?S8 in de stuurgroep naar voren gekomen is, is de omstandigheid dat men van de zijde van de welzi jnsinstel- lingen uiterst huiverig is voor het in deze richting gaan. Men stelt dat de gewenste bevolkingssamen stelling in de wijken geen aangelegenheid is die vanuit de stuurgroep kan worden bedisseld, maar een zaak van de bewoners. Parallel hiermee liep - op het eerste gezicht had het er niets mee te maken, maar qua tijdstip van instelling liep het een wel parallel met het ander - de instelling van een contact commissie betreffende Heechterp. Daarbij was een heel concrete zaak aan de orde, waarbij de gewen ste bevolkingsopbouw in de wijk eveneens een rol speelde. Op een gegeven moment is gezegd - dit is ook in de stuurgroep aan de orde geweest - dat wij, alvorens wij in wazige filosofieën inzake geheel Leeuwarden zouden terecht komen, eerst maar eens moesten bekijken of ten aanzien van Heechterp tot een visie zou kunnen worden gekomen, wat trouwens ook om andere redenen een eis was. Wij hebben ons op het standpunt gesteld dat het beter zou zijn - het ging om de verhouding tussen aantallen een- en tweepersoonshuishoudens en aantallen gezinnen enzovoorts - in dit opzicht met één concrete wijk te beginnen dan min of meer in het vage te redeneren. Wat het toewijzingsbeleid betreft zal men om te beginnen moeten kunnen beschikken over gegevens met betrekking tot de vraag wie er nu eigenlijk zijn geregistreerd, hoe de behoeften liggen, of mensen vooral van klein naar groot dan wel van groot naar klein willen, of een bepaalde differentiatie is aan te brengen en hoe het ligt met de huren die men nu betaalt en die men zou willen betalen. Op basis van deze gegevens en een analyse daarvan kun je er pas over gaan nadenken of je tot een gemeenschappelijk toewijzingsbeleid zou kunnen komen. Nu vond het vorig jaar wel een centrale registratie plaats, maar dat gebeurde handmatig. Inmiddels is aan het laatste een eind gekomen, de verwerking van de gegevens is geautomatiseerd en juist een paar dagen geleden waren wij zo ver - de computer staat zoals u weet bij het Gemeentelijk Woningbedrijf - dat alle ingeschrevenen in de computer zijn verwerkt, wat betekent dat wij sinds heel kort de computer hierover vragen kunnen stellen en de verwachting mogen hebben dat daarop dan ook een antwoord wordt gegeven. Enkele gegevens wil ik - ze zijn zeer kort geleden ter ta fel gekomen - nu graag noemen: - het aantal ingeschreven woningzoekenden bedraagt op dit moment in Leeuwarden - afgerond - 4.500; - van het aantal ingeschrevenen heeft 28% op dit moment geen zelfstandige woonruimte; men woont of bij ouders of bij andere familie en een 500-tal woont op kamers; van de ingeschrevenen wenst ongeveer de helft een eengezinswoning en een derde een flat; degenen die een flat wensen, zijn vooral onder de alleenstaanden en de jongeren te vinden; - 66% van de ingeschrevenen heeft een netto-inkomen beneden de 1.500,— per maand; - voorts wil van de 4.500 ingeschrevenen - dit is een mijns inziens uiterst belangrijk gegeven in verband met onder andere de vraag of je van doorstroming een gedeeltelijke oplossing kunt verwachten - pl.m. 16/o een huur betalen van meer dan 450,-- per maand; wij zullen ernstig over dit gegeven moeten nadenken, want dit kan inhouden dat voor een segment van het aantal woningzoekenden de doorstroming zou kunnen worden bevorderd; van de ingeschrevenen is een aantal - u weet dat wij met urgentie-criteria werken - van 900 als ur gent tot zeer urgent gekwalificeerd; - van de geregistreerde woningzoekenden is 60% korter dan één jaar ingeschreven en 7% langer dan twee jaar. De moeilijkheid is altijd hoe je uit dit soort gegevens conclusies moet trekken. In ieder geval blijkt er duidelijk uit dat er in Leeuwarden sprake is van woningnood. Dit soort gegevens zal ons in de toekomst een beter inzicht in de problematiek kunnen bieden, maar de uitsplitsing naar specifieke behoeften - ik denk aan de behoefte aan bejaardenwoningen en dergelijke - heeft tot nu toe nog niet plaatsgevonden. Wij beschikken zoals gezegd pas sinds een paar dagen over de hiervoor vermelde gegevens. De heer Bijkersma. De wethouder heeft medegedeeld dat 66% van de woningzoekenden een inkomen van minder dan 1.500,per maand heeft, maar de maatschappelijke functie van de betrokkenen heeft hij niet aangegeven. Mag ik aannemen dat zich hierbij een groot aantal studerenden bevindt? Je kunt nu wel over een inkomen spreken, maar in het geval van studerenden is het mijns inziens beter over een toelage te spreken. Als het om studerenden gaat is 1.500,-- altijd nog een hoog bedrag. De heer De Pree (weth.): Of er nu over een inkomen, een studiebeurs of een toelage moet worden gesproken, de naar voren gekomen gegevens maken in ieder geval duidelijk dat een hoog percentage van de woningzoekenden vanwege hun inkomenssituatie niet in staat is een hoge huur te betalen. Dit is ove rigens geen nieuw gegeven, dezelfde situatie doet zich in andere steden voor. Verrassend was voor mij het toch vrij hoge percentage woningzoekenden dat bereid en in staat blijkt te zijn een huur van meer dan 450,-- per maand te betalen, een gegeven dat met het oog op de doorstroming van belang is te achten. Meer conclusies kunnen wij echter op dit moment aan de enkele dagen geleden ter tafel geko men gegevens nog niet verbinden. De Voorzitter:(Het is de vraag waarom deze mensen niet automatisch naar de rijen hier en daar leeg staande huizen met hogere huren verhuizen. Dat is wat onbegrijpelijk. De heer De Pree (weth.): De leegstaande woningen zijn koopwoningen. De heer Heere: Is nu ook bekend in hoeverre het plaatje van de behoefte het aanbod dekt of omge keerd, in hoeverre overlapt het een het ander? Met andere woorden: hoe verhoudt de woningvoorraad zich kwantitatief en kwalitatief tot de behoefte? Als daarin inzicht bestaat zou daaruit wellicht een aan wijzing voor de toekomst kunnen voortvloeien. De heer De Pree (weth.): Daaraan wordt momenteel gewerkt, althans in zoverre het onderzoeksbu reau RIGO met een volkshuisvestingsnota bezig is. Daarbij probeert men - wij hebben geen woning- kartotheek - inzicht in het Leeuwarder woningbestand te krijgen en dat naar allerlei sectoren. Daartoe moest een apart onderzoek worden verricht, waarvoor gelukkig via een koppeling naar de onroerend- goedbelasting en dat soort zaken wat geld beschikbaar was. De hierop betrekking hebbende gegevens hebben wij nog niet, maar ik hoop dat hierover wel iets in de knelpuntennota, in het eerste deel van de volkshuisvestingsnota, zal staan. Daardoor zullen wij wat meer inzicht krijgen. Wij weten nu wel globaal hoe de behoeften liggen - overigens ook nog niet gedifferentieerd, dat zal allemaal nog uit de computergegevens moeten worden gehaald -, maar een en ander zal moeten worden afgezet tegen de huidige situatie, de nieuwbouw en het aanbod aon woningen. Tegenwoordig wordt wel bijgehouden wat er vrijkomt, vooral welk soort woningen en hoe dat zich tot de behoefte verhoudt. Als blijkt dat de behoefte vooral naar kleine woningen uitgaat, terwijl almaar grote woningen vrijkomen, dan kun je daaruit wel iets opmaken. De Voorzitter:: Dan zit je dicht in de buurt van de 750, en 450, wat woonlasten betreft en dat zijn dan de potentiële klanten voor Camminghaburen. De heer Buising: De wethouder heeft een percentage genoemd van mensen die langer dan twee jaar staan ingeschreven. Is bekend hoe lang deze mensen staan ingeschreven, is dat bijvoorbeeld vier of vijf jaar? De heer De Pree (weth.): Dat loopt van twee jaar tot in sommige gevallen tien jaar, maar dat laat ste zegt nog niets, want er zijn woningzoekenden die opgeven dat zij per se in een bepaalde straat - het nummer noemen ze dan nog niet - een woning toegewezen willen krijgen. Als dan jarenlang in zo'n straat geen woning vrijkomt, komen zij niet aan de beurt. Het komt overigens ook meer dan vroe ger voor dat een aangeboden woning, die wel in overeenstemming is met bijvoorbeeld de gezinsgrootte, door de betrokkenen wordt geweigerd omdat zij niet in de betreffende buurt willen wonen. Het wel toe gewezen krijgen van een woning kan in dergelijke gevallen heel lang duren. De Voorzitter: Zijn de inschrijvingen van langer dan een jaar hierin niet verdisconteerd? Zijn de mensen die al een huis hebben hier al af? De heer Zwart: Ze hebben wel een huis, maar ze willen een andere woning, ze willen doorstromen. De heer De Pree (weth.): Een opschoning heeft plaatsgevonden ten aanzien van degenen die inmid dels waren geholpen of zichzelf geholpen hadden. Elk halfjaar krijgt men bericht dat men staat inge schreven, waarbij wordt gevraagd of men ingeschreven wenst te blijven. De heer Sterk: Het is mijns inziens interessant te weten hoeveel van de 4.500 ingeschrevenen mo menteel in Leeuwarden woonachtig zijn. De heer De Pree (weth.): Dat hebben wij nog niet aan de computer gevraagd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 71