4 u wel zeggen dat wij ons als college, als wij zo'n boek aan het samenstellen zijn, ook wel eens af vragen of al die vragen nu wel moeten worden opgenomen. Uiteraard zitten er wel eens vragen bij die niet veel meer inhouden dan vragen naar de bekende weg. Wij vinden dat wel jammer, want wij vat ten dat op als een soort van werkverschaffing. Ik wil op de fracties een beroep doen zich er een beetje van bewust te zijn dat dit hele werk dat wij met elkaar doen zinvol dient te zijn, want eerlijk gezegd hebben wij de indruk dat dat niet altijd het geval is. PAR. 7. BELEIDSSECTOR REINIGING EN BRANDWEER. A. Reiniging. Mevrouw Otsen: In het antwoord op vraag 283 stelt u dat in november in de raad zal worden ge sproken over de vraag of de proef met de mini-containers moet worden voortgezet, maar ik neem aan dat dat niet meer mogelijk zal zijn. Ik zal daarom graag van de wethouder horen of hij nu toch iets kan zeggen over voortzetting van het gebruik van mini-containers in de wijk Aldlan. In antwoord op de vragen 284 en 285 zegt u dat overleg op provinciaal en regionaal niveau niet tot concrete resultaten heeft geleid. Kan het college meedelen wat voor concrete resultaten het had verwacht? Ik heb in de Leeuwarder Courant gelezen dat er een provinciale werkgroep voor glasinza meling is ingesteld, dat er via gedeputeerde staten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een advies naar de Nederlandse gemeenten zal uitgaan en dat inmiddels al vijftien gemeenten in Friesland aan dit project deelnemen. Hierin zou Leeuwarden best een belangrijke schakel kunnen vormen, wat economisch gezien ook nog voordeliger zou zijn. Ik heb mij laten vertellen dat het ont zettend belangrijk is dat Leeuwarden hieraan meedoet en ik vraag mij dan ook af waarom het college voorshands van mening is niet te moeten overgaan tot het nemen van maatregelen ten behoeve van de glasinzameling, temeer daar wijken als Aldlan en Westeinde te kennen hebben gegeven dat zij graag aan dit experiment zouden meedoen. Ik zal graag zien dat door de raad hierover een uitspraak wordt gedaan, omdat ik meen dat deze zaak onder de bevolking nogal leeft. De heer Bijkersma: In vraag 284 wordt gesteld dat een proef met glascontainers misschien zal kun nen leiden tot een forse vermindering van transport- en vuilverwerkingskosten. Ik kan daarover geen oordeel geven, maar wel is het duidelijk dat de vuilverwerkingskosten voor wat betreft dat gedeelte zwaar op de gemeente drukken. De begroting van de Reinigingsdienst is een aantal jaren geleden terug gebracht en mij is verteld dat het gevolg daarvan personeelsvermindering is geweest. Die mededeling werd mij gedaan toen ik mijn verontrusting uitsprak over het feit dat, ondanks de ijver van de mensen van de Reinigingsdienst, reiniging van een gedeelte van de stad achterwege werd gelaten. Het ant woord daarop luidde dat dit zijn oorzaak vond in het feit dat de begroting was gekort en daarin min der mensen waren opgenomen. In het jaarverslag over 1979 las ik echter dat de Reinigingsdienst twee mensen boven de begroting in dienst heeft. (De Voorzitter: De heer Bijkersma probeert te checken wat ik gisteravond heb gezegd. Ik moet hem zeggen dat hij een en ander wel wat over een langere termijn moet bekijken.) Concreet werd mij meegedeeld dat bepaalde delen van de stad niet werden gereinigd omdat er te weinig mensen in dienst waren, maar het verslag geeft aan dat er twee mensen boven de sterkte in dienst zijn. Ik moet u zeggen dat ik het niet meer begrijp. De heer Van der Wal: Ik ondersteun datgene wat mevrouw Otsen met betrekking tot de vragen 284 en 285 heeft gezegd. Toen ik geruime tijd geleden in de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer zat werd al over glascontainers gesproken. Die zaak zou nog even wat nader moeten worden onderzocht, maar dat werd al zo'n zeven, acht jaar geleden gezegd, en op dit moment zijn er nog geen glascontainers. Opnieuw wordt er het een of andere excuus aangedragen om die containers toch maar niet te plaatsen, terwijl je ze inmiddels overal aantreft, in welk gat van Nederland je ook komt (De heer Van den Eist: Dat is overdreven!) Dat geef ik toe, maar in vele gaten in Nederland zie je toch wel glascontainers staan, behalve in Leeuwarden. Als men stelt dat het plaatsen van glascontai ners een kostenverhoging met zich brengt, zal ik graag horen waardoor die wordt veroorzaakt en hoe groot die is. Misschien kan op die vraag nu geen antwoord worden gegeven, maar ik heb begrepen dat mevrouw Otsen dit punt wil claimen als het antwoord op haar vragen niet voldoende bevredigend is. Ik hoop dat we dan in de begrotingsvergadering hierover gegevens kunnen krijgen. Ik ben het met mevrouw Otsen eens dat heel wat Leeuwarders, waartoe ook ik behoor, het heel handig zouden vinden als zij hun lege flessen waarvoor zij geen statiegeld krijgen niet meer in de vuilniszak behoefden te deponeren, want die flessen nemen veel plaats in en het risico is ook aanwezig dat de zakken daardoor kapot gaat 63 met alle gevolgen van dien. Ik meen dat ook de Reinigingsdienst daarover kan meepraten. Kortom, er zullen mijns inziens glascontainers moeten worden geplaatst en dan liefst zo snel mogelijk. De heer De long: Het zou nogal vreemd zijn als de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brand weer nooit over de plaatsing van glascontainers zou hebben gesproken. Ik kan u ook zeggen dat dit onderwerp herhaaldelijk in die commissie aan de orde is geweest. De bezwaren van de technische dienst zijn in de commissie altijd breed uitgemeten, zelfs bij herhaling. Naar aanleiding daarvan heeft de commissie nooit de moed gehad met een voorstel aangaande glascontainers te komen. De heer Eijgelaar (weth.): Naar aanleiding van hetgeen mevrouw Otsen over de oroef met de mini-containers heeft gezegd kan ik meedelen dat deze proef in Aldlan als ges aag an wor en be schouwd; een dezer dagen zullen de raadsleden hierover een overzicht ontvangen. Deze zaak is uit voerig in de commissie aan de orde geweest, waar is gezegd dat dit project in feite verder moet wor den uitgebreid, gelet op de resultaten die de proef voor de gebruikers en de dienst heeft gehcd. In het antwoord op vraag 283 staat dat dit punt in november in de raad aan de orde zou kunnen worden qesteld. Dat is echter niet mogelijk, omdat de commissie, mijns inziens terecht, van mening is dat er nadere uitwerking aan het voorgenomen plan moet worden gegeven, aangezien een en ander toch nog wel wat financiële consequenties kan hebben. Wij zullen hierover eerst nog eens goed met elkaar moe ten praten om te bekijken hoe wij met betrekking tot deze andere wijze van huisvuilinzameling moe ten handelen. De proef als zodanig is dus geslaagd, maar wij moeten nog bezien hoe wij een en an der financieel kunnen vertalen en rond kunnen krijgen. Hopelijk zullen wij binnenkort, begin volgend jaar, met een voorstel naar de raad kunnen komen. Verschillende mensen, onder anderen mevrouw Otsen en de heer Van der Wal, hebben gesproken over glasinzameling. Het antwoord dat wij op de vragen hierover hebben gegeven is gebaseerd op de ervaringen die men heeft opgedaan met de proef die in Noord-Brabant is genomen. Dat is een vrij uitgebreide proef geweest - overigens was het niet de eerste proef die is genomen - op basis waarvan men tot een bepaalde conclusie is gekomen; wij hadden geen redenen om aan te nemen dat die niet juist zou zijn. Ook in het verleden zijn herhaaldelijk in verschillende gemeenten proeven genomen met betrekking tot glasinzameling, die tenslotte geen voortgang vonden, bf omdat zij economisch gezien niet haalbaar waren bf omdat zij niet zinvol bleken te zijn. De zin van het inzamelen van glas is niet gelegen in grondstofbesparing, maar kan alleen maar zijn gelegen in een zekere energie besparing, omdat het omsmelten van glas minder energie vergt dan het vervaardigen van glas. Naar dat aspect zal nader moeten worden gekeken. Vrij recentelijk heb ik in de krant gelezen dat het plaatsen van glascontainers bij inzameling van 50 ton glas al rendabel zou kunnen zijn. Als dat in derdaad het geval is, dan kan ik mij voorstellen dat het interessant is hier en daar containers neer te zetten. Ik vind het overigens best als de raad over deze kwestie een uitspraak wil doen. Ik wil ook wel nagaan of het mogelijk is de raad vóór de begrotingsvergaderingen hierover cijfers voor te leggen. In ieder geval ben ik ertoe bereid dit onderwerp nog eens uitvoerig in de commissie aan de orde te stellen, waarna wij de raad verslag zullen doen van de bevindingen. Als het inzamelen van glas kan leiden tot energiebesparing, dan ben ik ervan overtuigd dat onze gemeente daaraan zal willen meedoen. Voor zover ons bekend is dat echter tot nu toe nog niet bewezen. Als inzameling van glas uit dat oog punt niet zinvol is, betekent het alleen maar extra werk. Als evenwel het plaatsen van glascontainers tot besparing kan leiden, zullen wij daaraan meedoen; dat kan ik u verzekeren. Een aantal kleinere gemeenten, ook in Friesland, is tot inzameling van glas overgegaan en ik neem aan dat daaraan een zekere studie ten grondslag heeft gelegen. Wij zullen nog eens opnieuw hierin duiken en bekijken wat wij op dit gebied kunnen doen. Het is natuurlijk aan de raad om hierover een uitspraak te doen, maar ik meen dat dat niet erg zinvol is als er maar weinig gegevens voorhanden zijn. Naar mijn mening is het het meest juist dat die gegevens via de commissie worden verstrekt. Zoals de heer De Jong al heeft opgemerkt is dit onderwerp herhaaldelijk in de commissie aan de orde geweest, waarbij niet is geble ken dat dit een werkelijk zinvolle zaak zou zijn. Mevrouw Otsen: Van de kant van de werkgroep van de provincie zijn wel positieve geluiden ge hoord en ik begrijp dan ook niet dat Leeuwarden daarop niet heeft ingespeeld. De Voorzitter: Het provinciaal bestuur, bij monde van gedeputeerde Dankert, heeft op grond van de berichten die elders uit het land zijn vernomen en constaterend dat men in een aantal plaatsen hiermee bezig is, de vraag aan de orde gesteld of het niet zinvol zou zijn ook in Friesland iets meer aan de inzameling van glas te doen. Die vraag heeft het provinciaal bestuur ook gericht tot de Vere-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 53