520 2TS3 blijkt een op zichzelf zeer verheugende verdubbeling van het aantal fietsers op de invalswegen, een verdubbeling die in vier jaar tot stand gekomen is. Die trend, die overigens haaks staat op hetgeen wij door computers aan prognoses hebben laten uitrekenen - maar dit ter zijde - dienen wij mijns inziens zoveel mogelijk te stimuleren, wat bepaald tegengesteld is aan het temporiseren van inves teringen ten behoeve van het langzaam verkeer. In uw antwoord stelt u: "Bovendien wordt bij de op zet en de uitvoering van de grotere civieltechnische werken de scheiding van verkeerssoorten steeds zo doorgevoerd dat aan voetgangers en fietsers een zo groot mogelijke veiligheid wordt geboden." Dat wil ik wel aannemen, maar het alleen bieden van veiligheid maakt het gebruik maken van de fiets niet aantrekkelijker. De doorstroomsnelheid voor het langzaam verkeer is in dit verband even eens van belang en ik betwijfel of in de praktijk aan dit aspect wel een hoge prioriteit wordt gege ven. Om een voorbeeld te noemen: er zijn drie varianten voor de reconstructie van het Oostergo- plein en burgemeester en wethouders kiezen - door de raad is nog geen besluit genomen - voor de variant bij uitvoering waarvan de fietsers het meest zullen moeten omrijden. Voorts is een aantal ja ren geleden de vraag aan de orde gekomen hoe de Oostergoweg - als de weg er ooit zal komen - op de basisweg zal moeten worden aangesloten en of de fietsers via de overweg zullen moeten rijden dan- wel of daarvoor een andere oplossing zou kunnen worden gevonden. Ook toen werd "tegen" de fiets en "voor" doorstroming van het autoverkeer gekozen. Ik zie dit als een foutief beleid en het strookt ook niet met de doelstellingen die op papier staan. Ik heb ten aanzien hiervan grote twijfels en de temporisering investeringen ten behoeve van langzaam verkeer wil ik dan ook onder voorbehoud clai men. Mijns inziens dient in dit opzicht nu juist geen temporisering plaats te vinden. Als de gesigna leerde trend zich doorzet, kunnen wij ons door een stimulering van de voorzieningen voor het lang zaam verkeer uitgaven voor voorzieningen voor het snelverkeer besparen. Op termijn zal dit een enorm besparende werking kunnen hebben. De heer Pruiksma: Uit het antwoord op vraag 163 blijkt dat er problemen zijn ten aanzien van de aansluiting van het tracé van de zuidtangent op de Overijsselsestraatweg. De gemeente moet daar over met Rijkswaterstaat in de slag, maar als je het verhaal leest krijg je de indruk dat de discussie hierover enige gelijkenis vertoont met het oude kermisvermaak: vechten met de beer. De gemeente is in dit geval dan niet de beer, maar het kleine mannetje. In uw antwoord zegt u: "Mocht dit over leg aanleiding geven tot een oplossing die in belangrijke mate afwijkt van de door u vastgestelde aansluiting, dan zal deze aangelegenheid opnieuw aan u worden voorgelegd." Ik zou graag van tweeën één zien: öf het college preciseert duidelijk wat het onder "in belangrijke mate afwijkt" verstaat en wat nog in de marge zou kunnen vallen bf het college zegt toe dat bij afwijkingen van het- destijds genomen raadsbesluit de zaak opnieuw aan de raad zal worden voorgelegd. Dat voor komt in ieder geval dat wij in de toekomst weer discussies krijgen zoals wij die al vaker hebben ge voerd, discussies over procedures waarvan de een zegt dat zij praktisch en zinvol zijn en waarvan de ander van mening is dat mensen niet hebben kunnen spreken. De Voorzitter: Op de eerste vraag van de heer Geerts kan ik antwoorden dat wij van de kant van Leeuwarden in overleg met het provinciaal bestuur alle voor het cobrdinatiegesprek noodzakelijke ge gevens hebben ingestuurd. Dat is al enige tijd geleden gebeurd. Het is ons bekend dat over deze pro blematiek reeds interdepartementaal overleg plaatsvindt, waarbij tot nu toe noch de gemeente, noch het provinciaal bestuur betrokken is geweest. Met de heer Beelaerts van Blokland heb ik echter afge sproken dat wij de volgende week het bestuurlijk overleg, dat onder zijn leiding zal plaatsvinden, zullen voorbespreken. Ik hoop dat dit bestuurlijk overleg onder leiding van de heer Beelaerts van Blokland nu op korte termijn gestalte zal krijgen en dat wij u daarna nadere mededelingen zullen kunnen doen. De heer Rijpma (weth.): Op de vragen over punt 163 kan ik antwoorden dat de gesprekken met Rijkswaterstaat zijn afgerond en dat de standpunten ter zake binnenkort aan de raad zullen worden voorgelegd. Daaruit kan men concluderen dat de oplossing, waaraan door de raad de voorkeur is gegeven bij het overleg, niet als de meest wenselijke oplossing naar voren is gekomen. Daarmee formuleer ik voorzichtig. Van temporisering van de uitgaven ten behoeve van het langzaam verkeer is naar mijn mening geen sprake. Er is gekozen voor het in de begroting opnemen van een post voor het langzaam ver keer, een keuze die is voortgekomen uit een afweging van de prioriteiten in het kader van het to tale beleid. Dat de vraag uit de sector van het langzaam verkeer niet voor 100% kon worden geho noreerd is vers twee, maar hiervoor is in ieder geval een extra post op de begroting opgenomen. Niet om de gestructureerde fietspaden in het kader van de grote civieltechnische werken aan te pakken, maar om te kunnen beschikken over middelen voor het op korte termijn aanpakken van de knelpunten op het gebied van het langzaam verkeer. Het vorig jaar heeft de raad een raamkrediet van naar ik meen een half miljoen beschikbaar gesteld en wij hebben de raad toen ten aanzien van de aanpak van een aantal knelpunten een voorstel gedaan. De voorbereidingen voor het verwezenlijken van dat voorstel zijn inmiddels ver gevorderd. Uiteraard is overal overleg nodig, zo ook in dit geval, maar wij proberen zo snel mogelijk tot uitvoering te komen; zodra het overleg zal zijn afgerond, zul len wij daartoe overgaan. Er is dus, nogmaals gezegd, een extra post voor het oplossen van knelpun ten beschikbaar. Binnen de stelpost civieltechnische werken alsmede uit de reserve openbare werken worden eveneens werkzaamheden op dit terrein gefinancierd. Kort geleden is in de Commissie voor Openbare Werken een drietal routes aan de orde geweest waarbij langs de verkeerswegen eveneens fietspaden zijn aangegeven. Langs de grotere routes worden, als het enigszins kan, gescheiden fiets paden aangelegd. Dat zijn dus de radiaal routes, in welke gevallen aanmelding plaatsvindt voor toe passing van de 80%-regeling van het ministerie. Ter ondersteuning van de aanvrage heb ik aan de dienst van de heer Muller gevraagd de laatste puntjes op de i te zetten wat betreft de nota radiaal- routes voor het fietsverkeer, welke nota wij voor het indienen van de aanvrage voor de 80%-subsi- dieregeling nodig hebben. De heer Van der Wal: Ik vind het - dat is niet ironisch bedoeld - allemaal prachtig, maar ik vraag mij af waarop dan de opmerking op pagina II-3-W slaat over temporisering investeringen ten behoeve van langzaam verkeer. De heer Rijpma (weth.): Ik weet niet of dat op het fietsverkeer slaat. Voor bijvoorbeeld Schil- Oost waren binnen het aanwijzingsplan ook allerlei werken in de civiele sfeer geraamd. Als het ministerie alle werken zou subsidiëren die wij daar zouden willen uitvoeren, dan zou dat neerkomen op een bedrag aan subsidie in de orde van grootte van 25 miljoen. Daarvan zouden wij respectievelijk 20% en 50% moeten bijdragen zodat, als de minister ons 25 miljoen subsidie ter beschikking zou hebben gesteld, ook in onze eigen begroting nog een x-aantal miljoenen voor uitvoering van de betreffende werken zou moeten worden gevonden. De minister heeft die werken niet aangewezen, wij zullen ze stuk voor stuk moeten aanmelden. Bij de herstructurering binnen het stadsvernieuwings gebied komt het gehele werk of een stuk van het werk ten laste van de gemeente en de middelen daar voor worden niet uit een extra post gehaald, zoals door de sector was aangevraagd, maar uit de post civieltechnische werken. (De heer Van der Wal: Ik zal een en ander nog wel eens even onderzoeken.) De Voorzitter: Als u straks even naar de ambtenaren gaat, die de dikke boeken erbij kunnen pak ken, worden uw vragen zeker voor 100% beantwoord. In dat vertrouwen meen ik te mogen aannemen dat wij hiermee klaar zijn. (De heer Van der Wal: Neen, ik claim onder voorbehoud. Ik kan de claim altijd nog intrekken.) Neemt u hierover even contact met de ambtenaren op. Als u daarna toch meent te moeten claimen, kunt u dat aan mij opgeven met daarbij een duidelijke motivering. Als ik niets meer van u hoor claimt u dit punt niet, dat is afgesproken. Punten 171 t.e.m. 176. De heer Van der Wal: Het fietspad ten oosten van rijksweg 32 - het gaat hierbij om vraag 172 - tussen Werpsterhoek en Leeuwarden stuit kennelijk nog steeds op bezwaren. Er komt in ieder geval geen positieve beslissing van de zijde van de minister van Verkeer en Waterstaat. Waaraan ligt dat? Wat is de reden dat dit plan, terwijl toch iedereen van de noodzaak van aanleg van dit fietspad over tuigd is, blijft steken? Wat vraag 173 betreft ben ik van mening dat wij ons binnen niet al te lange tijd toch nog eens over het Wilhelminaplein zullen moeten buigen, want de gebruiksmogelijkheden van het plein blij ken zeer beperkt. Als je er iets wilt ondernemen waarvoor een tent moet worden neergezet, mag dat vooral geen tent zijn die met haringen moet worden vastgezet want die gaan net zo gemakkelijk door het dak van de parkeerkelder als door boter. Er kunnen alleen heel dure, zelfdragende tenten worden gebruikt en bovendien staan de hokjes - waarvan er naar mijn smaak veel teveel staan - steeds in de weg. Ik neem aan dat wij er nog wel eens over zullen praten, maar overigens ben ik het er niet mee eens dat er niet aan wordt gedacht. (De Voorzitter: Dat laatste is een heel ruime interpretatie. Wij denken altijd!) Vervolgens vraag 176. Ten aanzien van de Sint Jacobsstraat - ik kan er nu toch even op ingaan, maar ik zal mij beperken - heb ik altijd de gedachte gehad dat wij de grond erg goedkoop of naar mijn mening zelfs te goedkoop hebben verkocht en dat wij voor een parkeervoorziening geen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 48