De heer Rijpma (wethIk heb hier weinig op te zeggen. In juni hebben wij uitvoerig over dit
onderwerp gediscussieerd. Al deze projecten zijn onderzocht onder leiding van de woningbouwcorpo
raties en onder begeleiding van allerlei instanties. De onderzoeken zijn door deskundigen uitgevoerd.
Hieruit is gebleken dat noch de Vereniging voor Volkshuisvesting noch de provinciale directie voor
de volkshuisvesting enige mogelijkheid zien om deze huizen te renoveren. Vandaar dat toen de beslis
sing gevallen is de huizen af te breken. Naar mijn gevoel is er geen enkele reden op die beslissing te
rug te komen.
De heer Van der Wal: De wethouder noemt enkele "bureau-deskundigen" die het beter schijnen te
weten en vanachter hun bureau een geweldige deskundigheid weten op te bouwen die de deskundig
heid van de bewoners kennelijk verre overtreft. De bewoners hebben de hulp ingeroepen van een zeer
bekwaam architect. Er is een ander plan uit de bus gekomen, dat alleen maar doorgerekend moet wor
den. Dat kan bewerkstelligen dat wij onze beslissing herzien en ons oorspronkelijk uitgangspunt recht
doen. Naar mijn idee hebben de bewoners daar gewoon recht op. Als de wethouder niet met een an
der antwoord komt, dan wenst mijn fractie te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Mevrouw De Jong: Hetzelfde geldt voor mij.
Met 29 tegen 6 stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 3, 4 en 5 (bijlagen nos. 479, 453 en 477).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 6 (bijlage no. 485).
De Voorzitter: Dit punt betreft de verkoop van een ten noorden van en aan de Aylvastraat gele
gen perceel grond.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Het betreft hier een aankoop van grond door de Rabobank. On
der punt 5b van het besluit wordt, als men dat wenst, toestemming gegeven tot het ingebruiknemen
van de grond, vooruitlopende op het passeren van de overdrachtsakte. Hieruit zou men kunnen con
cluderen dat de bouw heel snel van de grond komt. Toch zouden wij graag willen dat in het raadsbe
sluit een termijn wordt opgenomen waarbinnen de bouw moet starten. Wij weten immers maar al te goed
- vooral de laatste tijd komt het voor - dat zaken soms op de lange baan worden geschoven en dan heb
ben wij er helemaal geen greep meer op. Bovendien ligt het naastliggende stuk grond, dat ook eigen
dom is van de Rabobank, al enige jaren braak. Wij zouden dus graag willen dat u in het besluit en in
de verkoopakte een termijn opnam waarbinnen de bouw moet starten.
De heer Van der Wal: Ik sluit mij bij de woorden van mevrouw Brandenburg aan.
De heer Rijpma (weth.): Wij voegen iets toe aan een oppervlakte die vele malen groter is dan de
oppervlakte die in dit besluit aan de orde is. Ik kan niet overzien wat het opnemen van een voorwaar
de, in de zin zoals door mevrouw Brandenburg is genoemd, voor consequenties heeft. Aan de ene kant
is het natuurlijk wenselijk om zo snel mogelijk met een bouwplan te komen, aan de andere kant is het
zo dat het gaat om een afronding van een perceel dat in een bestemmingsplan ligt en waaraan een be
perkte hoeveelheid grond wordt toegevoegd. Het lijkt mij wat ver gaan om op grond van het toevoegen
van een zo beperkte hoeveelheid grondoppervlakte zo'n zware eis te stellen.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wij hebben bij de verkoop van het eerste stuk grond geen termijn
opgenomen. Onze bedoeling is om een beetje vaart achter de bouw te zetten, omdat de grond al zo
lang braak ligt. Weet de wethouder ook wanneer men met de bouw begint?
De heer Rijpma (weth.): Ik weet het niet, maar ik ben best bereid om met de Rabobank over deze
zaak te praten en te proberen in dit project de versnelling aan te brengen die naar ik aanneem de he
le raad wenst.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe
zegging van de wethouder.
7
Punten 7 en 8 (bijlagen nos. 491 en 463).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 9 (bijlage no. 488).
De Voorzitter: Wij zijn nu toegekomen aan de behandeling van het punt plan 1981-1985 en pro
gramma 1981 kinderdagverblijven en de van toepassing verklaring van de procedureverordening speci
fiek welzijn op het terrein van de kinderdagverblijven.
Voordat ik dit punt in discussie geef, merk ik op dat daarbij tevens dient te worden betrokken een
brief van het bestuur van het kinderdagverblijf. Deze brief hebben wij ontvangen op 24 september. Bo
vendien is vrijdag jl. een verklaring aan b. en w. aangeboden door verschillende organisaties geza
menlijk. Ook deze verklaring is ter kennis gebracht van de raad. Beide door mij genoemde stukken
vormen dus mede onderwerp van discussie.
Mevrouw Otsen: Het is vanavond aan de raad om te beslissen of hij akkoord kan gaan met het plan
en programma kinderdagverblijven 1981-1985. Een drietal uitgangspunten heeft aan dit plan ten grond
slag gelegen, te weten het uitgangspunt dat het kinderdagverblijf een algemene voorziening zou zijn,
mogelijkheden tot decentralisatie zou hebben en zou functioneren als een gemeentelijke voorziening
met een regionale functie. In de gemeenteraadsvergadering van 5 juni 1979 zijn deze uitgangspunten
al uitvoerig aan de orde geweest.
Desalniettemin willen wij het belang van kinderopvang hier nog eens onderstrepen. Het gaat om
kinderopvangmogelijkheden die wij voor alle duidelijkheid - de rijksbijdrageregeling geeft het ook
aan - willen splitsen in opvang voor 0-6-jarige kinderen in een zogeheten kinderdagverblijf en opvang
voor 6-12-jarige kinderen via de zogeheten buitenschoolse opvang in een overblijf- of sleutelcentrum.
Het doel van een kinderdagverblijf is het gezonde kind van ongeveer zes weken tot zes jaar een
ander milieu te bieden naast de thuissituatie, wat bijdraagt tot de verschillende aspecten van de ont
wikkeling van het kind. Overblijf centra bieden schoolkinderen de mogelijkheid hun meegebrachte
boterhammen op te eten in een ontspannen sfeer, onder toezicht van een of meer leiders of leidsters.
In sleutelcentra hebben kinderen bovendien de mogelijkheid om voor en na schooltijd, wanneer hun
ouders thuis niet aanwezig zijn, hun tijd door te brengen. Ouders van kinderen in deze leeftijd wor
den aldus in staat gesteld om hun leven in te richten zoals zij dat wensen, om te gaan studeren of bui
tenshuis te gaan werken en daarbij buiten de gesloten sfeer van het gezin te treden. In een groot aan
tal gevallen is het werken of studeren met name voor alleenstaande ouders een harde noodzaak, wil
men niet eeuwig afhankelijk blijven van bij voorbeeld een bijstandsuitkering. Het is jammer en onte
recht dat een kinderdagverblijf in heel veel gevallen nog te veel als een luxe wordt gezien voor vrou
wen die zo nodig buiten de deur moeten werken. Als men wil werken of studeren, dan blijkt de com
binatie werk of studie en moederschap niet te kunnen of niet te mogen. Voor mannen is de combinatie
werk en vaderschap overigens nooit een punt geweest. Als men al een baan heeft gevonden of met een
studie wil beginnen, dan kan men zijn kind op de wachtlijst laten plaatsen. Nu, de baas wacht natuur
lijk niet zolang en voor je het weet is ook het schooljaar alweer halverwege, zodat men weer langer
moet wachten. Of, zoals een lid van de Tweede Kamer het eens heeft geformuleerd: "Marie mocht de
moeder-mavo bezoeken, maar nu moet Marie kennelijk kiezen: of moeder of mavo." Wij vinden dat
ook vrouwen met kleine dan wel nog schoolgaande kinderen de keuzemogelijkheid moeten hebben om
te gaan studeren of werken, dat emancipatie niet iets is dat zich uitsluitend binnen de schooluren van
de kinderen afspeelt en dat kinderopvangmogelijkheden hierbij een belangrijke, voorwaarden schep
pende functie vervullen. Nederland hobbelt eigenlijk nog volstrekt achteraan als het gaat om voorzie
ningen voor kinderopvang en daarmee komen wij bij het beleid van de rijksoverheid terecht.
Wat moeten wij met het regeerakkoord van CDA en WD, waarin staat: dat het beleid er
op gericht zal zijn de vrouw volledig de kans te geven zich te ontplooien door onder andere meer aan
dacht te besteden aan verantwoorde kinderopvang"? Wat hebben wij aan de door CRM uitgegeven fol
der, genaamd "Voor Vrouwen", waarin staat: "U zou best eens over een crèche kunnen nadenken; het
is goed voor het kind met anderen te spelen en het biedt u de kans om zo nu en dan iets voor uzelf te
doen"? De rijksoverheid belooft met mooie woorden iets dat zij tegelijkertijd zelf in de praktijk na
laat met financiële middelen te doen.
Doen wij het echter als gemeentelijke overheid zoveel beter? Uit het collegeprogram spreken
positieve intenties als het gaat om vrouwenemancipatie. Op een vraag over het beleidsplan antwoordt
het college dan ook dat het onder zwakke groepen in de samenleving onder andere vrouwen verstaat
die vanuit een toenemende behoefte aan ruimere maatschappelijke participatie in grotere getale op