10 - plaatsing van kinderen bij noodzaak te garanderen, zoals overigens ook in de raadsbrief voor de be treffende vergadering in juni 1979 stond; - rekening houden met maatschappelijke achterstand zoals de rijksbijdrageregeling dit wil; - verantwoorde groepsgrootte en bovendien de in het plan uitgewerkte criteria opnemen. Als de raad hiervoor gekozen had, dan waren wij nu niet in deze impasse geraakt. Er is indertijd voor een algemene voorziening gekozen en wij aanvaarden dit als een uitspraak van deze raad. Dit houdt echter wel in dat nu nog, terwijl het plan voor ons ligt, de criteria voor een toelatingsbeleid moeten worden geformuleerd. Tot onze grote verbazing doet het college ook nu weer niet een dergelijk voor stel. Dit moeilijke vraagstuk is reeds in juni 1979 - bijna anderhalf jaar geleden - doorgeschoven naar de directie van het kinderdagverblijf. De directie voelt er niets voor iets uit te voeren dat uiteinde lijk tot de taak van b. en w. behoort. Op deze manier wordt over de hoofden van de kinderen elkaar de bal toegespeeld en ontbreekt de nodige grondslag aan het plan, zodat de mensen in het veld maar ook de ouders in de kou staan en teleurgesteld zijn, ons inziens terecht. Aangezien wij toch niet ontkomen aan vooraf te stellen criteria, enkele vragen aan de wethouder. Op bladzijde 43, bijlage I tabel I, wordt een wachtlijst genoemd. Hebben de kinderen van een alleen staande werkende ouder voorrang? Er staan 11 kinderen op de wachtlijst. Hebben kinderen van een al leenstaande ouder die wil werken of studeren voorrang? Er staan tien kinderen op de wachtlijst. De helft van het aantal kinderen in het kinderdagverblijf komt voort uit een-ouder-gezinnen. Dit aantal neemt steeds sterker toe. Wordt het aantal op de wachtlijst ook steeds groter? De opvang van kinderen van zes tot twaalf jaar is een groot probleem aan het worden in Leeuwar den. Onze fractie vindt dat wij allen alle mogelijke moeite zullen moeten doen hiervoor een goede maar wel een goedkopere oplossing dan het kinderdagverblijf te vinden. Wanneer kan het resultaat van het onderzoek door de Raad voor Jeugdaangelegenheden tegemoet worden gezien? Welke proce dure wordt daarna gevolgd? Is het misschien ook mogelijk de oudercommissies via de scholen mee te laten denken over kinderopvang tussen de middag? Ik denk hierbij bij voorbeeld aan gastgezinnen. Kan de wethouder, wanneer hij binnenkort voor de Leeuwarder Vrouwenraad Tot Opbouw gaat spreken, dit onderwerp ook daar nog eens aansnijden? Het jaarverslag 1978 van het kinderdagverblijf is onlangs verschenen. Wanneer kan het verslag van 1979 tegemoet worden gezien, heb ik bij het beleidsplan gevraagd. Ik denk namelijk dat het van groot belang is om met recentere cijfers te werken. Ik zou mij kunnen voorstellen dat er een behoefte onderzoek wordt gedaan. Er zijn twintig kinderen in de groep van zes tot twaalf jaar in het kinderdagverblijf. Hoe is de leeftijdsopbouw van deze groep? Dit in verband met de afbouw van deze groep. Welke criteria wor den gesteld aan de groep van nul tot zes jaar om in het kinderdagverblijf te mogen blijven, als kinde ren uit deze groep die leeftijdsgrens hebben overschreden (zie pagina 35)? -Voorts mis ik in het overzicht het particuliere kinderdagverblijf De Regenboog op de Schrans. Op een vergadering van de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening heb ik hier ook al naar gevraagd, toen het concept van dit plan voor ons lag. Vanaf de publieke tribune werd er toen in dit verband tot mijn grote verbazing gezegd dat wij wel moesten oppassen voor "wildgroei". Een vertegenwoordigster van De Regenboog heeft daarna het woord gevoerd in de vergadering van 6 november jl. van de Com missie voor WelzijnsaangelegenhedenOok de Regenboog heeft een wachtlijst van twintig kinderen. Een volgende vraag is nog: wat is er gebeurd met de kinderen in het kinderdagverblijf uit de ge meenten die niet willen bijdragen? Het is een heel stel vragen, maar resumerend kom ik namens onze fractie tot de volgende conclu sie: het plan is niet af, omdat noch de criteria noch de decentralisatie van de accommodaties noch de financiële onderbouw erin zijn opgenomen. Wij vinden dat dit plan zo niet kan worden vastgesteld. Daarom heb ik de volgende motie voorbereid, die ik echter, afhankelijk van het antwoord van de wet houder, in tweede instantie zal indienen. De motie is mede-ondertekend door mevrouw Willemsma-de Jong. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag 24 november 1980, beraadslagend over raadsvoorstel bijlage no. 488, plan 1981-1985 en programma 1981 kin derdagverblijven, gelet op het voorstel van b. en w. van 13 november 1980, gehoord de discussies, besluit het college van b. en w. op te dragen: 1 alsnog criteria voor een opnamebeleid op te stellen in overleg met de directie van het kinderdagverblijf en deze in het plan en programma op te nemen; 2. het door het college overgenomen tweede deel van de CDA-motie van 5 juni 1979 alsnog beleidsmatig in te vullen en in plan en programma op te nemen, te weten: 11 de accommodaties: a. gestreefd zal worden naar accommodaties die qua ruimte, outillage, ligging en spreiding over de gemeente voldoen aan de eisen die een verantwoorde opvang en begeleiding van het kind met zich meebrengen; b. in het plan zal worden aangegeven welke accommodaties in de planperiode, re kening houdend met het gegeven financiële kader en de geanalyseerde behoefte, tot stand zullen worden gebracht; 3. de financiële consequenties van het totale voorgenomen beleid ter zake vooraf aan de raad voor te leggen en voor zover nodig in plan en programma op te nemen. Mevrouw Van der Werf: Ruim anderhalf jaar geleden hebben wij hier in deze raadzaal eerder ge praat over de kinderopvang. Het hete hangijzer was toen met name het punt of het kinderdagverblijf een algemene dan wel een specifieke voorziening moet zijn. Wij hebben toen eindeloos gepraat over de vraag wat er precies onder werd verstaan, of algemeen nu wel hetzelfde was als basisvoorziening of niet, of algemeen specifiek werd als er niet meer geld kwam, of en ga zo maar door. Wij kunnen nu wel weer opnieuw die woordspelletjes gaan voeren om te zien wat er uiteindelijk uitkomt, maar dat lijkt ons niet zo zinvol. Hoe men het ook noemt, het feit blijft dat een groot aan tal ouders, die behoefte hebben aan opvang voor hun kinderen, in de kou blijven staan. Die ouders blijven niet in de kou staan omdat de toelatingscriteria hen niet duidelijk zouden zijn, zoals de woord voerster van het CDA zojuist naar voren bracht, maar wel omdat er gewoonweg veel te weinig ruimte en veel te weinig opvangcapaciteit is. Er vindt in dit plan geen uitbreiding plaats van de huidige capaciteit, tenzij er in de vrijwillige sfeer het een en ander op poten wordt gezet. Wij vinden dit heel jammer, niet alleen omdat dit voor de betreffende ouders"en kinderen tot ontzettend nare situaties kan leiden, maar ook omdat daardoor een maatschappelijke ontwikkeling, die wij positief waarderen, wordt tegengehouden. Een ontwikke ling, die de gezinsstructuur ter discussie stelt. Het gezin, dat volgens sommigen de hoeksteen van de samenleving is, wordt ter discussie gesteld. Het gezin, dat volgens ons het isolement en de onderdruk king van vrouwen en kinderen juist in stand houdt. Op de gevolgen daarvan is mevrouw Otsen in haar uitstekend betoog al uitvoerig ingegaan. Ik zal een en ander niet herhalen, maar volstaan met haar woorden te onderschrijven. Wat volgens ons een goede oplossing is, is dat er een goed stelsel van collectieve voorzie ningen komt. Als er dan vanuit het particulier initiatief bepaalde initiatieven worden ontwikkeld in bij voorbeeld de richting van gastgezinnen, dan vinden wij niet dat wij van boven af moeten zeggen: foei, dat mag niet. Als wij daarop echter ons beleid gaan baseren, zoals door mevrouw Zondag werd gesuggereerd, dan zijn wij het daar volkomen niet mee eens. Hoe komen wij nu in de situatie terecht dat wij veel te weinig geld hebben? Dat is immers een van de grote oorzaken van het hele probleem waarover wij praten. Dat wij veel te weinig geld heb ben, komt omdat de landelijke regering weigert meer geld aan de gemeenten te geven voor meer kin deropvang. Dat gebeurt dan onder het mom van: we vinden het wel belangrijk, maar we moeten be zuinigen, het geld is op. Dat is natuurlijk maar heel betrekkelijk. In totaal is er misschien wel min der geld, maar daarom kan men nog wel keuzen maken tussen wat men wel en niet belangrijk vindt. Wat het huidige "ondernemers-kabinet" doet, is dat zij de recessie in het kapitalisme gebruikt om al lerhande bezuinigingen in de collectieve sector door te voeren en handenvol overheidsgeld in een on gerichte geldstroom naar het bedrijfsleven te laten verdwijnen, zogenaamd om de werkgelegenheid op peil te houden. Het grootste struikelblok is dus de landelijke regering. Maar moeten wij als gemeente dan het hoofd maar in de schoot leggen en ons moedeloos bezighouden met het verdelen van de zogenaamde armoede? Of kunnen wij meer? Wat heeft de gemeente bij voorbeeld in de afgelopen periode alle maal geprobeerd om meer geld te halen uit Den Haag? Welke acties zijn er geweest? Welke stappen zijn ondernomen om samen met andere gemeenten harde eisen te stellen voor meer geld voor kinder opvang? Waarom nemen wij zelf niet meer ter hand? Waarom stellen wij geen extra gelden beschik baar uit eigen gemeentelijke middelen? Ook gemeentelijk valt er nog wel het een en ander af te we gen. Daarop zullen wij echter bij de behandeling van de begroting verder ingaan. Eventueel moeten wij, zoals wij al eerder bij begrotingsbehandelingen naar voren hebben gebracht, ter wille van wat wij belangrijk vinden de gemeentebegroting overschrijden, als enige manier om aan het rijk duidelijk te maken dat er meer geld voor dit soort zaken moet komen. Het plan dat nu voorligt, draagt duidelijk de sporen van beleid maken vanuit de visie: wat is fi nancieel haalbaar? Natuurlijk kunnen wij niet onbeperkt doorgaan met geld uitgeven, dat weten wij zelf ook wel, maar dat wil niet zeggen dat men niet zou moeten komen met een visie op wat men wen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 6