog niet in een raadsvoorstel is vertaald, voor het gebied Klanderij-Tulpenburg, tot de
Maria Louisastraat. De verkeersstructuur is ten aanzien van die gebieden nu zodanig onderzocht, dat
wij menen dat dat mogelijk is.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wij begrijpen best dat op dit moment met geen enkele maatregel
100% zekerheid kan worden verkregen. In zo'n geval moet er mijns inziens naar worden gestreefd dat
het voor anderen onaantrekkelijk is met bepaalde activiteiten te beginnen. (De heer Rijpma (weth.):
Maar dan wel met eigenlijke middelen!) Uiteraard, maar ook een postzegelplan is een eigenlijk middel,
want de wet laat het toe.
Ik heb met belangstelling naar de wethouder geluisterd, maar ik kan op dit moment niet overzien
wat wij nu het beste kunnen doen.
De heer Rijpma (weth.): Ik kan nog wel een opmerking aan mijn verhaal toevoegen. Ik weet op dit
moment niet op welke datum de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht zal plaatsvinden. Wanneer die
aanwijzing heeft plaatsgevonden, geldt in feite voor het hele binnenstadsgebied - dat is dan wel een
rechtsgeldige zaak - een voorbereidingsbesluit, althans een bepaling die inhoudelijk met het middel
van het voorbereidingsbesluit overeen komt. Alle bouwplannen moeten dan, tot het moment waarop er
een bestemmingsplan is, door CRM worden getoetst. Indien CRM niet binnen een bepaalde tijd rea
geert, zal de toestemming automatisch zijn verleend. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wanneer ver
wacht u de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht?) Daarover kan ik niets zeggen. Naar mijn gevoel
moet aan een termijn van weken of maanden worden gedacht.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik ben dan bang dat het nog enige tijd mogelijk blijft dat daar din
gen gebeuren die wij niet wenselijk achten. Vervolgens vrees ik dat in verband met het grote bestemming!
plan, waarin ook het Zuiderplein is opgenomen, een hele lading bezwaarschriften zou kunnen worden
uitgebracht.
De heer Rijpma (weth.): Dat is niet erg; als het maar ter visie heeft gelegen. Dan rust er een be
scherming op dat gebied.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wil over deze kwestie nog graag even met de fractie overleg
gen en ik claim onder voorbehoud.
De Voorzitter: Kunt u precies aangeven wat u claimt?
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Wellicht zullen wij met een voorstel komen om voor het gebied
Willemskade een voorbereidingsbesluit te doen nemen.
De Voorzitter: U wilt dus concreet de vraag ter sprake brengen of er niet nu een voorbereidings
besluit moet worden genomen voor het gedeelte van de Willemskade dat u aangaf, met de motivering
dat u op dit moment al grotere zekerheid wenst inzake de bescherming van dat gedeelte.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Inderdaad.
De heer Van der Wal: Ik sluit mij daarbij aan.
Punten 110 t.e.m. 112.
De heer Van der Wal: Naar aanleiding van het antwoord op vraag ll l wil ik opmerken: beter iets
dan niets. (De heer Rijpma (weth.): Je kunt ook zeggen: een kinderhand is gauw gevuld!) Slaat dat op
de steller van de vraag?
Wij hebben al eens vaker gehoord dat het moeilijk is een structuurplan voor Leeuwarden op te
stellen, maar nu is dan de toezegging gedaan dat er een structuurschets zal worden uitgebracht, waar
in aandacht zal worden besteed aan algemene aspecten op het terrein van de ruimtelijke ordening, ter
wijl tevens in dat kader zal worden gekomen tot het combineren van een aantal deelfacetten op basis
van onderzoeken, welke met name zijn genoemd; u noemt in het antwoord het distributie-planologisch
onderzoek, de nota volkshuisvesting en de kantorennota. Naar mijn idee is het hoog tijd - afgelopen
maandag is dat tijdens de discussie over Wiardaburen ook wel gebleken - dat de raad zich eens op een
hoog abstractieniveau, om het zo maar eens te noemen, buigt over algemene ruimtelijke-ordenings
uitgangspunten, welke wij met ons allen voor deze stad wensen te hanteren. Ik vind het gevaarlijk om
bijvoorbeeld het distributie-planologisch onderzoek en de kantorennota, die maar een deelgebied van
het hele werkgelegenheidsfacet is, eruit te pikken. Bovendien wordt hierbij buiten beschouwing gela
ten - misschien zie ik het verkeerd, maar het wordt in het antwoord in elk geval niet genoemd - het
verkeersstructuurplanDe verkeersbewegingen tussen de hoofdfuncties wonen, werken en recreëren
worden in dit verband niet genoemd. Onlangs is gebleken, via een voorlopig onderzoekje, dat de kwan
titatieve uitgangspunten op basis waarvan de raad indertijd in meerderheid het verkeersstructuurplan
heeft aangenomen minstens twijfelachtig zijn geworden. Ik ga daarop in dit verband maar niet verder
in, maar ik wijs er wel op dat dat allemaal heel belangrijke zaken zijn. Ik ben bang dat hetgeen u
voorstelt een eenzijdige benadering inhoudt, maar het kan zijn dat die angst ongegrond is, wat ik'dan
graag zal horen.
De heer Geerts: U geeft aan dat er geen structuurplan zal komen, maar wel een structuurschets. Ik
heb mij afgevraagd in welke zin de status van een structuurschets verschilt van die van een structuur
plan. Ik meen dat de werking van beide wettelijk-formeel dezelfde is. Misschien kan de wethouder
daarover iets zeggen.
De hear Miedema: Yn it andert op fraech 112 stiet dat der yn de earste helte fan 1981 in struktuer-
skets komt. Op basis fan dizze struktuerskets soe dan yn'e rin fan de tiid de nije lokaesje nei de Himrik
bipaeld wurde kinne. Ik soe graech wol Ie dat de ried earder by dizze bioardieling bilutsen wurdt as by
Wiardabuorren it gefal west hat. Binnen it stedhus hat men hiel lang to set west mei Wiardabuorren; ik
haw der bigryp foar. Nei myn idé hienen de Kommisje foar de Romtlike Oardering en de ried lykwois
hwat al to krap tiid om oer dizze kwestje in goed oardiel to jaen. Ik soe it dan ek op priis stelle dat de
Kommisje RO yn in earder stadium ynljochte wurdt oer de nije lokaesje nei de Himrik, sadat wy mei-
tinke kinne oer de oplossingen dy't nei foaren brocht wurde.
De heer Bijkersma: Vraag 110 betreft de woonschepen. Ik begrijp dat in de nota die daarover wordt
uitgebracht het vergunningenstelsel, het hoe en het waar worden behandeld, maar ik wil erop aandrin
gen dat daarin ook het veiligheidsaspect wordt geregeld. Aan de Emmakade kan men de schepen,
waaronder tot woonboot verbouwde vrachtschepen, in meerdere rijen dik zien liggen. Gelet op het
feit dat zich vandaag de dag vaak butagasinstallaties aan boord bevinden, wil ik erop aandringen dat
in de nota ook worden geregeld het veiligheids- en het bereikbaarheidsaspect, waarbij mijns inziens
het in vele rijen dik langs de kade liggen dient te worden voorkomen, opdat de veiligheid wordt gega
randeerd
De heer Rijpma (weth.): Ik wil in de eerste plaats ingaan op de opmerkingen in verband met de
structuurschets. Wij moeten een globaal bestemmingsplan maken voor Wiardaburen en wij moeten een
nieuwe locatie aanwijzen voor de sector werken, zowel voor wat betreft de industriële sector als voor
wat betreft de kantorensector. Dit heeft ons ertoe gebracht een aantal facetten van het ruimtelijk be
leid samen te brengen, waarbij wij niet willen uitgaan van allerlei onderzoek dat nog zal moeten wor
den gepleegd. Met name willen wij datgene wat wij hebben en hetgeen wij op korte termijn beschik
baar krijgen zodanig ordenen dat in ieder geval de facetten waaromtrent wij enig onderzoek hebben
gepleegd bij elkaar worden gebracht tot een overzichtelijk geheel. Van een structuurplan verwacht
men dat daarin vrijwel uitputtend alles wordt behandeld wat het ruimtelijke-ordeningsbeleid van een
plaats als Leeuwarden aangaat. De nota waarover wij spreken beoogt bijeen te brengen hetgeen in di
verse nota's is neergelegd. Dit bijeen brengen en aan een beschouwing onderwerpen van deelnota's
moet uiteraard gepaard gaan met filosofieën over hetgeen het bindsel moet zijn en het perspectief waar-