nb
Voor het overige moeten wij wat de 80%-regeling betreft volstaan met aanvragen voor bedragen in de or
de van grootte van enkele duizenden of enkele tienduizenden guldens. De rest van het bedrag van twee
6 drie miljoen, dat voor Friesland is bestemd, gaat namelijk naar andere steden dan Leeuwarden. Een
andere bestemming dan wij nu aan de Smidsbuurt hebben gegeven, een zakelijke bestemming met eni
ge woonfunctie, een andere self-supporting bestemming op basis van de kosten, zit er niet in. Hier
van uitgaande - ter zake is ook een raadsbesluit genomen - proberen wij, ook nu De Leeuw Jellema
heeft afgehaakt, verder te komen.
De heer Van der Wal: Ik heb gevraagd of het antwoord op vraag 116 nog actueel
is.
De heer Rijpma (weth.): Slaat dat op de park-and-ride voorzieningen? (De heer Van der Wal: In
het antwoord wordt gesteld dat de kosten van de tunnel exorbitant hoog zijn.) Daarop komen wij zoals
gezegd binnenkort terug. Wij zijn bezig met park-and-ride voorzieningen en wij proberen al hetgeen in
de breedste zin met deze voorzieningen te maken heeft onder de 80%-regeling - overigens een andere
80%-regeling - te brengen. Dit is een uitgangspunt dat wij aan de projectgroep hebben meegegeven, zij
zal een en ander op die basis uitwerken en de gesprekken met Rijkswaterstaat en de Spoorwegen zul
len wij dan eveneens op die basis kunnen voeren. Het gaat hierbij dus niet om een toezegging, maar
om een beleidsuitspraak in de richting van de projectgroep. (De heer Van der Wal: Er is dus iets meer
licht ten aanzien van de tunnel.) Er is niet meer licht, er is alleen een beleidsuitspraak van burge
meester en wethouders, namelijk een opdracht van het college aan de projectgroep.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.
Punten 122 t.e.m. 125.
De heer De Jong: Het antwoord op vraag 122 begint met de woorden: "De uitwerking van het ge
bied waarin de winkelvoorziening moet komen kan niet plaatsvinden conform het globale bestemmings
plan." In het tweede gedeelte van het antwoord wordt vervolgens gesteld dat, indien de vereiste ver
klaringen van geen bezwaar door gedeputeerde staten worden afgegeven, de weg vrij is om een bouw
vergunning af te geven voor het definitieve bouwplan, waarna in principe met de bouw zal kunnen
worden gestart. Mijn vraag is of het een niet met het ander in tegenspraak is. (De heer Rijpma (weth.):
In w.elk opzicht zou het met elkaar in tegenspraak zijn?) In het eerste deel van het antwoord lees ik
dat, omdat de uitwerking van het gebied niet conform het globale bestemmingsplan kan plaatsvinden,
een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid waarvan de uitwerking in een vergevorderd stadium ver
keert. In het tweede deel van het antwoord wordt vervolgens gesteld dat met de bouw kan worden be
gonnen als door gedeputeerde staten de verklaringen van geen bezwaar zijn afgegeven. (De heer Rijpma
(weth.): Dat is toch de normale procedure!) (De Voorzitter: Het antwoord komt straks!)
In punt 123 wordt de vraag gesteld wanneer met de bouw van het winkelcentrum Camminghaburen
zal worden begonnen. Gezien de veranderde economische situatie vraag ik mij af of het geen aanbe
veling verdient enkele aspecten van de richtlijnen en randvoorwaarden, die met betrekking tot het te
bouwen winkelcentrum zijn gesteld, te heroverwegen om tot een meer rendabel uitgangspunt te komen.
Bij de plaatselijke standsorganisaties bestaat onder meer de vrees dat een lineaire structuur en de water
gangen in en bij dit winkelcentrum sterk kostenverhogend zullen werken. Ook de andere aan dit win
kelcentrum toe te rekenen bedragen leiden ertoe dat er straks een m2-prijs op het kleed zal moeten
komen, waarvan de toekomstige ondernemer het wervend karakter stellig zal ontgaan. Wij dienen dui
delijk te voorkomen dat er een centrum wordt gebouwd, dat 6f niet wordt afgemaakt bf voor de helft
leeg blijft, omdat het bf voor de bouwer bf voor de ondernemer niet rendabel te maken is. Als er een
koopprijs moet uitkomen die duidelijk hoger is dan die welke geldt voor nieuw opgezette centra elders,
dan lijkt het economisch bijna niet haalbaar. Om de WIR-premie van 18% te kunnen genieten zal,
naar ik bij voorbaat aanneem, tot koop of leasing moeten worden overgegaan. Mijn vraag is derhalve
of u bereid bent de discussie aangaande de richtlijnen en randvoorwaarden betreffende dit winkelcen
trum opnieuw aan de orde te stellen. Bent u tevens bereid een werkgroep te formeren, waarvan deel
zal worden uitgemaakt door de rijksconsulent voor het midden- en kleinbedrijf, de standsorganisaties
en de ruimtelijke-ordeningsconsulent voor het Fries Ondernemersverbond? Deze werkgroep zou de ge
hele ontwikkeling nader kunnen beschouwen, wat temeer noodzakelijk lijkt omdat van de drie belang
stellende projectbureaus inmiddels twee hebben afgehaakt, juist de twee bureaus die deze materie dui
delijk voldoende kunnen overzien. Ik vrees overigens dat straks ook het derde projectbureau in dit
project geen gat meer zal zien. De eventuele bereidheid tot vorming van een projectgroep te komen
kan mogelijk tot een betere samenwerking met overheid en belanghebbenden ter ontwikkeling van dit
centrum leiden. Te bouwen winkelcentra en reeds gebouwde winkelcentra, zoals bijvoorbeeld in Rid
derkerk, kunnen daarbij voor ons als voorbeeld dienen.
De heer Van der Wal: De vragen 124 en 125 hebben betrekking op Wiardaburen. Ik zal nu uiter
aard niet ingaan op de doelstellingen en het programma die in de Commissie voor de Ruimtelijke Or
dening zijn besproken, het gaat mij meer om de procedure. Niemand zal ontkennen dat de doelstel
lingen, het programma en de uitgangspunten voor een wijk van deze omvang - het lijkt er nu op dat
er een 4.000 woningen zullen worden gebouwd, zodat de wijk vergelijkbaar zal zijn met Cammingha
buren - bijzonder belangrijk zijn. Normaal wordt in dit soort gevallen door een bureau een werkstuk
geleverd, dat in een besloten vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, dan fun
gerend als een adviescommissie aan burgemeester en wethouders, wordt behandeld. Daarna gaat het
werkstuk naar burgemeester en wethouders die, gehoord de commissie danwel de commissies, een stand
punt formuleren en vervolgens komt er een raadsbrief. Intussen ben je als commissielid ook op de hoog
te, je kunt bij je achterban of externe deskundigen je licht nog eens opsteken. De raadsbrief komt in
een openbare zitting van de commissie aan de orde en enkele weken later wordt het desbetreffende
voorstel op de agenda voor de gemeenteraadsvergadering geplaatst. Dat is bij belangrijke beslissingen
de normale gang van zaken.
In dit geval is het kennelijk de bedoeling drastisch van de normale gang van zaken af te wijken.
Pas op donderdag heb ik de enveloppe met de betreffende stukken ontvangen, in het weekend ben ik
er in gedoken en heb ik mij gerealiseerd waarom in feite wordt gevraagd, maandag heb ik opgebeld
om te vragen wanneer het voorstel in de gemeenteraad aan de orde zou komen en daarop werd mij ge
antwoord dat het voor de eerstvolgende raadsvergadering zou worden geagendeerd. Om een lang ver
haal kort te maken: ik vind het onverantwoord een zo belangrijke beslissing, met de consequenties
waarvan generaties Leeuwarders te maken zullen krijgen, op zo'n manier door de raad te jagen. Als
raadslid moet ik u verzoeken ons hiervoor meer tijd te gunnen, wat mij betreft wordt dit punt bij het
beleidsplan behandeld. Naar mijn overtuiging hebben wij op deze manier veel te weinig tijd om goed
in de materie te duiken, laat staan om er een gefundeerd standpunt over in te nemen.
De heer Rijpma (weth.): Wat het winkelcentrum Camminghaburen betreft zijn de voorbereidingen
voor een raadsvoorstel zo ver gevorderd, dat wij d zaak hopelijk .eind januari of begin februari via
burgemeester en wethouders zullen kunnen hebben afgerond. Ook de behandeling in de commissies
zal dan hebben plaatsgevonden en daarna zal door de raad een uitspraak kunnen worden gedaan. Ik
zou het ten zeerste betreuren als wij nu opnieuw met een procedure zouden moeten beginnen. Dat kan
overigens ook niet, want de raad heeft burgemeester en wethouders gemachtigd met een aantal met
name genoemde projectbureaus te onderhandelen. Die onderhandelingen zullen binnenkort worden af
gerond en daarover zal vervolgens aan de raad worden gerapporteerd. Het kan dus niet anders.
Ter voorbereiding van een raadsvoorstel is in een openbare vergadering van de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening over Wiardaburen gesproken. Dat raadsvoorstel is inmiddels geformuleerd en
staat voor 24 november a.s. op de agenda. De heer Van der Wal heeft in de vergadering van de
Commissie voor de Ruimtelijke Ordening dezelfde opmerking gemaakt als zoëven door hem naar voren
is gebracht, maar in de commissievergadering heb ik niet begrepen dat hij in zijn opvatting hierom
trent door andere fracties wordt gesteund. Ter wille van de voortgang van dit project lijkt het mij
gewenst in dit stadium vertraging te voorkomen.
De heer Van der Wal: Het gaat er in dit geval niet om of ik al dan niet door andere fracties wordt
gesteund. Wat dat betreft ben ik niet verwend en zo langzamerhand ben ik daaraan gewend geraakt.
Het gaat in dezen om de vraag of je je taak als raadslid nog kunt uitoefenen als ten aanzien van dit
soort belangrijke projecten van de overeengekomen procedure wordt afgeweken. Daarbij doet het er
voor mij niet toe of je wel of niet door andere fracties wordt gesteund, elk raadslid is in dit opzicht
persoonlijk verantwoordelijk. Ik ben van oordeel dat een zo belangrijk project als dit bij de nu gevolg
de procedure gewoon niet goed uit de verf kan komen.
De Voorzitter: U, mijnheer Van der Wal, weet natuurlijk even goed als wij, dat wij in dezen met
een frictie zitten. Hetgeen u stelt is op zichzelf volkomen terecht, maar aan de andere kant is ook
erg duidelijk dat wij het risico lopen van het ontstaan van een gat tussen Camminghaburen en de vol
gende locatie, waarover ook in de raad heel uitvoerig van gedachten is gewisseld. Niemand kan in
dit opzicht exact plannen, maar het hiervoor genoemde risico is erg groot en daarom hebben wij in de