JèlfO in de structuurschets staat. Een structuurplan geeft een aanwijzing voor het maken van bestemmingsplan nen en een structuurschets vormt een onderdeel van het materiaal dat nodig is om ook de ambtelijke staf aanwijzingen te geven voor de wijze waarop met het ruimtelijke-ordeningsbeleid moet worden voortge gaan. Ik meen dat de wettelijke status nauwelijks interessant is. Het gaat met name om de vraag hoe wij naar de toekomst toe moeten werken. Daarvoor willen wij op korte termijn een stuk tot stand brengen waarin hetgeen ter beschikking staat is samengevoegd. De studie hieromtrent zal hopelijk omstreeks februari 1981 worden afgerond. Als dat is gebeurd, zullen de resultaten daarvan naar b. en w. gaan, waarna bespreking kan plaatsvinden in de commissies welke daartoe geëigend zijn. Ik hoop dat de loca tie van het werkterrein voldoende houvast zal bieden om naar een verdere beslissing toe te werken. Er is ook gesproken over de nota woonschepen, waarmee men momenteel doende is, waarbij een aantal facetten wordt bekeken. In hoeverre het facet waarop de heer Bijkersma doelde al aan de orde is geweest weet ik niet, maar ik heb daarover mijn twijfels. De Voorzitter: Ik weet dat het nog niet aan de orde is geweest. De heer Bijkersma heeft hierop al eens eerder gewezen en dat ook niet ten onrechte. Ik wil toezeggen dat wij dit punt onder de loep zullen nemen, echter nadat de nota hier aan de orde is gesteld. Men is hiermee al een eind op streek en van de mensen die hieraan werken heb ik de indruk gekregen dat deze nota begin volgend jaar ein delijk in de raad aan de orde zal worden gesteld. Als het door de heer Bijkersma genoemde aspect ook nog eerst moet worden bekeken, ben ik bang dat het weer maanden zal duren voordat de nota aan de orde komt. Terecht merkte de heer Bijkersma op dat de nota met name de vragen zal behandelen waar woonschepen zullen mogen liggen, waar andere schepen mogen liggen, welke soort van vergunningen er bestaan, enz. Wij willen daarin een bepaalde lijn brengen, die ook de instemming van de raad zal kunnen hebben. Zodra de nota is vastgesteld, beschikken we over een uitgangspunt en het lijkt me goed dat we daarna het specifieke probleem dat de heer Bijkersma aan de orde stelde bij de kop pakken. Er wordt dan niet opnieuw een vertragend element ingebouwd, waardoor de behandeling van de nota, waarmee men nu een eind op streek is, opnieuw moet worden uitgesteld. De heer Bijkersma: In zekere zin kan ik daarmee wel akkoord gaan, maar voordat u besluit het punt pas later aan de orde te stellen, zult u mijns inziens wel moeten afwegen of het veiligheidsaspect zodanig is dat wij nog langer de risico's op dit terrein mogen aanvaarden. U zult daarnaar goed moe ten kijken, want de voorzieningen zijn vandaag de dag heel anders dan vroeger. Nu wordt meestal van butagas gebruik gemaakt, terwijl men vroeger met turfbrandertjes werkte. B. Structuur— en Bestemmingsplannen. Punten 113 t.e.m. 115. De heer Geerts: Een korte opmerking over Hippo. Bij voorbaat wil ik graag zeggen dat onze frac tie uw standpunt, dat Hippo in de binnenstad thuishoort, onderschrijft. Wij staan derhalve niet open voor discussies, waarbij wordt voorgesteld voor Hippo een locatie buiten de binnenstad te zoeken. De heer Janssen: Het gaat mij om vraag 115. Wat de bestemming van de Oude Veemarkt betreft schrijft u dat een stuurgroep daarmee bezig is en ter zake nog in 1980 zal rapporteren. Mijn eerste vraag is aan wie zal worden gerapporteerd: aan het college, in 1980 ook nog aan de raad danwel aan de Commissie RO? Voorts wil ik graag vernemen of u ook een gesprek zult hebben met mensen die belang hebben bij de Oude Veemarkt en zo ja, of daaromtrent eveneens aan de raad zal worden gerapporteerd. De heer Van der Wal: Ik wil mij aansluiten bij de opmerking van de heer Geerts over plaats en doel van Hippo. Het bestemmingsplan Schoolstraat e.o. heeft ter visie gelegen en ik zou u de vraag willen stel len hoeveel bezwaarschriften in vergèlijking met de artikel 19-procedure-bezwaarschriften nu zijn binnengekomen. Volgens mijn informatie zijn slechts heel weinig bezwaarschriften ontvangen en ik wi graag vernemen of mijn informatie juist is. De heer Bijkersma: Ik wil graag reageren en een aanvulling geven op de woorden van de heren Geerts en Van der Wal. Ons uitgangspunt is niet geheel in overeenstemming met hetgeen zij nogal vrij blijvend met betrekking tot Hippo hebben opgemerkt. Weliswaar zijn ook wij van oordeel dat Hippo in principe in de binnenstad thuishoort, maar in dezen hangt onzes inziens ook veel af van de handelwijze AQ/ van het bestuur. Uit de laatste berichten die ons hieromtrent hebben bereikt, heb ik begrepen dat het huidige bestuur positief ten opzichte van de gemeentelijke aspecten staat. Op grond daarvan hebben wij op dit moment geen reden te zeggen dat Hippo uit de binnenstad zal moeten verdwijnen. Mocht het bestuur de gemeentelijke aspecten echter te zijner tijd aan zijn laars blijken te lappen, dan zal naar ons oordeel de discussie over een andere locatie voor Hippo moeten openstaan. De heer Rijpma (weth.): De stuurgroep die zich bezighoudt met de bestemming van de Oude Vee markt zal aan het college van burgemeester en wethouders rapporteren. Het lijkt mij niet onmogelijk in januari, als burgemeester en wethouders zich over een en ander zuilen hebben uitgesproken, een eerste discussie te hebben over de resultaten van de gesprekken met de Spoorwegen en andere belang hebbenden. De Voorzitter: Het eerste gesprek zal op zeer korte termijn plaatsvinden, welk gesprek een oriënte rend karakter zal hebben. Ik moet de heer Janssen zeggen dat wij er op dit moment geen flauw idee van hebben of wij over dat gesprek wel of niet zullen kunnen rapporteren, omdat wij niet kunnen be oordelen wat eruit zal voortkomen. Het is mogelijk dat het alleen bij een oriënterend gesprek blijft, dat in een afspraak voor een volgende bijeenkomst zal uitmonden. Voorts is het mogelijk dat men ons om bepaalde uitspraken zal vragen. In dat geval zullen wij met een en ander bij de raad moeten ko men, omdat het hierbij om een probleem gaat waarover wij zonder overleg met de raad geen uitspra ken of toezeggingen kunnen doen. Van het resultaat van het eerste gesprek zal afhangen of wij na afloop daarvan zullen kunnen rapporteren danwel of wij met onze rapportage op het tweede gesprek zullen moeten wachten. Het eerste gesprek zal in ieder geval de volgende week plaatsvinden. Punten 116 t.e.m. 121. De heer Geerts: Het Lijempf-terrein heeft naar ik meen erg veel te maken met de problematiek van de Oude Veemarkt, waarover zoëven is gesproken. Wij moeten plaats hebben voor wat groot schalige kantorenbouw. Het Lijempf-terrein is daarvoor specifiek bestemd en het is mogelijk dat wat de Oude Veemarkt betreft eveneens een ontwikkeling in die richting plaatsvindt. Zoëven hebt u in antwoord op een vraag over punt 115 gezegd dat gesprekken zullen worden gevoerd en dat afhanke lijk van het resultaat van die gesprekken al dan niet aan de raad zal worden gerapporteerd. In dit verband wijs ik erop dat hierover in het collegeprogram ook het een en ander is gezegd. Met name is gesteld dat met betrekking tot het terrein van de Oude Veemarkt een visie zal worden ontwikkeld. Mijns inziens is het noodzakelijk tot de ontwikkeling van een totaal-visie te komen. De in dezen te ontwikkelen visie dient niet alleen afhankelijk te zijn van de vraagstelling van een opduikende bouwer. Wij zullen hieromtrent op korte termijn onze eigen gedachten moeten vormen, waarbij het mede zal gaan om de keuze van een kantorenterrein. Het Lijempf-terrein is hiervoor zoals gezegd specifiek aangewezen, maar men is er kennelijk niet zo happig op. U zegt nu in uw antwoord op vraag 119 dat, op basis van het herziene bestemmingsplan, tot een beperkte ontsluiting en inrichting van het gebied kan worden overgegaan en mijn vraag is wat ik mij daarbij moet voorstellen. Wil "beperkt" in dit geval "niet optimaal" zeggen en zou dat de door de bouwers te maken keuze niet negatief kunnen beïnvloeden? Het onderwerp "Oude Veemarkt" zou in dit opzicht wellicht aan de kwestie van het Lijempf-terrein kunnen worden gekoppeld. De heer Janssen: Vraag 116 heeft betrekking op een tunnel onder het station, waar in het verleden ook al meermalen naar is gevraagd. Inmiddels hebben de bewoners van Huizum-West het college en de raad een brief geschreven, waarin men dit probleem eveneens aan de orde stelt en ten aanzien van een viertal punten om een uitspraak vraagt. Wordt de brief van de bewoners, die in oktober is verzon den en die u inmiddels ook zult hebben ontvangen, in een gewone raadsvergadering behandeld of is het uw bedoeling behandeling ervan in het kader van de begrotingvergaderingen te doen plaatsvinden? De heer Van der Wal: In het antwoord op vraag 1 16 stelt u: "De kosten zijn exorbitant hoog; subsi diëring door rijksinstanties is uitgesloten." Als mijn informatie juist is zijn er op dit punt enkele nieuwe ontwikkelingen te melden. Ik heb namelijk gehoord dat het park-and-ride parkeerterrein, inclusief tunnel en inclusief het verlengen van de Wijnhornsterstraat, als één geheel bij Rijkswaterstaat wordt aangemeld en dat de kans op het verkrijgen van 80% subsidie op zijn minst redelijk te noemen is. Is mijn informatie over deze verheugende ontwikkeling, die dan blijkbaar ten tijde van het opstellen van het antwoord nog niet bekend was, juist?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 42