M
;oyz
Overigens heb ik vernomen dat de hierbij in het geding zijnde tunnel midden op het perron uitkomt
en alleen als voetgangerstunnel wordt uitgevoerd. (De Voorzitter: Ik zou u willen voorstellen ermee
akkoord te gaan, dat wij vanavond niet over de tunnel spreken. Het antwoord op de genoemde brief
is klaar en het onderwerp staat voor 24 november a.s. op de raadsagenda. Bij die gelegenheid kan er
dus verder over gesproken worden.) Dan zal ik er op 24 november nog op terugkomen.
In vraag 117 gaat het om het doortrekken van trottoirs bij toegangen van woonstraten en derge
lijke. Op beperkte schaal is dat onder andere ook in Huizum-West gebeurd en de eerste reacties
daarop zijn .gunstig. In het antwoord wordt nu gesteld: "Zoals gebruikelijk zal pas als een bestemmings
plan beschikbaar is en de nodige kredieten zijn gevoteerd tot uitvoering van de werkzaamheden wor
den overgegaan." Voorts heb ik gehoord, dat het bestemmingsplan al sinds half januari op de secretarie
afdeling ROV op behandeling ligt te wachten en dat er tot nu toe niets aan is gedaan. Dit zal wel een
kwestie van prioriteitenstelling zijn. Er is echter een bestemmingsplan en er zijn voor zo ver ik weet
geen grote principiële knelpunten. Is het nu niet mogelijk, vooruitlopend op de verdere behandeling
van het bestemmingsplan, deze maatregelen in het kader van de straatinrichting uit te voeren? Hierover
zijn inmiddels al vragen binnengekomen en wij zullen er - de Westerparkbuurt zal er ook mee komen -
binnenkort nog veel meer vragen over krijgen. Kunnen wij in dezen niet wat soepeler te werk gaan dan
in het antwoord op vraag 117 is aangegeven? Het gaat in dit kader ook om de aanleg van verkeersdrem
pels met betrekking waartoe een onderzoek wordt ingesteld. Uit ervaringsgegevens blijkt dat het aantal
slachtoffers bij ongevallen in wijken waar verkeersdrempels zijn aangebracht met 60% is teruggelopen.
Als ik dat percentage in aanmerking neem, vraag ik mij af waarom niet zo snel mogelijk tot het aan
brengen van verkeersdrempels wordt overgegaan. Daarmee kan blijkbaar veel ellende worden voorkomen,
Ik pleit ervoor dit soort op zichzelf "kleine" maatregelen meer actief in de wijken uit te voeren, waar
er ook door de buurtbewoners zelf steeds meer naar wordt gevraagd en de ervaringen ermee gunstig zijn.
Onder Huizum-West valt ook de Smidsbuurt. Het kaasbedrijf Tamminga heeft een optie genomen
op het industrieterrein Schenkenschans, met Schuhmacher wordt onderhandeld over het een kleine ki
lometer naar het westen verplaatsen van de hele zaak, De Leeuw Jellema heeft afgehaakt en wij zit
ten voor de Smidsbuurt met een plan in de maag dat door de meerderheid van de raad naar aanleiding
van een ingediende bouwaanvrage is aanvaard. Hiermee haak ik ook in op hetgeen de heer Geerts zo
even over een foutieve procedure heeft gezegd. Wij zitten er in ieder geval mee en de vraag is: wat
nu? Degenen op wie het plan was gebaseerd hebben afgehaakt of gaan weg.
De heer Miedema: Ik soe noch graech eat sizze wolle oer fraech en antwurd 119, it Lijempf-ter-
rein; de hear Geerts hat it hjir ek al oer hawn. Ai in pear jier efterinoar is dit in punt dat yn de al-
gemiene skogings nei foaren brccht wurdt. Wy hawwe wolris folie tichter by réalisearring west as op
dit momint it gefal is; tominsten, sa liket my. Nei myn idé is de bihoefte om op it Lijempf-terrein
wurkgelegenheit to réalisearjen noch altyd oanwêzich, en wol om twa redenen. Der is in greate fraech
nei wurk yn dizze stêd en der is ek fraech nei husfêsting foar kantoaren. Guon bidriuwen binnen dizze
gemeente sitte tige oan hwat harren hósfêsting oanbilanget. Hja kinne gjin forgunning krije om to
bouwen, mar hja binne wol ré om to hieren. As wy de gelegenheden dy't der west hawwe om kantoar-
fêstigingen op dat terrein to réalisearjen oanpakt hienen, dan hie der nou wurkgelegenheit west. Dit is
efternei praten fansels, mar ik leau wol dat it tiid is dat wy net al to lang mear tinke, mar ek ris
hwat dogge. De need, sawol by de wurksykjenden as by de bidriuwen, is great, ek yn dizze gemeente.
It soe it gemeentebistjur siere as it hjir op in foldwaende manier op ynheakket. Hjir Ieit in terrein, wy
hawwe dat terrein kocht, wy hawwe der in bistimming op lein en ik soe dan ek mei de measte klam der
op oandringe wolle om hjir sa gau mooglik hwat to réalisearjen.
Punt 120 giet oer de problematyk fan it terrein fan it universiteitskompleks. Troch ynformaesjes
bin ik to witten kommen dat it op dit momint al frij seker is dat dit terrein net hielendal nedich is
foar it universiteitskompleks. Ik haw it idé dat der in proseduereprobleem is en dat de kommisje seit:
hösfêsting fait net under ös hoedanichheit, der moat in inisiatyfnimmer komme. Der binne neffens my
yn dizze gemeente wol inisiatyfnimmers, ik tink bygelyks oan de korporaesjes. Der sil dan lykwols wo!
in bisprek plakfine moatte tusken de kommisje dy't him mei de universiteit dwaende haldt en de even
tuele bouwers. Hjir leit noch in reéle kans om jongereinhüsfêsting to réalisearjen op it stik fan de 12 ha
dat net foar de universiteit nedich is. Der moat dan wol immen wêze dy't it inisiatyf nimt ta in bisprek.
Ik kin my hast net foarstelle dat dat immen oars wêze sil as it kolleezje fan b. en w. Ik soe graech wol
le dat it kolleezje yn it bigjin fan it nije jier - ik sil ek ris royael wêze mei de tiid - dizze saek oan-
pakte en ris biseach hwat de mooglikheden binne. Nei myn idé binne de mooglikheden dy't der oant
nou ta west hawwe om echt hwat oan jongereinhOsfêsting to dwaen net optimael west. Hjir is lykwols
in mooglikheit om dêr wol hwat oan to dwaen. Ik soe b. en w. hjir graech op wize wolle en winskje
harren folie sterkte ta.
De heer Bijkersma: In vraag 115 wordt over de bestemming van de Oude Veemarkt gesproken. Nadat
deze vraag was gesteld is in de kranten het bericht verschenen dat de AGO op dit terrein zou willen bou
wen. (De Voorzitter: Vraag 115 is al aan de orde geweest en op hetgeen daarover naar voren is gebracht
is ook reeds geantwoord. Ik zal u hierover in de pauze wel even informeren.) Een vergissing is menselijk
Ik wil nog wel even inhaken op hetgeen de heer Miedema heeft gezegd over het nemen van het ini
tiatief tot een gesprek over de realisering van de jongeren- en studentenhuisvesting op het universiteits
terrein. Ik zou hiervoor toch willen waarschuwen, want als je met een universiteit begint zal een moge
lijkheid tot uitbreiding aanwezig moeten zijn. De heer Miedema heeft u sterkte toegewenst, ik zou u
in dezen omzichtigheid willen toewensen. (De Voorzitter: Die twee lopen meestal parallel!) (De heer
Rijpma (weth.): Wie wenst ons dan nog wijsheid toe?)
Mevrouw De Jong: Ik zou graag even op vraag 117 willen ingaan. De heer Van der Wal heeft,
sprekend over het aanbrengen van verkeersdrempels, gesteld dat de verkeersongevallen daardoor met
60% zouden verminderen. Ik zou met hem willen pleiten voor het in dezen betrachten van de nodige
soepelheid en het waar mogelijk snel invoeren van maatregelen voor het verkeersluw maken van de
wijken. Hieraan dient naar mijn mening een hoge prioriteit te worden gegeven.
De heer Geerts: Ik was mij er niet van bewust dat vraag 120 ook reeds aan de orde is gesteld, als
dat het geval is wil ik daarop ook nog graag even reageren. (De Voorzitter: De vragen 116 tot en met
21 zijn aan de orde gesteld.) Dan heb ik het verkeerd begrepen.
Het bestemmingsplan Camstraburen is voortgekomen uit een vraag van de zijde van de rijksover
heid inzake de realisering van een universiteit. Destijds is van rijkszijde om de garantie gevraagd
dat een voldoende groot terrein beschikbaar zou zijn. Het geven van die garantie was noodzakelijk,
wilden wij een kans maken op het hier realiseren van een universitaire vestiging. Als een dergelijke
vraag van de kant van de rijksoverheid wordt gesteld, dan kun je verwachten dat daarop van die zij
de verder wordt ingespeeld en dat voor het realiseren van een en ander middelen ter beschikking wor
den gesteld. Het blijkt echter allemaal wat moeilijk te verlopen, het lijkt erop dat de rijksoverheid
zegt: breng het maar onder de ISR, als je daartoe overgaat zijn er financiële mogelijkheden. Ik vrees
echter dat hieruit concurrentie zal voortvloeien voor de ISR-aanvragen die ten behoeve van andere
delen van de stad zijn ingediend. Daarom zou ik één ding heel nadrukkelijk willen vastleggen, name
lijk dat zoiets in ieder geval niet zal mogen gebeuren. Onze ISR-woongebieden zullen wij beslist
voorrang moeten geven boven dit gebied. Aan de rijksoverheid zal mijns inziens dan ook moeten wor
den verzocht de 20 miljoen, die wij blijkbaar voor het in dit gebied aankopen van bedrijven nodig
hebben, uit een andere pot - welke dan ook - ter beschikking te stellen.
De heer Rijpma (weth.): Het lijkt mij het beste met Camstraburen te beginnen, omdat daarover
naar ik meen door iedereen vragen zijn gesteld.
Met leden van gedeputeerde staten en een aantal ambtenaren van zowel de provincie als een aan
tal rijksdiensten, die hier een vertegenwoordiging hebben, heeft een door de gemeente geïnitieerd ge
sprek plaatsgevonden, waarbij wij met elkaar hebben bediscussieerd welke weg wij ten aanzien van
dit gebied zouden moeten gaan. Daarbij zijn naast de 80%-regeling ook andere regelingen aan de
orde geweest en uiteindelijk zijn wij tot de conclusie gekomen, dat de ISR in dezen de beste moge
lijkheden biedt. Daarbij is van de zijde van de gemeente gesteld, dat dit in ieder geval niet ten kos
te van de stadsvernieuwing zal mogen gaan, omdat wij ons de weelde niet kunnen permitteren dit ge
bied met woongebieden en het binnenstadsgebied te laten concurreren. Dat is voor de gemeente bij
het hierover gevoerde gesprek een hard uitgangspunt geweest. Als de beste oplossing is echter toch
een voorstel, analoog aan de voorstellen inzake ISR-gebieden, naar voren gekomen; men stelde dat
het volgens ISR-regels opgezette uitvoeringsplan zou worden aangemeld, met daarbij de uitdrukkelij
ke bemerking dat het in dit geval om een extra plan gaat. Derhalve spreken wij op het ogenblik intern
ook over "ISR-extra". (De heer Geerts: Wordt dat "extra" niet binnen een paar jaar vergeten? Wij heb
ben wel eens meer iets extra's gehad!) (De heer Van der Wal: Extra-speciaal!) Ik kan niet in de toe
komst kijken, maar wij zullen uitdrukkelijk bedingen dat van een concurrentie met de stadsgebieden,
waarmee wij ons nu bezighouden, geen sprake zal mogen zijn. Inmiddels hebben wij de Schil-Oost
aangemeld, welk gebied niet in totaliteit is aangewezen. Voorts hebben wij de binnenstad aangemeld
en daarnaast zijn wij zelf nog met een aantal knelgebieden bezig. Als met een en ander rekening wordt
gehouden, kan men zelf het risico ten opzichte van het stadsgebied en de knelpunten daarin afwegen.
Naar ons oordeel is het verstandig de ISR-extra-aanvrage wel in te dienen.
Om hiertoe te kunnen overgaan zal het op uitvoering gerichte bestemmingsplan wei een aantal
gegevens moeten bevatten. Wij kunnen niet volstaan met constateringen en beschrijvingen, het zal een