64
niging van Nederlandse Gemeenten. Ik kan u verder zeggen dat dit onderwerp ook uitvoerig aan de or
de is geweest in de laatste vergadering van het voltallige college van gedeputeerde staten met het be
stuur van de afdeling. De heer Dankert heeft toen nogmaals aangegeven waarom hij dit probleem had
gelanceerd. Overigens heeft gedeputeerde staten ook gezegd dat het hierbij gaat om een taak voor de
gemeenten en niet voor het provinciaal bestuur en dat de provincie deze kwestie uitsluitend onder de
aandacht heeft willen brengen van de gemeenten.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten is ook niet zomaar aan het onderwerp voorbijgegaan;
de inzameling van glas is zelfs een van de hoofdpunten in een vergadering geweest. Dergelijke vergade
ringen worden vrij regelmatig gehouden door het afdelingsbestuur van de VNG met delegaties van de
vijf bestuurlijke regio's.
In diverse regio's is dit punt nader bestudeerd in commissies of in groepen en bij dat overleg is in
feite dezelfde conclusie getrokken die de heer Eijgelaar zojuist naar voren bracht. Men was het er ook
over eens dat een dergelijk project, als het zinvol zou zijn, het best provinciaal kconworden aangepakt.
Dat zou namelijk het meest efficiënt zijn. Er bestond echter unaniem vrij grote twijfel over de vraag of
het zinvol zou zijn om tot separate glasinzameling over te gaan. In Dokkum, in de Dongeradelen en in
Franeker werden hiermee al proeven genomen en men besloot af te wachten hoe een en ander in de prak
tijk uit zou werken. Ondertussen wilde men eveneens bepaalde studies afwachten. In diverse regio's
is de conclusie getrokken dat het uit psychologisch oogpunt wel erg goed klinkt als wij besluiten tot
plaatsing van glascontainers over te gaan, maar dat wij ons eerst wel moeten afvragen of het zinvol is
een dergelijke stap te zetten. Dit onderwerp heeft de volle aandacht, maar met wethouder Eijgelaar
betwijfel ik of wij hals-over-kop tot inzameling van glas moeten overgaan. Wij moeten eerst met elkaar
bekijken of dit iets is waarvoor dient te worden gepleit.
Mevrouw Otsen: Ik wil dit punt claimen, omdat ik meen dat de raad hierover een principe-uit
spraak zal moeten doen. Wij weten dan waaraan wij toe zijn.
De heer Van der Wal: In het stadium waarin we nu verkeren, verkeerden we acht jaar geleden
ook al
De Voorzitter: We zullen er nu verder niet over praten. Mevrouw Otsen heeft dit punt geclaimd
omdat zij een uitspraak van de raad wil vragen en dat is haar goed recht. Wij noteren dat.
De heer Eijgelaar (weth.): Ik moet vervolgens nog een vraag van de heer Bijkersma beantwoorden,
voor.wie de situatie bij de Reinigingsdienst onduidelijk is, omdat eerst is gezegd dat bij de Reinigings
dienst minder mensen werken, terwijl hem later bleek dat daar twee mensen boven de sterkte werken.
Ik wijs hem erop dat wij een overzicht hebben geproduceerd van het aantal mensen dat in de afgelopen
jaren bij de Reinigingsdienst werkte. De Reinigingsdienst werkt met minder mensen dan vijf jaar gele
den, maar er werken op het ogenblik wel twee mensen boven de sterkte, zoals wij ook hadden gepland,
B. Brandweer.
De heer De Beer: Wat ik wil zeggen betreft vraag 289. In het antwoord op die vraag wordt ge
steld dat de brandpreventietaak voorshands beperkt zal blijven tot de normale beoordelingen van
bouwaanvragenZijn er plannen om toch nog te komen tot brandpreventie zoals die in de commissie
ter sprake is geweest en zoals de commissie die b. en w. ook heeft geadviseerd? Gezien het feit dat
er inmiddels al zeventien parkeerwachters in dienst zijn - het gaat me nu alleen om het aantal -, vind
ik het een beetje jammer dat wij er niet toe in staat zijn een belangrijk onderdeel als de brandpreven
tie in te vullen. Gelet op het feit dat u het woord "voorshands" gebruikt, hoor ik graag of er toch
nog mogelijkheden zijn.
De heer Sterk: In vraag 289 wordt het college onder meer verzocht nader toe te lichten op welke
aspecten van de preventietaak van de brandweer de nadruk wordt gelegd en welke - noodgedwongen
minder aandacht krijgen. Ik meen dat het antwoord op die vraag niet helemaal volledig is. In aanslui
ting op de vraag van de heer De Beer wil ik u vragen welke taken er in feite nog liggen voor de
brandweer, die zouden moeten worden opgepakt als daarvoor de middelen aanwezig zouden zijn.
De hear Jansma: Miskien mei ik fia jo, mynhear de foarsitter, de PAL-fraksje gelegenheit jaen
om to réagearjen op itjinge ik sizze wol nei oanlieding fan fraech 288. Troch de PAL-fraksje wurdt
steld dat minsken dy't bilutsen binne by para-militaire organisaesjes blykber minder gewisse hawwe
soenen as minsken dy't der net by yn tsjinst binne. Dy foroardieling is neffens my net torjocht, dy hat
men net fortsjinne en is boppedat in mislediging. It soe de PAL-fraksje to priizgjen stean hwannear't
hja itjinge yn dizze fraech steld wurdt by dizzen ynlukt. Ik haw dizze fraech alteast lezen lykas ik
dy nou ynterpretearje. (De heer Van den Eist: U moet goed lezen!)
De heer Eijgelaar (weth.): De heer De Beer heeft gevraagd naar de betekenis van het woord
"voorshands" in het antwoord op vraag 289. Ik kan hem daarop zeggen dat het onze bedoeling is om,
zodra wij daarvoor in financiële zin de mogelijkheden hebben, de brandpreventietaak uit te breiden,
ledereen zal het er mijns inziens wel over eens zijn dat dat ook noodzakelijk is. Uit het antwoord
blijkt duidelijk dat die taak nu zeer beperkt is. Wij zouden graag deze zaak verder ter hand willen
nemen en willen opvoeren.
In de richting van de heer Sterk merk ik op dat wij dan met name zouden willen overgaan tot
controle op de naleving van de brandpreventievoorschriften, want op dit moment ontbreekt het daar
aan te veel. Ik zeg niet dat controle daarop helemaal ontbreekt, want dat is beslist niet het geval,
maar die controle zou wel moeten worden uitgebreid. Daarvoor ontbreekt ons echter op dit moment dui
delijk de mankracht, wat een gevolg is van het ontbreken van voldoende financiële middelen. Ik meen
overigens dat de heer De Beer hierbij geen koppeling moet leggen naar de parkeerwachters. (De heer
De Beer: Ik doelde uitsluitend op het aantal.) Daarbij gaat het natuurlijk wel om een heel andere si
tuatie. De parkeerwachters worden uit de uit hun activiteiten komende middelen betaald, dat is al
thans de bedoeling. Voor wat betreft de brandpreventietaak ligt dat heel anders, omdat de brandpre
ventie geheel ten laste van de algemene middelen komt. Overigens kan ik nog zeggen dat de gemeen
te Leeuwarden dit punt heeft aangekaart bij de BHD. Wij willen proberen in BHD-verband nog iets
meer te doen aan brandpreventie dan op dit moment gebeurt. Dit is een punt dat in de ledenvergadering
van de BHD aan de orde zal komen. Ook dan gaat de brandpreventie meer geld kosten, maar waar
schijnlijk zal er dan eerst een gedeelte kunnen worden opgevoerd, althans voor wat Leeuwarden be
treft.
Ik meen dat ik niet behoef in te gaan op datgene wat de heer Jansma heeft gezegd.
De heer Van der Wal: Ik wil wel graag even op de opmerkingen van de heer Jansma reageren. Hei-
is mij een raadsel hoe de heer Jansma uit vraag 288 kan afleiden dat wij brandweerlieden zouden in
delen in gewetensvolle en minder gewetensvolle mensen. Er is alleen gevraagd of de brandweerlieden,
wanneer de civiele organisatie tot een para-militaire organisatie wordt omgebouwd, in overleg met
het gemeentebestuur kunnen spreken over een oplossing om deze zaak met hun geweten in het reine
te kunnen brengen. Wij hebben deze vraag uiteraard niet zo maar gesteld, maar er hebben ons hier
over geluiden vanuit het brandweercorps bereikt. Sommigen vragen zich af in hoeverre zij hieraan
kunnen meedoen. Ik heb de vraag driemaal gelezen - ik heb hem zelf niet gesteld - en ik begrijp
niet hoe de heer Jansma de PAL-fractie datgene kan aanwrijven wat hij zojuist naar voren bracht.
Ik meen dat de heer Jansma de PAL-fractie heeft verzocht haar excuses te maken of zoiets, maar ik
zie daarvoor geen redenen.
De hear Jansma: De wurden fan de hear Van der Wal sprekke my oan. Ik - en ek oaren - haw de
tekst blykber net goed bigrepen. De ötliz fan de hear Van der Wal fyn ik lykwols akseptabel, tank jo
wol
De Foarsitter: De PAL-fraksje hoecht him gjin soargen to meitsjen oer itjinge yn de fraech steld
wurdt. Der binne nammentlik net folie minsken yn Nederlan dy't fan plan binne om de branwarorgani-
saesje om to bouwen ta in para-militaire organisaesjeDat probleem is dus fierder net oan de oarder.
PAR. 9. ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN.
B. Werkgelegenheid.
De heer Van der Wal: Ik wil met name spreken over de bestrijding van de werkloosheid en de ge
volgen van de werkloosheid in het algemeen. Het valt me mee dat de heer De Beer niet opmerkt dat
ook deze vragen ieder jaar, zij het in verschillende bewoordingen, worden gesteld. (De heer De Beer:
Als ik dat had willen opmerken had ik het wel gedaan.) Ook deze vragen komen ieder jaar weer terug.
De problematiek waarom het bij die vragen gaat is blijkens beleidsnota's en redevoeringen die
hier worden afgestoken geweldig zwaar en actueel. Wij vragen ons daarom af waarom er dan geen