jS
men - ik weet dat in Harlingen 20% van de voorzieningen is bestemd voor verzorging behoevende be
jaarden en in Leeuwarden ruim 7% van de voorzieningen -, maar in feite is het treurig dat onze be
jaarden elders in de regio moeten worden ondergebracht. Ik weet dat Drachten onlangs bedden bo
ven de norm toegezegd heeft gekregen en ik geloof dat ook wij met concrete voorstellen moeten ko
men. Hopelijk heeft de wethouder dat ook voor ogen gehad toen hij de vraag beantwoordde.
De heer De Vries (weth.): Wij delen de droefenis van mevrouw Willemsma en ook wij vinden het
verschrikkelijk triest dat wij in dezen niet meer mogelijkheden hebben. Zij heeft echter zelf ook al
gezegd dat wij hier nog steeds boven de bekende 7%-riorm zitten. Wij hopen dat er op basis van het
convenant een verschuiving vanuit de regio naar Leeuwarden zal plaatsvinden, waaraan ook wordt ge
werkt. Inmiddels hebben wij van de Stichting Het Nieuwe Hoek en Swettehiem een verzoek ontvan
gen om te komen tot een combinatie van de beide instellingen teneinde daardoor een aantal extra ver
zorgingsbedden te kunnen verkrijgen. Als dat bij gedeputeerde staten goed zou vallen, zouden we in
ieder geval op basis daarvan nog wat meer binnenhalen. Nogmaals wil ik zeggen dat wij alles in het
werk zullen stellen om waar ook maar ruimte aanwezig is deze te benutten. Wij zijn namelijk even
onthutst over de gang van zaken als mevrouw Willemsma. Overigens moeten wij niet vergeten dat wij,
ook wanneer wij morgen de 170 mensen die nog op de wachtlijst staan een tehuis zouden kunnen aan
bieden, over een paar jaar hetzelfde probleem opnieuw onder ogen zouden moeten zien, want dit is
een voortdurend proces.
Mevrouw Zondag—Demes: De wethouder heeft nog geen antwoord gegeven op mijn vraag naar aan
leiding van vraag 334. Ik heb de wethouder gevraagd of de eventueel te bouwen aanleunwoningen ook
in de Knelpuntennota Volkshuisvesting worden vermeld.
De heer De Vries (weth.): Dat gebeurt inderdaad.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik wil het punt van de aangepaste bejaardenwoningen claimen. Ik wens
dat er een planning, een beleid, wordt bepaald voor de bouw van aangepaste bejaardenwoningen. Ik
meen dat in de raad dient te worden vastgesteld hoe en waar wij tot de bouw van die woningen kun
nen komen; Er zal een zodanig harde planning moeten worden bepaald dat de wethouder daarmee
naar de woningbouwcorporaties kan stappen. (De Voorzitter: U wenst dus dat de raad de uitspraak doei
dat er een planning moet komen?) Inderdaad, maar ik kan nu natuurlijk nog niet aangeven hoe die er
uit moet zien; daarover zullen we nog met elkaar moeten praten. Een dergelijke planning is er nu nog
niet en het punt van de aangepaste bejaardenwoningen slipt er steeds weer door. Ik lees in de stukken
wel over woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens in de binnenstad, maar over aangepaste be
jaardenwoningen lees ik nooit iets. (De Voorzitter: Het heeft natuurlijk geen enkele zin als we met
elkaar in het vage blijven. Wethouder De Vries veronderstelt dat u vooruitlopend op de Knelpunten
nota Volkshuisvesting al een planning wenst ten aanzien van de aangepaste bejaardenwoningen.) In
derdaad, ik wil een planning zien die expliciet de aangepaste bejaardenwoningen betreft, want anders
zie ik helemaal niet gebeuren dat die wordt uitgebracht. De DGD verwijst bejaarden naar woningen
die men bejaardenwoningen noemt, maar waarvan slechts ruim 30% werkelijk geschikt is voor bejaar
den, terwijl de rest van die woningen voor bejaarden gewoon ongeschikt is. De behoefte aan aange
paste bejaardenwoningen is bekend, maar daaraan wordt niets gedaan. Misschien is het ook goed dat
wij u verzoeken in de Knelpuntennota Volkshuisvesting expliciet een hoofdstuk te wijden aan de bouw
van aangepaste bejaardenwoningen. Ik zie dat echter niet gebeuren als de raad daarover niet expli
ciet een uitspraak doet. (De Voorzitter: Ik vraag mij af waarom wij nu niet zouden kunnen toezeggen
dat wij een dergelijk hoofdstuk in de nota zullen opnemen. Als u van de raad een uitspraak wilt vra
gen, krijgen we alleen maar een herhaling van de discussie die hier is gevoerd.) Dat soort verzoeken
zijn al zo vaak gedaan en op dit punt is al zo dikwijls de nadruk gelegd. (De Voorzitter: Of wij het
nu toezeggen of in de raad, dat moet voor u dezelfde waarde hebben.) Ik wil dit punt heel nadruk
kelijk aan de orde stellen, omdat ik vind dat deze specifieke woningcategorie de aandacht moet heb
ben die zij verdient. Tot nu toe heeft zij die niet gekregen. Ik wil horen dat er in de Knelpuntenno
ta Volkshuisvesting van het RIGO een hoofdstuk wordt gewijd aan de bouw van aangepaste bejaarden
woningen, want anders zal er nog niets gebeuren.
De Voorzitter: Wij kunnen dat wel toezeggen. Als de mensen die de nota maken ons vertellen dat
dat niet mogelijk is, zullen wij u daarvan uiteraard mededeling doen. Op dit moment kan ik echter
de toezegging doen dat wij in de Knelpuntennota Volkshuisvesting expliciet een hoofdstuk over aan
gepaste bejaardenwoningen zullen opnemen. Wij zullen dat vastleggen.
7<£>
C. Werkloosheid(sbestrijding).
De hear Jansma: Ik wol in fraech stelle dy't sidelings mei dit Onderwerp to krijen hat. It giet om
it gebou yn de Speelmansstrjitte foar it projekt Mensen zonder werk. Yndertiid is frege oft it gebou net
troch mear ynstellingen brukt wurde kin. My is bikend dat it Studintepastoraet der ek wol bi langstel
ling foar hat. Is it hwat de gemeente oanbilanget mooglik om dizze ynstelling yn dat gebou to fêstig-
jen? Ik wit dat dizze fraech in bytsje op'e ranne fan de oarder is, mar ik woe dy dochs efkes stelle. (De
Voorzitter: Waar wilt u het Studentenpastoraat precies huisvesten?) Op de Onderste fordjipping fan it ge
bou yn de Speelmansstrjitte sit it projekt Mensen zonder werk. De boppeste fordjipping is foar safier't
ik wit noch frij. Ik haw heard dat it Studintepastoraet dêr bilangstelIing foar hat. Myn fraech is dan
oft dit hwat de gemeente oanbilanget kinne soe. (De Foarsitter: It sit yn'e moune. Ik wit net krekt mei
hokker pand men dwaende is, mar men is der mei dwaende. It Studintepastoraet sil, leau ik, nei it ge
bou fan de Hannelsdrukkerij ta.) Né, dat is hwat oars. (De Voorzitter: Ik weet inderdaad niet precies
om welk pand het gaat, maar wel weet ik dat er overleg wordt gevoerd en dat het Studentenpastoraat
een plaats is aangewezen.) Forline wike wie dit noch net bikend, mar dan is it flot gien.
De Voorzitter: Het gaat er u om dat de mensen van het Studentenpastoraat huisvesting krijgen en ik
kan u zeggen dat er met hen gesprekken zijn gevoerd om hun daaraan te helpen. Ik heb begrepen dat
er op dit moment overleg wordt gevoerd over twee plaatsen en wij mogen aannemen dat er binnen af
zienbare tijd een oplossing wordt geboden. Ik neem aan dat het de heer Jansma om dit gegeven ging.
(De hear Jansma: Krekt, dêr wie it my allinne om to dwaen.)
Mevrouw Van der Werf: Onder punt 341 vragen wij naar een rapportage van de stuurgroep en het
gaat ons daarbij om het volgende. Het project Mensen zonder werk organiseert veel activiteiten, voor
al van sociaal-culturele aard, en het speelt in op verschillende landelijke regelingen. Wij hebben ech
ter de indruk dat dat allemaal wel op een wat willekeurige manier gebeurt, waarbij wordt bekeken wat
zich voordoet en wat men op een gegeven moment belangrijk vindt. Wij wensen evenwel dat er een
evaluatie wordt gemaakt die leidt tot een aantal beleidskeuzes voor de toekomst. Zullen in het kader
van dit project vooral sociaal-culturele activiteiten worden ontplooid, zal de energie met name wor
den gestoken in het opzetten van alternatieve werkgelegenheidsprojecten of moeten er vooral vakge
richte cursussen worden georganiseerd in navolging van datgene wat het Ministerie van Sociale Zaken
wil? Om ten aanzien daarvan een keus te kunnen bepalen lijkt zo'n rapportage ons belangrijk. Met
name is ook van belang de vraag hoe het project Mensen zonder werk in een breder beleidskader met
betrekking tot de werkgelegenheidsproblematiek past. In het antwoord op vraag 341 wordt daarop niet
voldoende ingegaan. Er wordt wel in gezegd dat de stuurgroep bezig is met een evaluatie, maar ik heb
begrepen dat die evaluatie vooral de organisatorische structuur van de stuurgroep betreft.
Vraag 342 betreft in feite twee zaken. Op dit moment wordt het project Mensen zonder werk nog
geleid door een dienstweigeraar, maar aan die situatie zal over enige tijd een eind komen. Wat zal
er dan gebeuren ten aanzien van de personeelskosten?
Het tweede punt dat in deze vraag aan de orde wordt gesteld betreft het feit dat er van de zijde
van het Ministerie van Sociale Zaken een nieuw concept ten aanzien van artikel 36 van de WWV is
uitgebracht, welk artikel wordt gebruikt voor de subsidiëring van deze activiteiten. In dat kader wordt
gepleit voor het subsidiëren van uitsluitend de personeelskosten in verband met de vakgerichte cursus
sen. Dit kan betekenen dat de subsidie op grond van dat artikel nogal zal worden afgebouwd. Van de
kant van CRM wordt er dan nog wel een aanvulling gegeven, maar ook de bedragen die van CRM
komen kennen een grens. Het is de vraag wat er zal gebeuren als er inderdaad minder subsidie wordt
verkregen. Zal er dan vanuit de gemeentelijke middelen meer worden bijgedragen of zullen de acti
viteiten in het kader van het project Mensen zonder werk dan vooral worden afgestemd op de moge
lijkheden welke worden geboden ingevolge de landelijke subsidieregelingen?
Op vraag 343 antwoordt u dat de activiteiten van het project Mensen zonder werk vooral zijn be
stemd voor de uitkeringsgerechtigden, wat ik toch wel erg jammer vind. Dat betekent onder meer dat
met name gehuwde vrouwen helemaal buiten de boot vallen, aangezien die niet uitkeringsgerechtigd
zijn, zodat zij ook niet daaraan kunnen meedoen, terwijl het project wel zeer specifieke activiteiten
voor die groep zou kunnen ontplooien, met name gericht op het opnieuw terugkeren in de arbeidsmarkt.
Betekent dit dat ook de experimentele werkgelegenheidsprojecten, waarover wordt gesproken in vraag
344, niet bestemd kunnen zijn voor niet-uitkeringsgerechtigden, waartoe ook de gehuwde vrouwen be
horen?
De heer De Vries (weth.): Het project Mensen zonder werk heeft het vorig jaar al een verbreding